Preek over Daniël 9:16-19

2016-04-24 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Hoopvolle ootmoed

Liturgie:

♪ E76 - Hier in uw heiligdom
♪ Psalm 65: 1, 2
Daniël 9: 1-6, 15-19
♪ Psalm 79: 1, 3, 5
♪ Zingen en bidden in huis en kerk lied 377
♪ E33 – Door uw genade, Vader
♪ God, die was en is en komt

Verwoest heiligdom

Vanmorgen vraag ik uw aandacht speciaal voor het gebed in Daniël 9:17:

Zie uw verwoeste heiligdom met mededogen aan.

Dit gebed heeft iets speciaals Letterlijk staat er namelijk:

Doe uw aangezicht lichten over uw heiligdom dat verwoest is. (SV)

Die woorden kennen we van de zegen aan het eind van de dienst! Maar hier klinkt het dus anders. Niet: “Doe uw aangezicht lichten over ons,” maar: “… over uw verwoeste heiligdom.” Daniël heeft het over de tempel die in puin ligt. Alleen: hij kan er niets van zien. Hij kan er alleen maar aan denken. Want hij verblijft in een vreemd land, op een afstand van duizend kilometer van Jeruzalem. Zijn land is van hem afgepakt. Daarom bidt hij tot God:
 
Zie uw verwoeste heiligdom met mededogen aan.

Ontkerkelijking

Kun je je er iets bij voorstellen? Misschien moet je aan een afgebroken kerk denken. Wist jij dat de komende 15 jaar 2000 kerkgebouwen zullen worden gesloten of een andere bestemming krijgen? (Donatus Dichterbij, maart 2016) 2000! Intussen komen er steeds meer moskeeën. In onze eigen kerk horen we met regelmaat dat mensen zich onttrekken. De toelichting is soms dat men nog wel gelooft, maar niet veel meer met de kerk heeft. Maar af en toe is er ook een brief in klare taal: “Ik geloof niks meer.” Grootouders slikken als kleinkinderen niet gedoopt worden. Jongeren vinden steeds moeilijker een christelijke partner. Veel voornamelijk oudere christenen voelen zich steeds meer een vreemdeling in de samenleving. Zij herkennen de situatie van Daniël: “Ons land is van ons afgepakt.” Het christelijk Nederland dat zij kenden is er niet meer. Niet alleen gaan al die kerken dicht en komen er steeds meer moskeeën. Er is ook de politieke verandering: de christelijke partijen hebben het niet meer voor het zeggen. Hoe gaan we daarmee als christenen om? Ik weet wel: onze kerk zit af en toe bomvol. Fijn! En wat zijn er onder ons veel enthousiaste christelijke gezinnen en jongeren. Prachtig! Maar hoe was het ook weer? “Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee.” (1 Korintiërs 12:26) En het zou toch dom zijn om de kop in het zand te steken en de cijfers te negeren? Dus nog eens: hoe als christenen te reageren op die afgebroken kerkgebouwen, op steeds meer moskeeën, op dat onmiskenbare feit dat we in de samenleving al meer terrein verliezen?

Schuldbelijdenis

Daniël reageert met een schuldbelijdenis.

Om onze zonden en om de overtredingen van onze voorouders worden Jeruzalem en uw volk te schande gemaakt. (9:16)

Er zijn wel christenen die voorstellen om zo ook op onze situatie te reageren. Je kunt wel verontwaardigd zijn over wat er nu gebeurt. Maar zouden we misschien de hand in eigen boezem moeten steken? Zou God de HEER misschien zelf de hand hebben in al die afbraak, in reactie op jaren en eeuwen van hemeltergend onrecht? Want was dat ‘christelijke Nederland’ nu echt zo christelijk? Er was slavenhandel. Er was anti-semitisme. Er was verschrikkelijk sociaal onrecht in de 19e eeuw. Men luisterde niet naar de duidelijke boodschap van de profeten. Zou het misschien zo zijn, dat de HERE God nu boos zegt: “OK. Als jullie Me dan toch laten praten, dan zeg Ik niets meer. Dan blijft het voortaan stil vanuit de hemel. Dan kan de volgende generatie tot de conclusie komen: ‘Hij is er echt niet.’ Als bij jullie alles om geld draait, dan moet het maar zo zijn dat jullie kerkgebouwen een commerciële bestemming krijgen….”? Ik zeg niet dat er niets goed was in christelijk Nederland, niets om dankbaar voor te zijn. Ik zeg wel dat er genoeg was om je voor te verootmoedigen, om nu geen rechten te kunnen doen gelden op duidelijke blijken van Gods aanwezigheid. Vandaar dat sommige christenen dus opperen, dat de golf van verwereldlijking en ontkerkelijking die over onze samenleving slaat, misschien teruggaat op Gods zelfgekozen afwezigheid. Daarmee zou Hij dan reageren op ‘onze zonden en de overtredingen van onze voorouders’. Ik wil u vragen om te overwegen of zij gelijk zouden kunnen hebben als ze zulke ernstige tonen aanslaan. Wat zij zeggen klinkt in elk geval aannemelijker, dan dat ouders het aan hun eigen tekortschieten in de geloofsopvoeding te wijten hebben als hun kinderen niet meer geloven. Alsof vroegere generaties, die oneindig veel minder met kerkverlating geconfronteerd werden,  het zoveel beter deden. Nee, dan ligt de suggestie meer voor de hand, dat de teloorgang van het christendom waarmee wij te maken hebben te vergelijken is met de puinhopen waar het hart van de balling Daniël vervuld van is. Daniël schreeuwt geen moord en brand. Laten wij, oog in oog met al die moskeeën dat ook niet doen. Daniël buigt het hoofd voor God. Laten wij dat ook doen.

