Preek over Hebreeën 10:14-18

2016-03-13 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Grote Verzoendag

Liturgie:

♪ E65 – Heer, ik prijs uw grote naam
♪ Psalm 91: 1, 2
Leviticus 16: 29-34
♪ E168 – Vader, vol van vrees en schaamte
Hebreeën 10: 1-22
♪ LZBHK lied 377: 1, 4, 7
♪ E74 – Het is volbracht
LZBHK lied 342
♪ Psalm 43: 3, 4, 5

Achterhaald en bekend…

Zo op het eerste gezicht zit een christen van de eenentwintigste eeuw niet op Hebreeën 10 te wachten. De schrijfstijl is zo ingewikkeld, dat het niet meevalt om het betoog van de schrijver te volgen. Verder zal het onderwerp niet gauw enthousiasme losmaken. Want de boodschap dat christenen geen dierenoffers meer hoeven te brengen was misschien in de eerste eeuw nieuw, maar lijkt het laatste te zijn waar een modern mens op zit te wachten. Het offeren van dieren is toch voor ieder van ons iets dat geheel en al buiten onze leefwereld ligt? En dat dan Hebreeën 10 uitloopt op de verkondiging dat er door het offer van Christus voor ons vergeving van zonden is – dat lijkt voor menig christen op het intrappen van een open deur. Om dat te horen hebben wij zo’n ingewikkeld hoofdstuk toch niet nodig… Zo is het voor ons nog niet zo gemakkelijk om Hebreeën 10 op ons af te laten komen. Daarvoor doet het betoog van de schrijver enerzijds te achterhaald aan, en klinkt het anderzijds te bekend. Je moet veel preciezer en aandachtiger, en ook nieuwsgieriger lezen, om door dit hoofdstuk gepakt te worden. Mij ging het boeien toen ik de beginverzen om zo te zeggen ging spellen. Ik ontdekte dat de schrijver iets wilde zeggen over Grote Verzoendag. Want het is daarnaar dat in vers 3 verwezen wordt:

Elk jaar worden met dezelfde offers de zonden weer in herinnering geroepen.

We lazen erover in Leviticus164:

Eenmaal per jaar moet voor de Israëlieten verzoening bewerkt worden voor al hun zonden. (16:34)

Het ritueel dat beschreven wordt is ons vreemd. Maar wat spreekt in deze verzen, is de oproep om het hele leven stil te leggen, vers 29,31. Alles komt tot stilstand. De sfeer is geladen. Er zit iets tussen God en zijn volk in. De Israëlieten kunnen Hem niet rein tegemoet treden, vers 30. Zij moeten van hun zonden gereinigd worden. Anders gezegd: het is bij hen een smerige boel geworden. De stal moet uitgemest worden. De beeldspraak van ‘reiniging’ is bepaald niet verouderd. Spreken ook wij niet van een ‘smerige’ streek, en noemen wij iemand die onzedige dingen doet geen ‘viezerik’?! Let wel: het gaat hier niet over zonden van individuen. Voor de hele gemeenschap, het hele volk moet verzoening bewerkt worden, vers 33. Het volk als zodanig moet een grote schoonmaak ondergaan. Pas dan kan het leven weer verder gaan. En zo ziet het hele volk gespannen toe hoe de hogepriester in vol ornaat binnengaat in het heiligdom, tot in het allerheiligste toe, waar God woont. Daar voltrekt hij door het offer de verzoeningsrite, vers 33. Natuurlijk – dat oeroude ritueel is en blijft ons moderne mensen vreemd. Maar wat spreekt het nog altijd tot de verbeelding dat rond dat ritueel het hele leven tot stilstand komt. Wat wordt daarmee indrukwekkend duidelijk gemaakt dat er iets moet gebeuren wil Gods volk in verbondenheid met de HEER verder kunnen gaan. Eén keer per jaar is er die noodzakelijke grote schoonmaak van Grote Verzoendag…

