Preek over Lucas 24:1-35

2015-04-05 v.m.

Ds. A. van der Dussen

de Emmaüsgangers

Liturgie:

♪ E46 – Gij wachters van Jeruzalem
♪ Psalm 146: 1, 2, 3
♪ E78 – Hij leeft, Hij leeft!
♪ E130 – Klap in je handen van blijdschap
♪ Agnus Dei
♪ Opwekking 354 – Glorie aan God
♪ Gezang 257
♪ E115 – King of kings
♪ Gezang 169: 5, 6
Lucas 24: 1-12
Lucas 24: 13-35
♪ Gezang 215
♪ Psalm 150

Weg uit Jeruzalem

Wat Kleopas en zijn metgezel(lin), de twee leerlingen die wij kennen als de ‘Emmaüsgangers’, die eerste Paaszondag te zoeken hadden in het dorpje Emmaüs weten we niet. Misschien woonden ze er. Maar wat duidelijk is, is dat ze Jeruzalem verlaten. Emmaüs lag er niet ver vandaan, zo’n twaalf kilometer, maar dat was ver genoeg weg voor hen om Jeruzalem helemaal achter zich te laten. Dat ze dat doen is opmerkelijk. Want de andere leerlingen bleven daar. De verhalen waren er ook naar: de Heer zou zijn opgestaan! Die verhalen hadden de Emmaüsgangers ook gehoord. Waarom dan Jeruzalem verlaten? Waarom niet, samen met de elf, op je post blijven, in gespannen afwachting? En waarom kijken ze zo somber (Lucas 24:17)

Ach, meneer. We weten het gewoon niet meer. Ja, we hebben de verhalen ook gehoord, over die engelen, en dat het graf leeg was. Maar wat moet je daarmee? ’t Zou kunnen, natuurlijk, dat er echt iets gebeurd is. Maar kijk: ze hebben Hem niet gezien. En daar gaat het maar om. Een leeg graf, engelen die zeggen dat hij leeft – wat koop je ervoor? Daarmee hebben we Jezus nog niet terug.

Weet u: we behoorden tot zijn meest enthousiaste aanhangers. We geloofden vurig dat Hij bevrijding zou brengen.  We deelden ons leven met de andere leerlingen. Maar na wat er gebeurd is lukt ons dat niet meer. We hebben ontzettend veel respect voor die elf die in Jeruzalem blijven. Maar wij brengen het niet meer op.

Er is in ons iets geknakt. We leven in een nachtmerrie. Dat ze Hém ter dood hebben veroordeeld en als een misdadiger aan een kruis hebben geslagen… Er is niets van onze dromen over. En dan ineens die verhalen over het lege graf. We weten het niet meer. We moeten maar eens eventjes afstand nemen.

Die leerlingen, die de weg van Jeruzalem naar Emmaüs zijn ingeslagen, zijn om zo te zeggen kandidaat- kerkverlaters. Ze zijn als die broeders en zusters van ons, die zoveel verwarring ervaren dat zij ertoe neigen op weg te gaan naar de uitgang van de kerk. Het beeld dat Lucas schetst is even pijnlijk als herkenbaar. Aan de ene kant een groep leerlingen voor wie het verhaal nog niet uit is. De berichten over het lege graf en de verschijning van de engelen houden hen bezig. In die zin volharden ze in het geloof en de verwachting. Aan de andere kant leerlingen die geen raad meer  weten met het contrast tussen de Bijbels verwachting en de keiharde, ontnuchterende wereld waarin we leven.  Bij hen wint de somberheid het, en staat het geloof op losse schroeven. 

De les gelezen

Opmerkelijk is dat de vreemdeling van wie de Emmaüsgangers gezelschap krijgen niet met ze meepraat. Hij knikt niet:

Ik begrijp het. Moeilijk voor jullie. Ja, vreselijk hè, de wereld.

Hij leest ze integendeel de les.

Wat een domkoppen zijn jullie. Hebben jullie dan niets begrepen van wat in de Bijbel staat? Je kunt toch op elke bladzijde van het Oude Testament lezen dat de Messias een verdrukte is, iemand die lijdt, een man van smarten? Waar zit jullie verstand, als jullie nog steeds denken dat God een geweldenaar stuurt?

En tja, toen ging de reis ineens snel. Voor ze het wisten waren ze in Emmaüs, terwijl die vreemdeling maar doorpraatte, over Jozef in de gevangenis, en over Jeremia in de put, en over Amos die een zwijgverbod kreeg opgelegd. Over psalm 22, en psalm 69. En over Jesaja 53. Warempel: het werd al donker. Goed dat ze er waren. En die vreemdeling, die hen zo had aangepakt? Ze hadden hem nu van zich af kunnen schudden.

