Preek over Psalmen 89:39-53

2017-04-30 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Vragen aan God

Liturgie:

♪ Psalm 116: 4, 5, 8
♪ E38 – In de Heer vind ik heel mijn sterkte
♪ E24: 1 – De Here zegent jou
Psalmen 89: 1-5, 39-53
♪ Psalm 89: 13, 14, 16, 18
♪ Gezang 254: 2, 3, 4
♪ E163 – U weet wat ik denk
♪ Zingen en bidden in huis en kerk 150A
♪ Gezang 411: 1, 6

Geschokt geloof

Als u dingen niet snapt van God, dan kunt u in dit Bijbelgedeelte terecht. Hier worden vragen aan God gesteld die er niet om liegen. Vragen zoals:
 
Als God liefde is, waarom doet Hij dan niets aan de ellende?
 
In zulke vragen wordt de spanning uitgedrukt tussen de Bijbelse verkondiging en de feitelijke werkelijkheid. De Bijbel drukt ons op het hart te geloven dat God liefde is. Mar als je om je heen kijkt zie je tal van dingen die daarmee niet lijken te rijmen. Zo geeft psalm 89 hoog op van Gods trouw aan het koningshuis van David. Zie de verzen 4 en 37v:
 
Ik heb met mijn uitverkorene een  verbond gesloten,
aan mijn dienaar David gezworen: …
Zijn dynastie zal altijd voortleven,
zijn troon voor mij staan als de zon. 
 
Maar de werkelijkheid ziet er anders uit: de koning van Israël, Israëls gezalfde (vers 39, 52), staat er alleen voor en heeft het onderspit gedolven:
 
U gaf zijn tegenstanders de overhand.
U hebt zijn glans gedoofd,
zijn troon omver geworpen. (vers 43,45)

Zo is de toonzetting van het laatste gedeelte van psalm 89 vertwijfeld en ontgoocheld:
 
Hoe kan het dat U de koning verstoten en verworpen hebt, terwijl U toch aan David beloofd had dat U zijn dynastie voor eeuwig zou bevestigen?

U had toch een verbond met uw uitverkorene gesloten? Waarom versmaadt U dan nu het verbond met uw dienaar? (vers 40)

Hier spreekt iemand vanuit een geschokt geloof. Wat er gebeurt, dan klopt niet met Gods zelfopenbaring. De realiteit lijkt zijn geloof onderuit te halen.

Ruimte voor vragen

Zo laat deze psalm zien, dat er ruimte is in de kerk om wanhopige vragen aan God te stellen. Het is opvallend dat juist psalm 89 dat laat zien. Het eerste gedeelte van het lied is namelijk nogal juichend. Zo juichend, dat sommige mensen het als te triomfantelijk ervaren. Zie de berijmde versie, couplet 7 en 8:
 
Hoe zalig is het volk dat U de lofzang zingt,
dat uitbreekt in gejuich als de bazuin weerklinkt.
Zij zullen in uw naam zich dag aan dag verblijden.
Uw welgevallen doet ons grote dingen wagen
en met geheven hoofd de kroon der ere dragen. (Berijming vers 7,8)

Maar psalm 89 eindigt niet bij vers 38. Een kwart van deze psalm is een klaaglied. Troostrijk is dat. In de Bijbel zijn de tegen-stemmen niet weggewerkt.
 
Hoe lang nog, HEER? Bent U voor altijd verborgen? (vers 47)

Iemand die een lastige tijd in zijn leven doormaakte zei eens tegen mij: ‘Ik kan er op het ogenblik niet zo goed tegen als het in de kerk al te vrolijk toegaat.’ Daar moet ik aan terugdenken als ik deze psalm op mij in laat werken. Ik moet ook denken aan de gedachtewisseling met gemeenteleden over familieleden of vrienden die met hun geloof ernstig in de knoop waren geraakt. We merkten hoe goed het was om de schrik daarover, en de verlegenheid ermee, met elkaar te delen. Juist ook met het oog op die moeite is het zo heilzaam om psalmen te kennen die aan dat geschokte geloof uitdrukking geven. En als er vanmorgen mensen in de kerk zitten die zeggen: ‘Ik heb zelf zo’n geschokt geloof…’, weet dan dat er voor u in de Bijbel ruimschoots plaats wordt gemaakt.

Klaaglied

Ik ga u nu dat klaaglied nog een keer voorlezen, en wel uit de Willibrordvertaling. Ik geef een korte toelichting: het heeft betrekking op een verschrikkelijke nederlaag van de koning van Israël. Misschien slaat het op de ondergang van Jeruzalem, misschien op een eerdere fatale veldslag. In elk geval is de stemming wanhopig: het is gedaan met het koningshuis van David. Israëls vijanden behalen de overwinning. Overal zie je smeulende puinhopen. Met aangrijpende beelden wordt geschetst hoe duister de situatie in het koninkrijk was. Je zou kunnen zeggen dat dit klaaglied de sfeer van 4 mei ademt.
 
