Preek over 1 Korintiërs 15:20-28 en 50-80

2016-01-24 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Lichamelijke opstanding

Liturgie:

♪ Hemelhoog 366 – Wie op de Heer vertrouwen
♪ Psalm 124: 1, 4
Romeinen 2: 4
♪ Psalm 130: 2
1 Korintiërs 15: 20-28, 50-58
♪ LZBHK lied 870: 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8
♪ LZBHK lied 645: 1, 2, 6
♪ Hemelhoog 344 – Ik geloof dat God mijn Vader, Bron van al het goede is

Sterretje aan de hemel

Zou het waar zijn, dat jouw opa, als hij sterft, verandert in een sterretje aan de hemel?  Er is een versje over:

Als een ster sta je nu aan de hemel, stralend kijk je op ons neer.
Zo zal je in mijn herinnering blijven, telkens als ik naar boven kijk.
Keer op keer.

Daar leggen wij vanmorgen naast wat we in de christelijke kerk geloven: “Ik geloof de opstanding van het lichaam.” Is het hetzelfde? Of is het heel iets anders?

Lichamelijke opstanding

Mensen denken wel dat de opstanding van het lichaam erop neer komt dat een lijk terugkomt uit het graf. Dat klinkt nogal griezelig. Het klinkt ook onwaarschijnlijk. Want hoe moet dat na een crematie? Of na tweehonderd jaar, als de meeste graven allang geruimd zijn? Dat van dat sterretje klinkt eigenlijk lieflijker. Als ik het goed begrijp gingen de gedachten van de mensen in Korinte, aan wie Paulus deze brief schrijft, ook meer in die richting. Zij dachten aan zoiets als spiritueel voortleven na de dood. Opvallend is dat Paulus het nodig vindt om daar tegenin te gaan. Hij houdt voet bij stuk en zegt: “Als christenen geloven wij dat de doden lichamelijk worden opgewekt.” Zie 1 Korintiërs 15:52. Waarom is hij zo volhardend? Dat heeft ermee te maken dat Paulus als Jood zo veel betekenis toekende aan het menselijk lichaam. Hij kon niets met de opvatting dat het in het mens-zijn draait om je verstand en je geest, en dat je lichaam niet meer is dan een noodzakelijk omhulsel. Komende vanuit het Oude Testament stond voor Paulus vast, dat een mens zich met al zijn verstandelijke en geestelijke talenten juist uitdrukt in zijn lichaam. Vanuit die overtuiging is er dan ook geen reden om lichamelijke arbeid lager aan te slaan dan geestelijke, zoals in onze samenleving gebruikelijk is. Waarom zou vakkundig een CV-ketel repareren of een koe melken een geringere waarde hebben dan een boekhouding controleren of een PC programmeren? Nee, het lichaam is niet iets bijkomstigs. Wie je als mens bent, ben je in je lichaam. Dat merk je ook daaraan, dat je van overleden mensen zulke levende herinneringen kunt hebben aan hun lichamelijkheid. Na vele jaren kun je je soms nog hun handen voor de geest halen, hun gezicht als ze lachten, hun stem als ze zongen. Daarom ook kunnen we, kijkend naar het lichaam van iemand die gestorven is, zo’n treurig gevoel krijgen. “Hij is het niet meer.” Die handen, waarmee hij stekkertjes uit elkaar peuterde, liggen voor altijd stil. De ogen - er zit geen licht meer in. De voeten, waarmee hij zo graag een balletje trapte – ze doen niks meer. In ons lichaam tonen we wie we zijn. Dat is de reden waarom Paulus er zo op hamert dat het geschenk van het eeuwige leven niet is los te zien van opstanding van het lichaam. Daarmee zegt God: “Deze persoon, met zijn handen, en zijn voeten, en zijn ogen – Ik wil niet dat die ophoudt te bestaan. Ik wil met die persoon door.”

Oordeel

Maar zouden we dat in alle gevallen fijn vinden? Als een dictator sterft slaken veel mensen een zucht van verlichting. Die hand, waarmee hij een handtekening zette onder zoveel doodvonnissen – gelukkig, die schrijft nooit meer. Die stem, waarmee hij zijn walgelijke toespraken hield – gelukkig, die horen we nooit meer. Zouden wij met zo iemand door willen? Of is het goed dat zo iemand ophoudt te bestaan? Gelukkig is dat oordeel niet aan ons. We moeten ons er dan ook maar niet aan wagen. Maar dat betekent niet dat tussen het sterven en de opstanding het moment van de beoordeling ontbreekt. Het spreekt werkelijk niet vanzelf dat er voor een mens een ‘doorstart’ komt na de dood. Het zou inderdaad zo maar kunnen dat er niets verloren aan is wanneer de handen van een boosdoener voor altijd stilliggen. Al doen we er goed aan om daar als mens niets over te willen zeggen – het is even goed dat we het recht van de Schepper eerbiedigen om dat oordeel te vellen. Hij mag en kan tot de slotsom komen: “Met deze mens kan en wil Ik niet door. Wat hij met zijn handen, zijn stem, zijn voeten aan treurigs gedaan heeft – het is genoeg geweest, meer dan genoeg…” Dat bedoelt Paulus wanneer hij het in 1 Korintiërs 15:56 heeft over de zonde als de angel van de dood. Daarom is het goed om je, juist als het over de opstanding van het lichaam gaat, je op het heden te richten, op je activiteiten in het volle leven. Wat doe jij eigenlijk met je handen? Vouw je ze regelmatig om te bidden? Reik je mensen vaak de helpende hand? Of zitten ze vooral los, en doe je er dingen mee bij meisjes die ze eigenlijk niet fijn vinden? En wat doe jij met je stem? Zing je God wel eens lof? Of ben je beter in vloeken en schelden? Zal God van jou straks zeggen: “Met jou wiI Ik door! Wat jij met je handen, je stem, je voeten gedaan hebt – je bent het waard om eeuwig te leven!”? Of zal Hij aan het eind van je leven hoofdschuddend zeggen: “Zo moet het maar blijven: dood. Het is wel genoeg geweest.” Mensen die tot zelfkritiek geneigd zijn en die beseffen hoe scherp God kijkt en hoe hoog Hij de lat legt zijn bang voor die eindbeoordeling. Denken zij te gering van zichzelf? Zijn zij te pessimistisch?

