Preek over Marcus 12:1-12

2014-04-06 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Marcus 12:1-12: Niet storen

Liturgie:

♪ N67 – Jezus heeft het hemelleven opgegeven
♪ Psalm 146: 1, 2, 3
♪ E77: 4 – Wij willen worden als Hij
Marcus 11: 27 – 12: 12
♪ Psalm 118: 8
♪ Gezang 449: 1, 3, 4, 5
♪ E136 – Mijn hoop is op U, Heer

Dit verhaal gaat over ons

Met dit verhaal wil Jezus de rol van mensen aan de kaak stellen. Maar welke mensen? In vers 12 staat dat zijn hoorders wisten dat Hij hen op het oog had bij het vertellen van deze gelijkenis. Kennelijk hebben zij zich herkend in de pachters die zich vergrijpen aan de zoon van de eigenaar van de wijngaard. Het is intussen wel bizar wat over hen verteld wordt. Die pachters zijn regelrechte criminelen! Uiterst agressief reageren ze op de afgezanten van de eigenaar, die nietsvermoedend de opbrengst van de wijngaard komen incasseren. De ene na de andere knecht takelen ze toe, als ze hem al niet vermoorden. En dan de moord op de zóón van de eigenaar. Het gaat er beestachtig aan toe:

Ze gooiden zijn lichaam buiten de wijngaard. (vers 8)

De man wordt niet eens netjes begraven…
Ja, onmiskenbaar heeft Jezus met de schets van die pachters zijn vijanden op het oog, die Hem willen doden. Toch zou ik denken dat het niet alleen over hen gaat, maar toch ook een beetje over ons. Ik denk dat vanwege de behoefte aan ruimte en vrijheid die onder al de agressie zit waarover Jezus vertelt. Waarom gaan de pachters zo tekeer tegen de gezanten van de eigenaar? Omdat ze eigen baas willen zijn. Terwijl ze lekker bezig zijn in de wijngaard wordt hun rust ruw verstoord doordat ineens de eigenaar van zich laat horen. Ze hadden in geen jaren iets met hem te maken gehad en hun eigen leven opgebouwd. Dan breekt hij ineens ruw in hun leven in. Hij claimt de opbrengst. Hij herinnert hen er plotseling aan dat zij geen eigen baas zijn. Ja, die dringende behoefte om eigen baas te zijn in het leven, die is ieder mens eigen. Zelfs de allerheiligsten, mensen die elke dag van hun leven intens op God gericht zijn, moeten het gevecht voeren met hun andere ik: het ik dat eigen baas wil zijn. In zekere zin heeft ieder mens op z’n tijd behoefte om het bordje ‘niet storen’ op te hangen.

“Here God, nu even niet. Nu wil ik graag mijn eigen gang gaan.
Nu moet U mij even niet lastig vallen met uw ideeën over hoe ik mijn geld zal uitgeven, of over de relatie die ik wil aangaan.
Ik heb vandaag géén zin om nederig te zijn, of vergevingsgezind. Morgen misschien, maar vandaag niet.
Ik wil nu even graag een spelletje op de computer doen waarvan ik weet dat U er uw wenkbrauwen bij fronst.
Eerlijk gezegd heb ik nu ook even geen zin om het roer aan U uit handen te geven. Ik ben er al helemaal niet van gediend dat u hardhandig meent te moeten ingrijpen in mijn leven.
Ik vind het ook niet zo nodig dat de wereld het schouwspel van uw heerlijkheid wordt. Ik wil gewoon eigen baas zijn.
Ik wil dat U mij niet stoort.”

Je hoeft de zoon van de eigenaar niet te vermoorden om toch een duidelijk signaal af te geven: “U bent nu eigenlijk niet welkom.” Werkelijk, dit verhaal gaat ook over ons.

Dit verhaal gaat over God

Maar onmiskenbaar gaat het ook over God. Wel vaker wordt God in de Bijbel vergeleken met een man die een wijngaard plant. Zie Jesaja 5:1-7. Bovendien: wie anders dan God kan bedoeld zijn met de man die zo eindeloos geduldig steeds weer nieuwe knechten stuurt om de opbrengst te incasseren? En wie anders dan God zou zijn eigen Zoon wagen? Het verhaal dat Jezus vertelt is vooral hierom zo bizar, omdat geen verstandig mens zijn zoon zou wagen aan zulke criminelen. God wel dus. In zekere zin lijkt God helemaal niet op ons. Werkelijk, Hij heeft oneindig veel geduld. Hij blijft hopen op een positieve reactie van ons. Vreemd eigenlijk, dat mensen niet door deze God gestoord willen worden…

Dit verhaal gaat over Jezus

Dit verhaal gaat zeker ook over Jezus. Wie anders dan Jezus kan bedoeld zijn met de ‘geliefde zoon’ van de eigenaar? Bovendien: Hij is de laatste in een lange rij. Vóór Jezus zond God de ene profeet na de andere. Naar hen luisterden ze niet, vgl. II Kronieken 36:15,16. De rij wordt besloten met de allerlaatste knecht. Die stuurde Hij als laatste naar hen toe, vers 6. Let op dat woord ‘laatste’. Meer kon God niet doen. Na Jezus heeft Hij geen andere mogelijkheden meer. Daarom luidt Jezus ‘het laatst der dagen in’, Hebreeën 1:1,2. Zo geeft Jezus in dit verhaal toch nog antwoord op de vraag, op grond van welke bevoegdheid Hij de tempel had schoongeveegd, 11:15,28. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten van het volk hadden zich geërgerd hadden aan dat opzienbarende optreden – “wie denkt die Jezus wel dat hij is?!” Nu maakt Hij dat onomwonden duidelijk. Hij is de zoon van de Eigenaar van de tempel. Dat stelt de tempelreiniging in een wel heel fel licht…

