Preek over Jeremia 29:1-7 en Efeziërs 4:1-6

2015-01-25 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De kerk als contrastgemeenschap

Liturgie:

♪ Psalm 139: 1, 14
♪ Psalm 24: 1, 2
♪ E9 - Apostolische Geloofsbelijdenis
♪ Gezang 37: 1, 2
♪ E129 – Licht en wijsheid
♪ E117 – Kom in de kring

Kamp

Al weer een tijd geleden zei een jongere over een jeugdkamp, toen in de kerkdienst daarvan verslag werd gedaan: “Ik vond het zo fijn dat ik me geaccepteerd voelde. Het was heel anders dan op school. Daar moet ik mezelf constant waarmaken. Op het kamp namen de mensen mij zoals ik ben.” Nu we het vandaag hebben over ‘de kerk als contrastgemeenschap’ moet ik daaraan terugdenken. Hier gaat het om vanmorgen: dat het in de kerk anders toegaat dan in de maatschappij, en dat dat fijn is.

Een alternatieve gemeenschap

Natuurlijk weet ik heel goed dat het in de kerk vaak precies hetzelfde toegaat als in de maatschappij. Ook in de kerk kun je door mensen gekwetst worden, of zien ze je soms niet staan. Sterker nog: soms gaan ze buiten de kerk vriendelijker en prettiger met je om dan daar binnen. Sommige mensen hebben zelfs het gevoel, dat ze om God te vinden beter buiten dan binnen de kerk terecht kunnen. Maar we weten allemaal dat dat niet deugt. Als het goed is vind je binnen de kerk iets dat je nergens anders vindt. Wat dat is? Eigenlijk heel simpel: als het goed is leven we in de kerk dicht bij onze Heer Jezus. Al woon je in nog zo’n prettige en veilige buurt met fijne contacten – in de kerk gaat het anders toe. Daar kun je je geloof met elkaar delen; daar bid je voor elkaar; daar leer je van vergeving te leven, en hoop te hebben op Gods bevrijdende aanwezigheid; daar prijs je samen de Heer, en leer je om je over de goede dingen druk te maken. Lees Efeziërs 4:1-6 en je ziet een alternatieve gemeenschap geschetst. Ik pik er één ding uit.

Span u in om de eenheid te bewaren die de Geest u geeft. (4:3)

Wat Paulus hier zegt heeft grote betekenis. Want de ervaring leert dat er veel voor komt kijken om als mensen een eenheid te vormen Een onderzoeksbureau van de overheid sloeg onlangs alarm: Nederland valt in twee helften uiteen. Hoogopgeleiden en laagopgeleiden groeien uit elkaar en leven volmaak langs elkaar heen. Ze stemmen anders. Ze leven anders. Ze gaan anders om met gezondheid en vieren op een andere manier vakantie. En – ze ontmoeten elkaar nergens meer. Nooit. Als het goed is gaat het in de kerk anders toe. Als het goed is… Ook in onze gemeente is het soms fout gegaan, en leefden hoger opgeleiden in een zelfvoldaan kringetje waar mensen met een vmbo-opleiding zich buitengesloten voelden. Erg is dat. Maar ik hoor gelukkig ook geluiden dat het goed gaat. Dat je hier niet beoordeeld wordt op je opleiding, en dat je hier elkaar treft, en samen koffie drinkt, en dat bijvoorbeeld de professor huisbezoek krijgt van de schoonmaker die vervolgens voor haar of hem bidt. ‘De eenheid die de Geest ons geeft’ – machtig is die. Dát is ‘de kerk als contrastgemeenschap’.

Geen isolement

Treffend genoeg ziet de overheid dat ook. De vertegenwoordiger van dat onderzoeksbureau waarover ik het had signaleert dat het christelijk geloof zulke heel verschillende groepen bij elkaar kan houden. Het probleem dat Nederland uit elkaar dreigt te vallen heeft alles te maken met de ontkerkelijking: de samenbindende kracht van het geloof gaat steeds meer ontbreken. Het omgekeerde geldt ook: onze samenleving is gebaat bij de alternatieve gemeenschap van de kerk. Een wijk als Mensfort, waar het probleem van het uiteenvallen van de verschillende bevolkings-groepen reëel is, is gebaat bij een Emmaüskerk waar ze getraind zijn in het elkaar vasthouden! Een contrastgemeenschap is dus niet hetzelfde als een gemeenschap die het isolement zoekt. Dat zie je in Jeremia 29. De Judese ballingen komen in de hun vreemde wereldstad Babel terecht. De HEER roept ze bij monde van Jeremia op om niet het isolement te zoeken en de stad de rug toe te keren.

