Preek over

2014-01-26 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Het zesde gebod - Pleeg geen moord

Liturgie:

♪ Psalm 91: 1, 2
♪ E38: 4 - In de Heer vind ik heel mijn sterkte
♪ Gezang 444: 1, 2, 3
Genesis 9: 1-6 en Jacobus 3: 1-12
♪ Psalm 5: 2, 6
♪ Psalm 72: 4
♪ E52: 1, 2, 3, 4, 5, 6 – Bezing de almacht van uw God

Een universeel aanvaard gebod

Deze week was er in de pers veel aandacht voor de moord op Nicole van den Hurk in 1995. Ik las een artikeltje over de man die recent is aangehouden omdat hij van de moord verdacht wordt. Het roept walging op. De man heeft zich na 1995 schuldig gemaakt aan een reeks van gewelddadige verkrachtingen. Een psychiater noemt hem een ‘kruidvat vol haat’. (Spits 22 januari 2014) Je hoeft geen Bijbel te hebben om één ding zeker te weten: een moord plegen is vreselijk. Ook mensen die nog nooit van de tien geboden gehoord hebben hoef je dat niet te vertellen. In deze preek over het zesde gebod ga ik dan ook niet zeggen dat moorden niet mag. Die open deur hoeft niet te worden ingetrapt! Ik ga iets anders doen: u laten zien wat er Bijbels gesproken ónder dit gebod zit. Dat is het besef dat elk mens van God een unieke waardigheid heeft gekregen. Aansluitend vraag ik dan aandacht voor het grote kwaad, dat je mensen kapot kunt maken met woorden. Ten slotte moedig ik u aan om zorgzaam en met respect om te gaan met mensen, aan wie die unieke waardigheid niet meer te zien is.

Gemaakt als Gods evenbeeld

Waarom mag een díer eventueel wel geslacht en gedood worden, maar een méns onder geen beding? Waarom is kannibalisme – het opeten van een mens – absoluut onaanvaardbaar? Omdat een mens van een andere orde is dan een dier. Een mens is geschapen als Gods evenbeeld (Genesis 9:6, vgl. 1:26,27). Dat is een geheimzinnige aanduiding die ook vragen oproept. In welk opzicht zijn wij Gods evenbeeld? Heeft het ermee te maken dat wij – anders dan de dieren – via taal kunnen communiceren, of kunnen denken, of kunstzinnig zijn? Kun je het beeld van God kwijtraken? Van zulke serieverkrachters als de man die nu van de moord op Nicole van den Hurk verdacht wordt, wordt wel gezegd: “Die zijn niet menselijk meer.” Is zo iemand nog evenbeeld van God? Grote christelijke denkers hebben deze vragen geprobeerd te beantwoorden. Zij hebben diepe inzichten ontvouwd, zonder het onderling eens te worden. Ik zelf zie redenen om voor het volgende antwoord te kiezen:

wij zijn naar Gods evenbeeld gemaakt in zoverre God ons heeft aangesteld als onderkoning over de schepping, met de bedoeling dat wij zijn rechtvaardigheid en liefde weerspiegelen.

Of we dat evenbeeld kunnen kwijtraken? Nee en ja. Die aanstelling, die status, de waardigheid waarmee God ons bekleed, die raken we nooit kwijt. Maar de invulling die we eraan geven – daarmee is het vaak droevig gesteld.

Het zesde gebod en onze woorden

Terug naar het zesde gebod. Waarom mag het bloed van dieren eventueel wel worden vergoten, maar dat van mensen niet? Vanwege die menselijke waardigheid. Gods onderkoning – daar moet iedereen van afblijven, mensen zowel als dieren (9:5). Gods onderkoning – daar kun je ook niet alles tegen zéggen, Jakobus 3:1-12. Ook daar is - opvallend genoeg - sprake van de mens als Gods evenbeeld (vers 9). Jakobus laat zien hoe raar het is als wij mensen uitschelden en kleineren, en tegelijk God lof toe zingen. De koning (God) zegenen, dat wil zeggen het goede toewensen, maar de onderkoning vervloeken, dat wil zeggen met woorden kapot maken – dat kan toch niet? En zo zie je hier hoe het zesde gebod ons raakt, ook wanneer wij met echte gewelddadigheid niet van doen hebben. Jakobus stelt ons de vraag, of de waardigheid van onze medemens bij ons gegarandeerd is als we onze mond open doen. Scheld jij wel eens iemand uit: je moeder? je vriendje? Zeg je wel eens wat vernietigends tegen je zoon of dochter? Laat u zich in uw omgang met uw medemensen werkelijk leiden door het besef van hun unieke waardigheid? Ach, de vraag stellen is haar beantwoorden. Wie van ons laat zich nooit gaan. Wie is zelf misschien zo uitgescholden, dat het moeilijk is om het te vergeten. Daarom is het goed om nu in een moment van verootmoediging voor God te gaan staan en te benoemen waarmee wij de ander hebben beschadigd, of waarmee wijzelf beschadigd zijn door een ander. Laten wij, terwijl de organist het voorspel op psalm 5 speelt, nederig worden voor God, en om vergeving vragen dan wel ons hart in vergeving openen. Daarna zullen wij van die psalm het strenge vers 2 en het genadevolle vers 6 zingen. Als wij dat gedaan hebben vervolg ik de preek.