Het verhaal van de wereldgeschiedenis

Dit verhaal geeft kort iets weer van de geschiedenis van het Joodse volk, dat in zijn drang om eigen baas te zijn zo eindeloos vaak botste op de goede God. Maar eigenlijk is dit het verhaal van de wereldgeschiedenis. Want ook de wereldgeschiedenis wordt beheerst door die confrontatie. Aan de ene kant is er God, die de wereld geschapen heeft en zijn claim op de wereld niet opgeeft. Aan de andere kant staan de mensen, die allemaal, hetzij permanent, hetzij af en toe, dat bordje ‘niet storen’ ophangen. Zij geven God vriendelijk dan wel agressief te verstaan, dat Hij niet altijd gelegen komt, of gewoon nooit, omdat zij nu eenmaal zo graag eigen baas zijn. En wat doet God? Hij keert de wereld niet de rug toe, maar zendt, in zijn onuitputtelijke geduld, Jezus, zijn eigen Zoon. Die komt als laatste in een lange rij van gezanten. In Hem doet God een ultieme poging om de wereld voor zich te winnen.

God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. (Johannes 3:16)

Maar let wel: dit is echt de ultieme poging. Na Jezus – komt er niets meer. Als ook Jezus wordt afgewezen, dan houdt het op. En zo gaat in de confrontatie met Jezus de beslissing voor de wereld vallen. Wordt deze wereld het bezit van mensen, of van God? Dat is de bange vraag. Eindigt de geschiedenis ermee dat mensen de goede God definitief buiten spel zetten en hun eigen gang kunnen gaan, agressief, verwoestend, trots? Of heeft de Schepper, de Vader van Jezus Christus, het laatste woord?

Een laatste appèl

Op die vraag krijgen wij twee antwoorden. Hoe het afloopt? Daarover beslissen in de eerste plaats de mensen, die het naar het verhaal luisteren. Alleen al door het feit dat Hij hun dit verhaal vertelt, doet Jezus een laatste poging om hen ervan te weerhouden Hem te doden. Hij laat ze namelijk over zichzelf het oordeel uitspreken. Zie vers 9, waar Jezus zijn vertelling onderbreekt. Hij is bijna klaar met het verhaal. Hij heeft verteld over het trieste dieptepunt dat de zoon van de eigenaar vermoord is. Als hij op dat punt is aangekomen kijkt hij de mensen aan die tot nog toe ademloos naar Hem hadden geluisterd. In plaats daarvan dat Hijzelf vertelt hoe het verhaal afloopt vraagt Hij het aan hén. “Maken jullie het verhaal nu maar af. Hoe gaat het volgens jullie verder?

Wat zal de eigenaar van de wijngaard daarna doen?”

En nu moeten zij het zeggen, zijn vijanden:

“De eigenaar zal zelf komen om de wijnbouwers om te brengen en Hij zal de wijngaard aan anderen geven.”

Maar dat slaat dus op Jezus’ vijandige hoorders zelf! Zij worden bedreigd met het oordeel. Nú kunnen zij nog kiezen en de Zoon de eer brengen die Hem toekomt. Maar als zij doorgaan op de weg die zij zijn ingeslagen, en zich daadwerkelijk zullen vergrijpen aan de Zoon, dan zal het hen vergaan als de pachters. Het oordeel dat zij over de pachters hebben uitgesproken slaat dan op henzelf terug! Zo doet Jezus op alle mensen die nog steeds het bordje ‘niet storen’ hebben opgehangen een laatste appèl. “Geef je toch gewonnen aan de goede God.” Misschien zitten er hier mensen in de kerk die dat bordje aan hun deur hebben gehangen. Weet dan, dat Jezus aan u vraagt wat de eigenaar van de wijngaard volgens u met die pachters moet doen. Spreek u uit, en besef op hetzelfde moment dat u vonnis wijst over uzelf. Werkelijk, het ultieme moment tussen God en u is gekomen …

Opstanding

Maar Jezus geeft nóg een antwoord op de vraag hoe het afloopt. Hij herinnert aan psalm 118, die woorden over de steen die door de tempelbouwers verachtelijk was een plaats ontzegd, maar die, tot verbazing der beschouwers, ten hoeksteen door God zelf is gelegd. Die woorden slaan natuurlijk op Hemzelf. Zou Jezus misschien gebruik hebben gemaakt van een woordspel? In het Hebreeuws, de taal waarin psalm 118 gedicht is, is het woord voor ‘steen’ (‘eben’) namelijk bijna hetzelfde als dat voor ‘zoon’ (‘ben’)! De steen afkeuren is werkelijk niets minder dan de Zoon afwijzen. Maar de goede God heeft andere plannen. Het mag dan zo zijn dat criminelen de Zoon aan het kruis slaan en dat zo mensen hun triomf behalen over God – daarmee is het pleit toch nog niet beslecht. Want er is ook nog zo iets als de Opstanding. De verachting en de afwijzing van mensen hebben niet het laatste woord. God maakt van het kruis de hoeksteen van een nieuwe wereld. En u, die in de slag bent met uzelf, omdat u enerzijds niets liever wilt dat dat de wereld en uw eigen leven het theater worden voor de heerlijkheid van God, maar anderzijds nog altijd te strijden hebt tegen - die oerbegeerte om eigen baas te zijn in het leven en niet gestoord te worden door God – u wordt daarmee getroost. Wees gerust: God heeft het laatste woord. De Gekruisigde is ook de Opgestane. De afloop van de wereldgeschiedenis wordt niet door mensen bepaald, maar door Hem. De wereldgeschiedenis eindigt niet met de dood van God. Zij eindigt met de levende Heer. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.