Een Europese grote verzoendag…

Wat zou het onze samenleving verrijken als wij nog steeds zo iets kenden. Stel je voor: één dag per jaar het leven in heel de Europese Gemeenschap stil gelegd. Eén dag per jaar die geladen stilte, vanuit het besef: wij zijn niet goed bezig! Want de immense problemen waar Europa momenteel voor staat, komen niet over ons als een natuurramp. Eerst de financiële crisis, en nu de vluchtelingencrisis: die hebben er alles mee te maken dat Europa bepaald geen ‘schone’ handen heeft. Denk aan de onverantwoordelijke hebzucht die de financiële wereld opjutte; denk aan de fluwelen handschoenen waarmee Europa Saoedi-Arabië aanpakt, een van de aanjagers van een onverdraagzame Islam; denk aan de wapenhandel die veel geld in het laatje brengt maar intussen de oorlog in Syrië gaande houdt… Wat zou het passend zijn als ook de Europese Gemeenschap éénmaal per jaar het hele leven tot stilstand bracht om tot zelfinkeer te komen, om ernst te maken met het besef dat we zonder grote schoonmaak niet verder kunnen, om de weg terug te zoeken naar de Schepper.  Gek eigenlijk: in die Grote Verzoendag, die op het eerste gezicht zo volkomen achterhaald lijkt, blijkt een enorme diepgang te zitten. En is, omgekeerd, dat moderne Europa van ons, waarin zo velen zelfvoldaan met religie afrekenen, niet akelig oppervlakkig en onverantwoord bezig? Waar zit nu eigenlijk meer kwaliteit van leven in: in onze moderne, verlichte samenleving, of in die archaïsche Joodse Grote Verzoendag? Wat goed is het dat we in de kerk nog wél weet hebben van momenten van verootmoediging. Wat is alleen al onze aanwezigheid in de kerk vanmorgen veelzeggend: met dat wij hier zijn, laten we ons gewone, bedrijvige leven tot stilstand laten komen, om in ernst en eerbied het herstel van de verbinding met God te zoeken. Laten wij, als christelijke gemeente, nu als het ware namens Europa dat prachtige lied zingen:
 
Vader, vol van vrees en schaamte, buigen we ons voor U…

Niet afgeschaft, maar vervuld

En toch gaat die Grote Verzoendag in Hebreeën 10 op de helling.  Of nee: ik moet het anders zeggen. In plaats van de voorafschaduwing komt nu de gestalte zelf, 10:1. Dat wil zeggen: met de komst van Jezus wordt de Grote Verzoendag volgens Hebreeën 10 niet afgeschaft, maar komt zij tot vervulling. De Grote Verzoendag van Leviticus 16 is te diep om te worden afgeschaft. Tegelijk had zij iets onbevredigends, waardoor zij riep om iets anders. Op krasse wijze duidt de schrijver dat aan. Hij zegt in vers 3 en 4, dat de offers niet van de begane zonden bevrijdden, maar dat zij die – integendeel! – juist in herinnering riepen. Want er zat een vermoeiende herhaling in die jaarlijkse Grote Verzoendag. Elk jaar was zij wéér nodig. Eeuw in eeuw uit was er steeds opnieuw jaarlijks die geladen sfeer. Die jaarlijkse reiniging van de zonden raakte onvermijdelijk steeds weer verbleekt. De zonde blééf het volk aankleven. Zo duidde die jaarlijks terugkerende Grote Verzoendag toch ook een ontmoedigende stagnatie aan. De geschiedenis kwam niet echt verder. Dát is wat Hebreeën 10 bedoelt: er moest een grondiger reiniging komen, een radicalere afrekening met het kwaad, een krachtiger offer komen, een andere hogepriester. Kortom: een ander soort Grote Verzoendag. Ga het zo zien: wat Christus op Golgotha gedaan heeft, dat was de echte Grote Verzoendag. Toen werd de definitieve reiniging van de zonde tot stand gebracht. Niet voor niets wordt in de evangeliën benadrukt dat er een enorme geladenheid was op de dag van de kruisiging. Ook toen kwam het leven tot stilstand: er viel duisternis over het hele land die drie uur aanhield. (Matteüs 27:45). Na deze diepingrijpende Verzoendag kon God voorgoed met zijn volk verder. Zie vers 10:

Wij zijn voor eens en altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Christus.

Zie ook vers 18:

Waar dat alles vergeven is, is geen offer voor de zonde meer nodig.

