Preek over Galaten 5:1-16

2015-05-10 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Geloof en Wet

Liturgie:

♪ E54 – Gods volk wordt uitgeleid
♪ Psalm 95: 1, 2, 3
Galaten 5: 1-16
♪ Gezang 62
Romeinen 13: 8-10
♪ Gezang 481: 1, 4
♪ E137 – Mijn Jezus, mijn Redder
♪ Psalm 96: 3, 6, 7

Oskar Schindler

Afgelopen maandagavond, 4 mei, werd op de TV de film Schindler’s List vertoond. Die gaat over een Duitser die in de Tweede Wereldoorlog 1100 Joden het leven redde. Aan het eind van de film slaakt hij de verzuchting: “I didn’ t do enough.” “Ik deed niet genoeg.” Nee, want hij had nog meer Joden kunnen redden. Het zet aan het denken, dat een man die zoveel voor anderen betekend heeft, daarop terugkijkend vooral piekert over datgene waarin hij tekort geschoten is. Verraadt dat een sombere inslag? Of betoont Schindler zich een realist, omdat het de feitelijkheid is dat een mens in de liefde voor anderen nooit ver genoeg gaat?

Een alomvattend gebod

Ik houd het erop dat dat laatste het standpunt van Paulus is. Daarbij baseer ik mij op wat hij in Galaten 5:14 zegt:

De hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’

Zo op het eerste gezicht schept deze krachtige en duidelijke stelling van Paulus een geweldige ruimte. Er zit iets van een bevrijdende vereenvoudiging in. De hele rimram van verkeersborden bij de weg van het leven kan worden opgeruimd. Het draait uiteindelijk maar om één ding, en bij alle wegen die je gaat staat maar één verkeersbord: “Heb lief!” Augustinus heeft het onnavolgbaar mooi gezegd: “Heb lief, en doe wat je wilt.” Zo eenvoudig is het. Maar die eenvoud heeft ook een keerzijde. Als er uiteindelijk maar één gebod is, namelijk om lief te hebben, dan is er ook geen ontsnappen meer aan. Let op de uitdrukking de hele wet. Daarmee duidt Paulus het alomvattende aan van Gods geboden. In allerlei verschillende situaties vraagt God van ons dat wij doen wat Hij wil. Maar Hij vraagt geen verschillende dingen. Hij vraagt altijd en overal hetzelfde: liefde. Er is geen gebod dat niet gedekt wordt door de liefde. Waar je ook komt in de wereld, het is overal een en hetzelfde gebod waarmee je te maken hebt. ‘Liefhebben’ is het enige dat God vraagt. Maar dit vráágt Hij dan ook, en Hij houdt nooit op dit te vragen. Dáárom kun je je als mens zo tekort voelen schieten. Want heb je ooit genoeg lief gehad? We kunnen niet zeggen: “Ik ben een eind gekomen met liefhebben, maar het houdt een keer op.” Want bij God houdt de liefde nooit op. We kunnen ook  niet zeggen: “In de liefde schiet ik tekort, maar voor het overige doe ik het toch heel aardig?” Want voor God is er geen ‘voor het overige’. De wet is ondeelbaar.  In het gebod om lief te hebben, hebben we te maken met de hele wet. En dus schieten we, als we in enige situatie niet liefhebben, tekort en doen we niet wat God vraagt.

De liefde gekoppeld aan het geloof

Zo zie je maar hoe ook een eenvoudige, sympathieke wet, die we met heel ons hart bijvallen, ons in het nauw kan brengen, onze gemoedsrust kan verstoren, ons kan aanklagen bij God. Aan het liefdesgebod kunnen we verongelukken. Daarom is het zo belangrijk om te blijven zeggen wat ik vorige week met kracht naar voren heb gebracht naar aanleiding van Galaten 3: “Verwacht het niet van je eigen inspanningen, maar van Christus. Het komt niet aan op het doen van de wet, maar op het geloof!” En daarom is het zo nodig om Galaten 5:14 te koppelen aan 5:6:

Belangrijk is dat men gelooft, en de liefde kent die het geloof zijn kracht verleent.

Korter, en eigenlijk ook duidelijker in de vertaling van het NBG van 1951:

Het geloof, door liefde werkende.
 
Hier wordt de ‘liefde’ dus vastgemaakt aan het ‘geloof’. Onderschat het belang daarvan niet. Alleen door terug te grijpen op het geloof in Christus, zullen we niet tot wanhoop geraken als we ons op de weg van de liefde begeven. Want zodra ons dat gevoel van tekortschieten in de liefde bekruipt, mogen wij Christus, onze oudste broer, trots naar voren schuiven en zeggen: “Let niet op ons maar op Hem! Wij schieten tekort, maar Hij niet! Hij heeft moeten bezuren dat wij zo teleurstellend gebrekkig waren in onze liefde, maar Hij heeft het geweldig gedaan en daarom heeft God Hem teruggebracht uit de dood!” Zou Paulus zo iets niet ook tegen Schindler gezegd hebben?

