Preek over 2 Korintiërs 4:7a

2014-08-31 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Het zijn ‘maar’ stenen - maar intussen!

Liturgie:

♪ Psalm 84: 3, 4
♪ EB 87 - Ik aanbid U
♪ EB 146 – O, kom nu en jubel
♪ EB 72 – Hemelen zingen van vreugde
♪ EB 68 – Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam
Deuteronomium 31: 1-8
II Korintiërs 4: 5-9
♪ Psalm 102: 12, 13
♪ EB 32: 1, 4, 6 – Door de wereld gaat een woord
♪ EB 57 – Groot is de Heer
♪ EB 139 – Mijn vrede laat Ik u

Stenen

“Het zijn maar stenen.” Dat zinnetje hoorde je mensen nogal eens zeggen als het ging over de aankoop van onze nieuwe kerk. De strekking daarvan was meestal, dat het eigenlijke van de kerk in iets anders zit dan in een gebouw. Dat is waar; er is op de uitspraak “Het zijn maar stenen” niets af te dingen. Ik voeg er vanmorgen wel wat aan toe: “… maar intussen!” Ja, want in die stenen kerkgebouwen doet God wel bijzondere dingen. Ons kerkgebouw is de afgelopen jaren om zo te zeggen het decor is geweest van Gods aanraking van ons. In de taal van 2 Korintiërs 4:7: dit eenvoudige gebouwtje was als een aarden pot waarin een schat zat opgeborgen.

Een verrassend contrast

Laat er geen misverstand over bestaan: het gaat in 2 Korintiërs 4:7 niet over gebouwen maar over mensen. Paulus zegt van zichzelf als apostel dat hij slechts een ‘aarden pot’ is. Ik zal eerst met u nagaan waarom hij dat zegt, en daarna ingaan op het woord ‘schat’. Paulus vergelijkt zichzelf met een ‘aarden pot’, omdat hij zich een klein en nietig mens weet. Voorwerpen van aardewerk kunnen gemakkelijk kapot vallen of stuk gestoten worden. Zo kwetsbaar voelt Paulus zich ook. Zie 4:8v: hij is van alle kanten belaagd, aan het twijfelen gebracht, vervolgd, belaagd. Het is alleen aan God te danken dat hij niet in het nauw is geraakt, niet vertwijfeld, niet in de steek is gelaten en niet te gronde gericht. Vgl. 1:8-10: hij heeft in Asia uitzonderlijke grote tegenspoed ondergaan, en is uiteindelijk alleen dankzij Gods redding aan de dood ontkomen. Geen geweldenaar dus, Paulus. Dat beeld rijst ook op uit de woorden die hij in deze brief wijdt aan de gevoelens die de Korintiërs over hem hebben. Zij hebben een uitgesproken lage dunk van hem. Ze verwijten hem dat hij niet veel voorstelt (10:10; 11:5; 12:11). Paulus weerspreekt dat, maar niet door te ontkennen dat hij in zichzelf weinig waard is. Dat geeft hij onomwonden toe. Alleen: dat is niet het hele verhaal. Want in die aarden pot zit wel een bijzondere schat verborgen. Zo deden mensen dat wel in de toenmalige cultuur: geld bewaren in een aardewerken pot – vgl. onze stenen spaarpotten van vroeger. Met de ‘schat’ die hij met zich meedraagt bedoelt Paulus de bijzondere dingen die hij als apostel mag doen. Let allereerst op vers 6: daar herinnert hij aan zijn roeping. Op weg naar Damascus is door de Heer beslag op hem gelegd. Een hemels licht omstraalde hem, als symbool van het licht dat God in zijn hart deed schijnen (Handelingen 9:3). Die onbeduidende en zondige man is door Jezus Christus uitgekozen om zijn naam uit te dragen onder alle volken en heersers en onder al de Israëlieten, Handelingen 9:15. In de woorden van 2 Korintiërs 2:14: hij staat in dienst van de Heer om “overal de kennis over Hem te verspreiden als een aangename geur”, 2:14. Een prachtig en veelzeggend beeld is dat. Weinig dingen trekken zo de aandacht als geuren. Denk aan een brandlucht, of aan parfums. Als Paulus optrad kon niemand om hem heen: iedereen snoof de geur van Christus in zich op, soms blij verrast, soms verstoord en geërgerd, 2:15v. Maar niemand kon zeggen dat er niks van hem uitging! Belangrijk voor een goed verstaan van deze ‘schat’ is de verwijzing naar de Heilige Geest in 3:6: Paulus dient het nieuwe verbond van de Geest. Dáárdoor heeft zijn optreden zoveel effect. Hij doet geen appel op mensen om in eigen kracht de wet te volbrengen, maar verwijst hen naar Gods eigen goddelijke kracht. het is de Geest die het hart van mensen vernieuwt, 3:3. Dat is het opzienbarende van het optreden van deze in zichzelf zo kwetsbare en feilbare apostel: hij brengt het evangelie van vernieuwing door Christus en door de Geest. Hij zet mensen uit alle volken op het spoor achter Jezus aan, in de richting van een nieuwe wereld. Paulus onthult Gods machtige waarheid. Daarom gaat hij, hoezeer ook een ‘aarden pot’, te werk met ‘overweldigende kracht’ (4:7), en gaat zijn optreden gepaard met tekenen, wonderen en kracht, 12:12. En, opmerkelijk: ook toen Paulus al lang gestorven was bleef zijn impact groot. Steeds als de kerk zijn brieven met nieuwe interesse ging lezen, kwam er een enorme energie vrij. Denk aan de tijd van Augustinus (de 5e eeuw), van Luther (de 16e eeuw) en van Karl Barth (de 20e eeuw).
Zo duidt het beeld van de geweldige schat in een onaanzienlijke, onbeduidende aarden pot een verrassend contrast aan. Paulus is inderdaad maar een aarden pot – maar intussen doet God grote dingen door middel van hem.

