Preek over 2 Korintiërs 5:21

2014-12-28 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De vrolijke ruil

Liturgie:

♪ E93 – Ik zing een blijde melodie
♪ Psalm 65: 1
Jesaja 53: 3-9
♪ Gezang 147: 1, 3, 4, 5, 6
♪ Gezang 257
♪ Alles in allen zult Gij voor ons zijn
♪ E76 - Hier, in uw heiligdom
♪ Psalm 79: 5

De vrolijke ruil

Gezang 147 is een bijzonder Kerstlied, omdat het centraal stelt dat Jezus met ons geruild heeft. Vers 5:

Hij wordt een knecht en ik een heer:
wat win ik veel daarbij!

En vers 4:

Hij neemt ons vlees en bloed
en geeft ons in zijns Vaders huis zijn eigen overvloed.

Zo zegt reeds Paulus het in 2 Korintiërs 8:9:

Onze Heer Jezus Christus was rijk,
maar is omwille van u arm geworden
opdat u door zijn armoede rijk zou worden.

Luther noemt dat ‘de vrolijke ruil’. Daarover preek ik vanmorgen, toegespitst op de viering van het avondmaal. Want ook in het sterven van Christus voor onze zonden zit iets van die ruil. Zie Jasaja 53:5:

Zijn striemen brachten ons genezing.

Op een treffende manier duidt Paulus dat aan in het slot van 2 Korintiërs 5. Daar is de ruil echt heel vreemd geworden:

God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde,
zodat wij door hem rechtvaardig door God konden worden.


Wat betekent dit?

Win-verlies situatie

Met deze woorden wil Paulus iets aanduiden van het geheim, dat onze Heer het lot van zondaren ondergaan heeft, om ons de voorrechten toe te kennen van rechtvaardigen. Daarmee wordt de lijn van Kerst verder doorgetrokken. Met Kerst vieren wij dat de Zoon van God als mens aan zijn leven op aarde is begonnen. Op Goede Vrijdag blijkt dat Hij als een zondig mens aan zijn eind is gekomen. Wat een onvoorstelbaar vreemde ruil is dit: Hij als een vervloekte gestorven – wij als kinderen van God welkom in het Vaderhuis! Dat is dus het tegendeel van een win-win-situatie, waarbij je er allebei op vooruit gaat. Wanneer jij bijvoorbeeld jij racefietsen het einde vindt, en je kunt door zes keer de Alp d’Huez op te fietsen een hoop geld bijeenbrengen voor de kankerbestrijding, dan heb je allebei voordeel: jij en de mensen voor wie het geld is. Maar als jouw collega bij Zuidzorg dit jaar aan jou vroeg, of jij alsjeblieft haar dienst op Eerste Kerstdag zou willen overnemen omdat net haar zus uit Australië overkwam, dan is het geen win-win-situatie meer. Dan moet jij slikken, om de ander blij te maken. Dat doe je alleen als je de ander het goede gunt. Dan kom je in de sfeer van de liefde. Dáárover hebben we het met Kerst en bij het Avondmaal: vol liefde is de Zoon van God arm geworden om ons rijk te maken. Hij is in een onstuitbare neergang terecht gekomen, omdat Hij ons gunde boven zonde en dood uit te komen.