Blijvende status

Soms is het een medemens niet aan te zien dat hij of zij als Gods evenbeeld geschapen is. Ik denk aan mensen die ernstig dement zijn, of zwaar verstandelijk gehandicapt, of mensen die, zoals wij dat met een harde term noemen, in de goot terecht zijn gekomen. Wij spreken dan van ‘ontluistering’, waarmee wij bedoelen dat een mens zijn of haar waardigheid verloren lijkt te hebben. Juist met het oog op hen is het van belang om onderscheid te blijven maken tussen de aanstelling als onderkoning, en de invulling daarvan. Van die invulling komt weinig terecht als de vermogens daartoe ontbreken, of uitgeschakeld worden. Hoewel – het past ons hier voorzichtig te zijn. De glimlach die een demente bejaarde ons kan schenken – de vrolijkheid van een verstandelijk gehandicapte – de humor van een verlopen dronkaard: het zijn allemaal blijken van menselijkheid waarin iets van de ‘luister’ van het evenbeeld van God wel degelijk doorkomt. Niettemin - de ontluistering kan zo schrijnend zijn, dat het moeilijk is om Gods onderkoning in die medemens te zien. Maar ook dan nog: de aanstelling, de status - die blijft! Die glorie raakt een mens nooit kwijt. Daarom is het goed om ons te oefenen om respectvol om te gaan, ook met mensen die ‘in de goot’ terecht zijn gekomen, ook met mensen die dementeren, ook met mensen die ernstig gehandicapt zijn. En zulke mensen als de verdachte van de moord op Nicole van den Hurk? Hier is het contrast met de bedoeling van het mens-zijn bijna onverdraaglijk groot. De onderkoning over de schepping, die Gods rechtvaardigheid en liefde weerspiegelt – die is hier in zijn tegendeel verkeerd. Het is daarom niet voor niets dat de Here God in Genesis 9 de doodstraf instelt voor moordenaars. Wie zich aan een mensenleven vergrijpt moet sterven (9:6). Op dramatische wijze maakt God zo duidelijk, dat het kapot maken van mensen die naar zijn evenbeeld geschapen zijn, echt niet kan. Moet hieruit worden afgeleid, dat een moordenaar zijn waardigheid als evenbeeld van God wél voorgoed verspeeld heeft, en dat daarom zijn bloed wél vergoten mag worden? Zo wordt er in onze maatschappij vaak over zulke verdorven mensen gesproken. Toch denk ik dat wij ook ten overstaan van hen voorzichtig moeten zijn. In de eerste plaats, omdat het niet toevallig is dat in onze maatschappij de doodstraf is afgeschaft. Daar is het nodige voor én tegen te zeggen. Ik ga daar nu verder niet op in; daarvoor is dit vraagstuk te ingewikkeld. Maar feit is dat in het Koninkrijk der Nederlanden ook het bloed van moordenaars niet vergoten mag worden, en dat die wetgeving steun krijgt van veel christenen. Dat noopt tot voorzichtigheid in het beoordelen van mensen die een moord gepleegd hebben. Er is echter nog een tweede – belangrijker – reden voor die voorzichtigheid. Die heeft te maken met Christus. Denk aan het verhaal van de misdadiger aan het kruis, Lucas 23:39-43. Dat was waarschijnlijk een terrorist met bloed aan zijn handen. Christus ging royaal op zijn smeekbede in, en redde hem. Je zou kunnen zeggen: Christus is zo overweldigend het evenbeeld van God, dat die boetvaardige moordenaar daarop mocht meeliften, het Koninkrijk van God in. Ja, in het Nieuwe Testament geldt Christus als de enige die wél de volmaakte invulling geeft aan het beeld van God (vgl. II Korintiërs 4:4). Eigenlijk is Hij de enige ware, Koninklijke mens. Vergeleken bij Hem heeft geen van ons iets van de invulling van ons mens-zijn terecht gebracht. Daarom zijn wij állen aangewezen op onze rechtvaardiging in Hem, en hebben wij állen een hersteloperatie nodig, waardoor wij op deze Ene Koninklijke mens meer en meer gaan lijken. Paulus zegt het zo

God heeft ons uitgekozen om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeboren moest zijn van talloze broeders en zusters. (Romeinen 8:29)

Tot die talloze broeders en zusters behoort ook de moordenaar aan het kruis. En de apostel Paulus zelf, die eveneens bloed aan zijn handen had (Handelingen 26:10) En wijzelf, als wij mensen hebben uitgescholden, of gekleineerd, of op een andere manier beschadigd. Hoe zouden wij dan tegen een moordenaar durven zeggen: “Voor jou is herstel van het evenbeeld van God niet weggelegd; jij bent die status voorgoed kwijt.” Nee, broeders en zusters, ook wellustige seriemoordenaars zijn door God nog niet geheel en al opgegeven. Ook hun is de bijzondere status van mens-zijn niet ontnomen. Laten wij hen dan ook niet demoniseren, maar liever voor hen bidden.

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.