De kerk

Het beeld van de schat in een aarden pot slaat dus in 2 Kor. 4 op de apostel zelf. Het laat zich echter ook op iets anders dan mensen toepassen. Zo spreekt Luther over de Bijbel als over het kribje waarin het kind Jezus ligt. Hij wil zeggen: de Bijbel is in sommige opzichten een heel menselijk boek, inclusief menselijke foutjes, maar tegelijk openbaart God zijn heerlijk evangelie van genade in Christus erin. Ik neem vanmorgen de vrijheid om het beeld van de schat in een aarden pot op kerkgebouwen toe te passen. Het kerkgebouw waarin we vandaag de laatste dienst houden is allesbehalve een indrukwekkende kathedraal. Het is een eenvoudig gebouwtje. Maar wat hebben zich binnen deze vier muren bijzondere dingen afgespeeld. Eerder in deze dienst noemde ik dingen waarvoor vergeving nodig is. Nu duid ik de schat aan die zich in deze ‘aarden pot’ manifesteerde. Kortom: God heeft in deze kerk zijn machtig Woord kracht bijgezet, en is onder ons met zijn Geest overvloedig werkzaam geweest.

Wisseling van de wacht

Daarom ligt het voor de hand dat wij met dankbaarheid afscheid nemen van dit gebouw, en vol verwachting uitzien naar onze toekomst in een ander kerkgebouw. De gebouwen als zodanig – daar zit het ‘m niet in. De Emmaüskerk mag meer uitstraling hebben, maar het is geen heiliger gebouw. We hebben daar even hard de genade van God nodig als hier. Je kunt wél zeggen dat de Emmaüskerk veel meer tegemoet komt aan de eisen die in deze tijd aan een kerkgebouw voor onze gemeente gesteld worden. Dat is in elk geval de reden geweest voor de kerkenraad om te zeggen: ‘We gaan verhuizen.” Vergelijk het met de wisseling van de wacht waarover we lazen in Deuteronomium 31. Mozes en Jozua zijn in gelijke mate om zo te zeggen ‘aarden potten’: kwetsbare, in zichzelf machteloze mensen. Maar de tijd vraagt erom dat Mozes afzwaait en dat Jozua aantreedt. Voor de uittocht uit Egypte koos de HEER Mozes; voor de intocht in het beloofde land kiest Hij Jozua. Het zijn verschillende mannen voor verschillende taken. Mozes is om zo te zeggen de man van gisteren, en Jozua de man van morgen. Maar wat ze gemeen hebben is dat ze beiden voor hun missie nodig hebben dat God geen moment van hun zijde zal wijken. Dat is wat Hij Jozua dan ook belooft. En zo is dat ook wat wij bij het in gebruik nemen van de Emmaüskerk te verwachten hebben: dat God ons in zijn genade zijn rijke schat ook in dat gebouw toe zal vertrouwen. Misschien zijn er onder u die op deze dag een gevoel van heimwee ervaren. Denk dan aan wat Mozes tegen Jozua zegt, ten overstaan van alle Israëlieten:
Wees vastberaden en standvastig. De HEER zelf gaat voor je uit.
Hoe dankbaar je ook kunt zijn voor wat de Here God ons binnen de vier muren van dit kerkgebouw gegeven heeft – er is alle reden om vol verwachting te verhuizen naar een andere kerk. Ook daar zijn het ‘maar’ stenen. Maar intussen! Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.