Ebola en IS

Het is verhelderend om vanuit Jezus’ sterven terug te kijken naar het begin van zijn leven. De ruil die bij het Avondmaal centraal staat, is er van meet af aan geweest. Het is niet voor niets dat de omstandigheden van Jezus’ geboorte zo tot de verbeelding spreken. Ze duiden aan dat Hij het al vanaf het allereerste begin zwaar te verduren kreeg. Zijn mens-zijn is nooit comfortabel geweest. Vanaf zijn geboorte is Hij vertrouwd geweest met moeite en verdriet. Meteen al heeft deze redder een hoge prijs betaald voor zijn inzet voor mensen. Zo gezien komt het sterven van Jezus dus niet uit de lucht vallen. Het kon eigenlijk niet uitblijven. Er loopt een rechte lijn van zijn geboorte naar zijn dood. Hij heeft nooit iets anders gedaan dan afzien van comfort, om anderen te helpen. Dat moest wel uitlopen op de ultieme neergang. Hij heeft die vreemde ruil consequent volgehouden.
Vergelijk dat met een Nederlandse arts, die naar West-Afrika wil reizen om ebola-patiënten te helpen. Stel: hij krijgt van de regering geen toestemming. Het is te gevaarlijk. Hij gaat toch. Hij helpt honderden mensen. Dan, ondanks de beschermende kleding, loopt hijzelf het virus op. Hij sterft. De redder gaat aan de redding ten onder. Dat geldt van Jezus.
Of – nog scherper. Jouw beste vriend bekeert zich tot de Islam. Hij radicaliseert en wordt jihadist. Hij vertrekt naar Syrië om voor IS te gaan vechten. Wat doe jij? Je wilt achter hem aan gaan om hem terug te halen. Je ouders verbieden het. Begrijpelijk: het is gekkenwerk. Toch ga je achter je vriend aan. Je spoort hem op. Het is levens-gevaarlijk. Maar het lukt! Hij gaat met jou mee terug. Op Schiphol wordt hij meteen gearresteerd. Jij ook. Zijn paspoort wordt hem ontnomen. Het jouwe ook. Maar je had toch goede bedoelingen? Het maakt niet uit. Niemand vertrouwt jou meer. De inzet voor jouw verdachte vriend maakt jou zelf verdacht. Zijn redding wordt jouw ondergang.

Geen romantiek

Zo, maar dan nóg radicaler en nóg verstrekkender, is de inzet van onze Heer Jezus voor ons. Zijn geboorte in armoe was nog maar het begin. Zijn liefde voor verdwaalde en vastgelopen mensen was zo groot en zo consequent, dat het niet anders kon of Hij ging er uiteindelijk aan onderdoor. Door deze verbinding tussen Bethlehem en Golgotha verliest het Kerstfeest zijn romantische, om niet te zeggen zijn onschuldige sfeer. De komst van Christus gooit dingen overhoop. De grenzen van een fatsoenlijk burgerlijk leven worden overschreden. Onze Heer pást niet in de hokjes van onze maatschappij. Hij gaat zo ver met de liefde dat het ongemakkelijk wordt. Hij houdt niet halt waar hij eigenlijk halt zou moeten houden. De boel raakt in de war. De orde wordt verstoord.

De poort van het paradijs ontsloten

Dat is wat Paulus wil zeggen met die vreemde uitspraak:

God heeft hem voor ons één gemaakt met de zonde.

Er was om zo te zeggen géén beschermende kleding voor Hem. Hij heeft geen enkele afstand bewaard tot verloren mensen, zondige mensen. Het gevolg was dat Hij met hen over één kam werd geschoren. Hun verlorenheid werd de zijne. Hun verlatenheid door God en mensen werd ook zijn ervaring. Hij stond zo radicaal aan hun kant, dat Hij hun dood stierf. Zonder enige verzachting heeft Hij bij zijn sterven het lot van zondaren doorleefd. Hij werd uitgespuugd door de maatschappij. Hij werd ruw terechtgesteld als een goddeloze schurk. Zó ver ging Hij met aan de kant staan van al die mensen die de weg volkomen kwijt waren… Maar het was niet voor niets! Het was er

… opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in hem

In dat vreselijke sterven behaalde Christus de triomf van de liefde. Hij is afgedaald in die verschrikkelijke diepte omdat hij bezield was door zijn verlangen om verloren mensen de hand toe te steken en hen thuis te brengen. Zo kijkt Hij ons vanaf het kruis als het ware bemoedigend aan. “Ik heb het volgehouden naast jou te staan. Ik heb jou thuisgebracht in het huis van de Vader. Schrik er niet van dat het mijn dood is geworden. Ik heb van meet af aan niet anders gewild. Dit was mijn missie: jou redden. Jij bent nu tenminste goed terecht gekomen. Daarvoor heb Ik het gedaan.” Zo blijkt gezang 147 niet alleen een Kerstlied te zijn, maar ook een avondmaalslied.

En nu ontsluit Hij weer de poort van ’t schone paradijs. De cherub staat er niet meer voor.

Dat vieren wij aan het avondmaal. Het paradijs, het Vaderhuis, ligt voor ons open. Onze Heer heeft het verlaten om ons er te brengen..

Hij ruilt met ons op vreemde wijs. God zij lof, eer en prijs! Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.