 “Jouw geweten klaagt je aan, Oskar? Je vindt dat je niet genoeg gedaan hebt? Voel dan de hand die Christus op jouw hoofd legt, en luister naar wat Hij zegt: ‘Oskar, het is goed. Pieker niet langer over je eigen tekortschieten, maar laat mijn volmaakte liefde jouw sterkte zijn!“

Christus mag dat zeggen. In de Joden die wij niet gered hebben, hebben we Hem laten afvoeren naar het concentratiekamp. Maar Hij is uit die helse dood opgestaan om ons dit te komen zeggen: “Het is goed. Ik heb genoeg gedaan.” Al dat piekeren  is in feite ´leven onder de wet´. Wie daarentegen uit het geloof in Christus leeft, zal de blijdschap hervinden.

Het geloof gekoppeld aan de liefde

Maar dit is niet het enige. Het is één ding dat de liefde wordt vastgemaakt aan het geloof. Maar andersom is óók waar: het geloof wordt vastgemaakt aan de liefde. Dat wordt wel eens te weinig in de gaten gehouden. Wie heeft toch bedacht dat geloven alleen iets is dat je met je verstand doet en geheel los zou staan van de manier waarop je leeft? Wie heeft gemaakt dat wij het woord ‘werken’ niet oppikken als het over het geloof gaat? Het staat er echt in 5:6:

“Het geloof werkt door de liefde.”

Er kan werkelijk geen misverstand over bestaan dat het geloof voor Paulus PRAKTISCH is! In vertrouwen op Christus’ verzoenend sterven zeggen: “Mooi. ‘t Zit met mij wel goed,” en dan overgaan tot de orde van de dag – dát is niet ‘geloven’. Dat is Jezus gebruiken om je egoïstische levensstijl voort te zetten. Je door Hem laten liefhebben, en dan doorgaan met alleen maar voor jezelf zorgen – dat is de grootst mogelijke onzin. Nee, als je werkelijk je heil bij Christus zoekt,  gebeurt er iets met je. Dan laat je je leiden door zijn Geest, 5:16. En waar de Geest is, daar is ook de liefde. Wie leeft uit de Geest zal leren zich niet meer zo druk te maken over zichzelf. Die is niet meer met zichzelf bezig en met zijn tekortschieten, maar krijgt ruimte om lief te hebben. Let maar op: een voorwaarde om de ander echt lief te kunnen hebben, is dat je voor de ander open staat. Dat lukt alleen als je niet meer krampachtig met jezelf bezig bent. Tot die ontspanning wil Christus je door zijn Geest brengen. Door Hem word je een nieuw, een ander schepsel. Waar wij ons in het geloof laten leiden door Hem,  worden wij vrij om naar het liefdesgebod te luisteren zonder er aan te verongelukken. Stop dus met piekeren over je tekortschieten in de liefde – ga liever wat doen voor een ander!

De twee functies van de wet

Zo heeft de wet twee functies in het christelijk leven. De ene is om ons naar Christus toe te drijven. Dat doet hij door die alles overweldigende eenvoud van het liefdesgebod. Wie tevreden is over zichzelf heeft nog nooit echt naar de wet geluisterd, naar dat allesomvattende en ondeelbare gebod van Hem om lief te hebben. Wie tot zich door laat dringen dat God ons alleen maar dat ene gebiedt, overal en altijd en tot in eeuwigheid, die zal radeloos worden als hij Christus niet heeft. Zo drijft de wet ons naar het kruis, en dringt hij ons tot geloof, tot vertrouwen op Christus alleen. De tweede functie van de wet is dat hij ons de weg wijst en invult wat een werkzaam geloof is. Als we bij Christus, onder  de invloed van zijn Geest,  loskomen van onszelf en al ons gepieker, en ons in liefde richten op de ander, dan wordt het zaak dat we ontdekken hoe we in allerlei verschillende situaties de liefde concreet kunnen maken. Als al die verschillende wetten van God uiteindelijk vervuld worden in dat ene gebod om lief te hebben, dan mogen we ze verwelkomen als waardevolle tips en adviezen om in de eindeloze gevarieerdheid van het leven de liefde in praktijk te brengen. Het zou overmoedig zijn als we zouden denken dat we Gods geboden, als ontvouwing van dat ene, overweldigende liefdesgebod, zouden kunnen negeren. Juist voor wie leven in de vrijheid van de Geest, biedt de wet zich aan om hun gedachten te leiden en te ontdekken waarin de liefde precies bestaat. Uiteindelijk zul je, juist wanneer je je in Christus geen slavenjuk meer laat opleggen, met psalm 119:97 kunnen zeggen: “Hoe lief heb ik uw wet.” Want eigenlijk zeg je dan: “Hoe lief heb ik de liefde.”

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.