Opstanding in Christus

Het evangelie zegt nergens dat wij wat optimistischer moeten zijn. Het suggereert ook niet dat de Schepper al gauw tevreden is. Het zegt iets anders. Het zegt: “Vergeet vooral Christus niet!” Hij is gestorven om al die zonden van ons weg te dragen op zijn kruis. Hij gaat voor ons staan in het oordeel en zegt tegen de Vader: “Let op wat Ik met mijn handen heb gedaan, en met mijn stem, en met mijn voeten! Ik sta voor deze persoon in. Voor hem, voor haar ben k gestorven. In de plaats van hem, van haar heb ik alles gedaan wat U behaagt.” En dan kijkt God anders naar je. Dan ziet Hij in jouw handen die van zijn Zoon. Dan let Hij niet meer op alles in ons wat Hem stoorde. Dan ziet Hij in jou inderdaad niemand anders dan zijn eigen Zoon. En dan zegt Hij: ”Ja, zó ken Ik je. Zo houd ik van je. Zo wil Ik met je door. Het zou eeuwig zonde zijn als jij dood zou blijven.” En dan spreekt God dit ene woord tot ons: “Leef!” En dan blaast Hij op ons zoals Hij ooit Adam de levensadem in blies, en dan leven wij. En dan zijn onze handen, en onze stem, en onze voeten er tot in eeuwigheid om mens te zijn bij God, en voor God.

Verandering

Worden dan toch lijken levend? Paulus haast zich om te zeggen dat hij het zo niet bedoelt. Hij benadrukt dat wij bij de opstanding veranderd worden, 15:51,52. Wij zullen een ander lichaam krijgen, een onsterfelijk, een onvergankelijk lichaam. In Filippenzen 3:21 zegt hij iets dergelijks:

Hij zal ons armzalig lichaam gelijk maken aan Christus’ verheerlijkt lichaam.

Maar hoe kan dat? Ons lichaam is toch per definitie vergankelijk, sterfelijk? Wij zijn toch zo gebouwd dat onze cellen voortdurend afsterven en vernieuwd worden? Ja, en daarom zal de verandering onbegrijpelijk groot zijn. Juist omdat sterfelijkheid en vergankelijkheid ons zo eigen zijn, kunnen wij ons van dat verheerlijkt lichaam geen voorstelling maken. Alles wat wij bedenken over het leven in de opstanding schiet tekort om iets zinnigs te zeggen. De tijd zal er anders zijn; de ruimte zal er anders zijn; alles zal er anders zijn. Wees daarom voorzichtig met fantasieën, en vul niet te veel in. Beperk je tot de hoofdzaak.

De hoofdzaak

Wat dat is? Dat wij in het leven van de opstanding deel krijgen aan het koninkrijk van God, 15:50. Dat dan God over alles en allen zal regeren, 15:28. Dat dan alle vijanden van het leven vernietigd zijn: alle heerschappij, en elke macht en kracht, 15:24,25. Tot die vijanden rekent Paulus ook de dood. Ook dat laat zich het beste verstaan als je bedenkt dat hij door het Oude Testament gevormd is. Daarin wordt de dood vaak voorgesteld als een viervoudige vijand: het zwaard, de honger, wilde dieren en de pest, Ezechiël 14:21, vgl. Openbaring 6:8. Zo komen ook wij de laatste vijand tegen. De dood als de macht van de oorlog, die steden in puin legt en vruchtbare akkers verwoest.  De dood als de macht van de honger, die in sommige streken miljoenen mensen treft. De dood als de plaag van verkeersongelukken, waardoor honderdduizenden mensen per jaar om het leven komen. De dood als de macht van kanker, die oude en jonge mensen treft. Groots is het visioen van de opstanding dat Paulus schetst. Al die vijanden van het leven zullen eens vernietigd worden door Christus, de opgestane Heer. Het leven in de opstanding – we kunnen er ons nauwelijks een voorstelling van maken, maar de kern en de hoofdzaak zijn duidelijk: God zal dan over alles en allen regeren. Worden wij een sterretje aan de hemel? Paulus zou denk ik tegen mensen die bij die gedachte troost vinden het volgende zeggen: ”Och, ik begrijp dat jullie zo troost zoeken, maar ik verzeker jullie dat God de Heer zoveel meer van plan is. Hij wil de hele wereld bevrijden van kanker, van dictators, van clusterbommen, van geldzucht. Hij wil zijn schepping terugwinnen voor zichzelf. En Hij wil jou terugwinnen voor zichzelf. Want toen hij jou schiep, met jouw handen, jouw stem, jouw voeten,  bedoelde Hij een mens die, net als Jezus Christus, voor altijd zijn zoon, zijn dochter zou zijn.” Ons staat dus één ding te doen. Zorg dat je niet bent weg te slaan van Jezus Christus. Dan zal Hij jou met Hem opwekken (15:23).

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.