Een nieuwe fase

Vanwege dat definitieve breekt er met Christus werkelijk een geheel nieuwe fase aan in de geschiedenis. In Hebreeën 10:16 wordt naar Jeremia 31 gegrepen om dat aan te duiden. De tijd van het oude verbond met de wet die jaarlijkse Grote Verzoendag voorschreef, is dankzij Christus voorbij. Hij heeft het nieuwe verbond gebracht, met een eenmalig offer voor de zonden, vers 12. Zo is op Golgotha de stagnatie doorbroken. De geschiedenis loopt op een eind, 1:2. Er zit nu vaart in: de gemeente kan zich gaan voorbereiden op de grote ontmoeting met God. Zie wat staat in 12:18 en 22: had Israël nog te maken met de ontmoeting met God op de Sinaï, de gemeente van Christus staat voor

het hemelse Jeruzalem, en voor duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn.

Zo trapt Hebreeën 10 dus allerminst een opendeur in. Het zet integendeel spanning op ons leven. Het wil ons tot de waakzaamheid brengen die bij deze laatste fase van de geschiedenis past: de weg naar de Heer in zijn heerlijkheid ligt open! Wij worden aangespoord om naar Hem op weg te gaan:

Laten we God dan naderen met een oprecht hart een en vast geloof. (10:22

Treffend is dat daarbij gezegd wordt dat we ‘bevrijd van een slecht geweten’ tot God mogen naderen. Dat is nogal wat. Menig christen heeft nog maar al te vaak last van een slecht geweten. Wat gaat het hier dus radicaal toe. Alweer blijkt dat dit hoofdstuk geen opendeuren intrapt, maar een nieuwe frisheid in ons leven wil brengen. De Grote Verzoendag van Christus nodigt u uit u niet langer te richten op uw fouten en tekortkomingen. Op Golgotha is werkelijk eens en voorgoed grote schoonmaak gehouden. Laat dat u stimuleren om met een goed geweten, zonder schroom, naar God op weg te gaan (10:19)

Doop en avondmaal

Daarbij zal het er wel om gaan dat wij onze aandacht vestigen op Jezus, onze hogepriester (vgl. 3:1). Onze zonden hoeven we niet meer te gedenken. Des te meer past het ons om Hem te gedenken. Daarom is de jaarlijkse veertigdagentijd zo goed. Ze helpt ons om aandacht te schenken aan dat eenmalige offer dat gebracht is. Maar dat is niet het enige en ook niet het eerste. Het eerste is het gedenken van Christus aan het avondmaal. De eerste christelijke gemeente was niet voor niets gewoon om elke zondag de maaltijd van de Heer te vieren. Elke zondag. Zozeer was zij onder de indruk van die geweldige, eenmalige Grote Verzoendag op Golgotha. Zo goed begreep zij dat daarmee de geschiedenis haar laatste fase was ingegaan. Het zoenoffer van Christus was zo belangrijk, dat het onder geen beding mocht vervagen. Daarom begon men elke week met het in herinnering brengen van de dood van Christus. En men koesterde zijn doop. Onmiskenbaar wordt in Hebreeën 10:22 op de doop gezinspeeld:

Ons lichaam is met zuiver water gewassen!

Ja, ook de doop is een machtig hulpmiddel om ons Christus in herinnering te brengen. Wat is het goed om onszelf regelmatig voor te houden: “Wij zijn gedoopt! We zijn met zuiverwater gewassen! De stal van ons leven is eens en voorgoed uitgemest!” Je zou kunnen zeggen dat voor de gemeente van het nieuwe verbond doop en avondmaal in de plaats zijn gekomen van de jaarlijkse Grote Verzoendag van het oude verbond. Zij drukken ons met de neus op de enige weg naar God. Zonder Christus kan het met ons en de wereld niet goed komen, en blijft er eeuwige stagnatie. De uitweg loopt via het doopvont en de avondmaalstafel. Wij moeten door het reinigende doopwater heen. En wij moeten brood eten en wijn drinken, om daarin de vergeving van zonden te ontvangen. Daarvoor kom je in de kerk. En daardoor kun je in de kerk zo blij worden. De weg naar God ligt open. Er is een nieuwe fase in de geschiedenis aangebroken. Nu komt het goed. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.