Heel interessant wat u vertelde. Maar uh – wij moeten nu afscheid van u nemen. Echt, het was een zware dag voor ons. We zijn nu toe aan ons bed. Goede reis verder.

Ach nee, zo werkt het niet in het Midden-Oosten. Bovendien: het is alsof ze het ook wel weer goed vinden dat Hij hen tegenspreekt. Met z’n tweeën de nacht in, in alle troosteloosheid – dat is ook zo wat.

Wilt u niet onze gast zijn? Nee, U bent ons niet tot last. Echt niet. En u kunt toch niet zomaar de nacht ingaan? Ga nou maar mee.

De vreemdeling die niet met de verwarde en ontmoedigde leerlingen meepraat maar hun een totaal ander perspectief wijst: het is onze Heer Jezus ten voeten uit. Ziehier de kracht van de opstanding! De opgestane Heer mengt zich in onze gesprekken en wijst een weg die wij niet zagen, opent een perspectief dat wij niet kennen, spreekt ons krachtig tegen als wij versagen… Calvijn zei het prachtig: “Het is de Heer zelf die tot ons komt in het gewaad van de Schriften.” Niet voor niets hechten wij in de kerk zoveel belang aan de prediking van het evangelie!

Avondmaal

En toen werd de gast de gastheer, en waren de leerlingen die Hem gastvrijheid boden bij Hém te gast. Want hebt u het ooit meegemaakt, dat iemand die bij u als gast de maaltijd gebruikt, de maaltijd opent, de soep opdient, het heft in handen neemt en het vlees snijdt en aanbiedt? Toch is dat wat de opgestane Heer doet! “Hij nam het brood, sprak het zegen gebed uit, brak het en gaf het hun…” (Lucas 24:30) En dan, op dat moment, herkennen ze Hem, 24:31. Eerder was hun blik vertroebeld, 24:16. Nú worden hun ogen geopend. Maar het is dan ook een onvergetelijk moment. Want ineens staat daar de Heer voor hen zoals ze Hem kennen: de Heer die zichzelf aanbiedt in het avondmaal. Het is alsof ze enkele dagen terug zijn in de tijd:

Hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt’… (Lucas 22:19).

De opgestane Heer verschijnt aan zijn leerlingen bij het avondmaal! Eerst openbaarde Hij zich aan hen in het Woord. Nu komt Hij tot hen in de maaltijd. Zie daar het hart van de christelijke eredienst. Het avondmaal is werkelijk iets anders dan een ‘dodenherdenking’. Bij brood en wijn maakt de opgestane Heer zich aan ons kenbaar!

Terug naar Jeruzalem

En toen werd het gezegde bewaarheid: ”Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.” Vergeten waren de leerlingen dat het veel te laat was om door nacht en ontij over de weg te gaan. Ze gunden zich de tijd niet om de tafel af te ruimen. Ze schoten hun jas aan. Daar gingen ze. Terug naar Jeruzalem. Terug naar de elf.

Goed dat jullie zijn teruggekomen. De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon verschenen! (24:34)

Dat weten we. We hebben Hemzelf gezien!

Waar?

Aan tafel.

Hoe dan?

Hij brak het brood, Hij gaf het ons. Ja, vanavond. Nog maar twee uur geleden. Bij het avondmaal.

We zien het aan jullie. Toen jullie vanmiddag vertrokken was alle leven uit jullie ogen weg. Maar nu – wat een vuur! Het is alsof jullie in brand staan. (24:32)Fijn dat jullie terug zijn.

De Emmaüsgangers. Ze waren op weg naar de uitgang. Maar ze zijn teruggekeerd naar Jeruzalem, naar de elf. Daar gaan ze. De Heer is zelf hun reisgenoot. De zon is stralend over heb opgegaan. Ze worden beschenen door zijn licht. Ze hebben weer hoop. Daarom heet onze kerk Emmaüskerk. We hebben hoop voor de wereld, en voor onszelf, ondanks alles. Wij houden vast aan elkaar, als gelovigen. We blijven niet thuis zitten. We verlangen naar de openbaring van Christus – in het avondmaal. Wij vragen Hem hier de Schriften voor ons te openen en ons tegen te spreken. Zelf snappen we het niet. Van onszelf uit zijn we stekeblind voor Hem. Maar Hij, de opgestane Heer, komt ons tegemoet. Hij leert ons die moeilijke les: door lijden tot heerlijkheid. Dat geldt voor de Messias. Het geldt ook voor ons. Door lijden – tot heerlijkheid. Door het sterven heen de opstanding tegemoet. Niet anders. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.