Hoopvol gebed

En: Daniël laat de moed niet zakken. Laten wij dat dan ook niet doen! Ik wijs in dit verband op twee dingen. Het eerste is dat hij in zijn ballingschap dichtbij de Heer blijft leven. Uit het eerste deel van dit Bijbelboek blijkt dat hij in dat verre Babel zelfs een heel aanstekelijke gelovige is! Laat dat ook van ons gezegd kunnen worden. Laat je niet plat slaan door de verwereldlijking en ontkerkelijking, maar koester het leven dicht bij onze God, zo, dat anderen er wellicht door worden aangestoken. Er let er verder op dat Daniël, in de tweede plaats, bidt tot God of Hij zich wil ontfermen. Ook in die zin laat hij de moed niet zakken, dat hij verwacht dat God een keer zal brengen. Hij klampt zich vast aan Gods belofte die in de boeken van de profeten te vinden is (9:2). Vandaar zijn gebed:

Doe uw aangezicht lichten over uw heiligdom dat verwoest is.

De verwoesting van Jeruzalem getuigt ervan dat God ook donker kan kijken. Als Hij dat doet – berg je dan maar. Daniël vertrouwt er echter op dat de tijd komt dat er weer lichtjes in Gods ogen zullen zijn. Dat zijn de lichtjes van zijn vergeving en genade. Dáár bidt hij dan ook om:

Heer, luister naar ons! Heer, vergeef ons! Heer, verhoor ons gebed! (9:19)

Omdat hij weet van Gods vergeving, daarom gelooft hij dat de verwoesting van het heiligdom niet het einde zal zijn, daarom durft hij te bidden om Gods lichtend aangezicht erover. Het is goed als ook wij in onze tijd van verwereldlijking onze hoop erop vestigen dat God zijn aangezicht over ons laat lichten. Het spreekt niet vanzelf dat Hij dat doet. Als er niet de vergeving van God was, dan was er niet dat lichtend aangezicht. Bedenk dat straks maar eens, als de dienst besloten wordt met de zegen:

De HEER doe zijn aangezicht over u lichten…

Dat wij de kerk straks onder die zegen mogen verlaten, heeft er alles mee te maken dat wij ons eerst brood en wijn mogen laten toedienen als tekenen van Gods vergeving en vernieuwing. Nee, als Christus niet gestorven was voor onze zonden, dan was er alleen maar dat heel donkere kijken van God. Maar nu mogen wij, net als Daniël, oog in oog met de puinhopen toch hoopvol zijn. Want onze God is een vergevende God. En dus: hoe te reageren op die afbraak van christelijk Nederland? Door avondmaal te vieren, en van daaruit ons uit te strekken naar Gods lichtend aangezicht. Prachtig klinkt het ook in 9:18:

Niet omdat wij rechtvaardig zouden hebben gehandeld leggen wij onze smeekbeden aan U voor, maar omdat uw barmhartigheid groot is.

Inderdaad: niet omdat wij rechten kunnen doen gelden kunnen wij hoopvol bidden tot God. Nee, omdat God zo overweldigend barmhartig is, laten wij daarom die niet gedoopte kleinkinderen, en die eindeloze rij gesloten kerken, en dat gevoel van in een hoek gedreven te worden, hoopvol aan God de Heer voorleggen. “Open uw ogen, lieve Heer. Zie het alles met mededogen aan. Doe uw aangezicht erover lichten.” (9:18,17) Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.