Maar U hebt hem nu toch verworpen, verstoten,
U bent toornig op uw gezalfde.
U hebt het verbond met uw dienaar verbroken,
zijn kroon door het slijk gehaald.
Enzovoorts…

Lofprijzing

Nu is het u misschien opgevallen dat de psalm toch eindigt met een lofprijzing:

Geprezen zij de HEER in eeuwigheid. Amen, amen.
 
Hoe kan dat? Het zit zo: vers 53 maakt eigenlijk geen deel uit van psalm 89. Het is de afsluitende regel van het derde deel van het Psalmboek. Er zijn namelijk vijf delen: Elk deel wordt afgesloten met een lofprijzing. Stel je de volgende uitgave van het psalmboek voor: Daarmee wordt iets moois aangeduid, namelijk, dat ook de klaagliederen zijn ingebed in de tempeldienst. Israël blijft de lofzeggende gemeente. De klacht krijgt niet buiten, maar binnen de tempel een plaats. Mensen met een geschokt geloof krijgen voluit de ruimte, maar omwille van hen wordt het dienen van de HEER niet opgeschort. Zo is het in de kerk ook. Wij omarmen mensen die ernstige vragen aan God stellen. Er is voor hen ruimschoots plaats. Hun klaagliederen mogen gehoord worden. Maar we blijven ons geloof belijden. We blijven de HEER vereren, erop vertrouwend dat Hij dat waard is. We sluiten deze dienst ook af met de lofprijzing waarmee het psalmboek als zodanig eindigt: psalm 150. En we roepen al die mensen met een geschokt geloof op: ‘Loop niet weg! Laat jouw klaaglied opgenomen blijven in het grote geheel van de belijdende gemeente.’

Ootmoedig gebed

In dit verband is op nog iets anders te attenderen. In het klaaglied, met al die vragen aan God, wordt gebeden. Er wordt niet geklaagd over God, maar tot God. Dat is een belangrijk verschil. Over God klagen kan betekenen dat je jezelf buiten de relatie tot Hem stelt. Maar als je tot Hem klaagt, is die relatie volop in tact! Denk niet dat je alleen maar een goede relatie tot God kunt hebben als je uitsluitend ´halleluja´ roept. In een goede relatie is ook plaats voor uitgingen van teleurstellingen. Nu is opvallend, dat het geklaag in vers 48 plaats maakt voor een smeekbede tot God:
 
Gedenk mij, en mijn vluchtig bestaan.

Men vermoedt dat het de koning zelf is die hier aan het woord komt. Zijn gebed is even indringend als ontroerend:
 
Denk aan mij…

Zo bad ook de misdadiger aan het kruis:
 
Denk aan mij wanneer u in uw koninkrijk komt. (Lucas  23:42)

Zo bad ook Simson, toen hij ten einde raad was:
 
HEER, mijn God, denk toch aan mij! Geef me alstublieft nog eenmaal genoeg kracht….(Rechters 16:28)

En nu bidt dus ook de gekwelde koning van psalm 89 met deze woorden tot God.
 
Denk aan mij…

Ook in dit opzicht houdt psalm 89 dus geen breuk in met de geloofsgemeenschap. Deze koning, met z’n vele vragen, blijft zijn hoop vestigen op God. Soms wordt het geloof inderdaad teruggebracht tot dit heel basale, het zuchten en smeken: ‘Heer, denk aan mij, en mijn vluchtig bestaan.’ Maar ben je juist dan niet heel dichtbij onze Heer, Jezus Christus? Als er één kon klagen over spot van vijanden, en over het doven van zijn glans (vs 5), over de ontwijding van zijn kroon (vers 40) – dan Hij. Dat God zich voor zijn gezalfde verbergt (vers 47), dat is nooit vreselijker werkelijkheid geworden dan op Golgotha. Zo neemt psalm 89 u, met uw geschokte geloof, mee naar het kruis. Daar mag u het raadsel van het lijden doorleven. Want een raadsel is het, dat God trouw belooft aan zijn uitverkoren Koning, en Hem vervolgens zo laat vallen… Zelfs het feit dat in de Bijbel getoond wordt dat dit lijden nodig was voor de verzoening van onze zonden, houdt niet in dat het raadsel wordt opgelost. In de kwellende vraag van Jezus aan het kruis komt het raadsel van psalm 89 alleen maar levensgroot voor je te staan.
 
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?(Matteüs 27:46)

In de Bijbel wordt daarop geen goedkoop antwoord gegeven. Er wordt wel verkondigd dat dit niet het einde was. Op de dag van de opstanding werd duidelijk, dat God zijn zoon toch niet voorgoed had laten vallen. Daarom heeft het toch zin om tot deze God te bidden: ‘Denk aan mij…’ Blijf dan ook, als u een geschokt geloof heb, niet staan bij Golgotha. Loop van daaruit door naar het lege graf. En vind dáár de moed om te blijven bidden: ‘Heer, denk aan mij.’ Hij, die uiteindelijk aan zijn zwaar beproefde Messias dacht, zal ook u niet vergeten. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.