Bid voor de stad waarheen ik jullie heb weggevoerd en zet je in voor haar bloei. (29:7)

Realiseer je hoe verrassend deze oproep de Joodse ballingen in de oren moet hebben geklonken. Zij hoopten op de ondergang van het goddeloze Babel, zie Psalm 137:8,9. De oproep om een positieve houding ten opzichte van de stad aan te nemen en ervoor te bidden, staat daar werkelijk haaks op. Maar let op: dat moeten ze doen als contrastgemeenschap. Ze moeten vooral aan hun eigen identiteit vasthouden. Dat zie je in 29:6:

Ga huwelijken aan… Jullie moeten in aantal toenemen, niet afnemen.

Dat wil zeggen: zij moeten als Joden een steeds sterkere gemeenschap vormen. De verleiding voor de Joden in Babel is geweest om zich aan te passen, om van lieverlee op te lossen in de heidense samenleving. “Niet doen!” zegt de HEER. “Blijf Joods! Investeer in je eigen gemeenschap! Babel zal bij jullie gebaat zijn als jullie herkenbaar blijven als mijn volk. Dan zullen jullie impact hebben op Babel, en dat is ook de bedoeling!” Zo heeft God het vanaf het begin bedoeld. Toen Hij Abraham riep zei Hij, Genesis 12:2:

Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen… Een bron van zegen zul je zijn.

Is dat niet bijzonder? God heeft Abraham zo’n groot nageslacht gegeven, niet omdat Hij de wereld had afgeschreven, maar omdat hij langs deze weg de wereld wilde zegenen. Een apart Joods volk, een grote en sterke contrastgemeenschap, die als zodanig de wereld ten goede zou komen – dat is wat de HEER van meet af aan in gedachten had. Uiteindelijk hebben de Joden de redding van de wereld voortgebracht (Johannes 4:22). Uit  Abrahams nageslacht is immers de Messias voortgekomen, die de verzoening van de zonden van de gehele wereld bracht, I Johannes 2:2. Zover is het nog lang niet als de Joodse ballingen in Babel terecht komen. Maar zij lopen daarop wel vooruit, als zij zich inzetten voor de bloei van Babel. Die zal ook henzelf ten goede komen, Jeremia 29:8:

Dat ligt eigenlijk voor de hand.

Als de Babyloniërs zullen merken dat de Joden constructief bijdragen aan hun samenleving, zullen zij die nieuwkomers ook steeds meer gunstig gezind zijn. Het is een prachtig perspectief: als Gods volk werkelijk een contrastgemeenschap vormt, zal de samenleving daar wel bij varen en zal zij zelf zich kunnen verheugen in de sympathie van de buitenstaanders. Vgl. 1 Petrus 3:13:

Wie zou u kwaad doen als u zich volledig inzet voor het goede?

Naar binnen en naar buiten gericht

Vanuit Jeremia 29 wordt zo duidelijk, dat er geen tegenstelling hoeft te bestaan tussen enerzijds investeren in onderlinge zorg, en anderzijds gerichtheid naar buiten. In de praktijk doet die tegenstelling zich soms gelden. Een kerk kan zo hard lopen op missionair gebied, dat de pastorale zorg voor de eigen gemeenteleden tekort komt. Of omgekeerd: men kan zo druk zijn met goed voor elkaar zorgen, dat de gerichtheid op de buitenwereld erbij inschiet. Maar juist het besef dat Gods volk bedoeld is als contrastgemeenschap kan helpen om deze tegenstelling te boven te komen. Een kerkgemeenschap waarin men slordig en kil met elkaar omgaat vormt niet echt een contrast met de samenleving! En een gemeente die ten diepste alleen op zichzelf is gericht leeft eerder in een isolement ten opzichte van de samenleving dan dat zij haar een alternatieve gemeenschap biedt! Zo heeft de Eindhovense wijk Mensfort pas wat aan ons, als we echt een warme gemeenschap vormen en werk maken van onze identiteit. Maar omgekeerd ook: energie stoppen in een fijne kerkgemeenschap is pas naar Gods hart, als we dat dan doen in intense betrokkenheid op Mensfort. Als het goed is zoekt de Emmaüskerk de bloei van Mensfort. En de HEER belooft, dat een bloeiend Mensfort ook onze Emmaüskerk zal doen opbloeien. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.