Preek over

2013-09-15 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De reis van je leven (3): De rijkdom van het gebed

Liturgie:

♪ E13 – Breng dank aan de Eeuwige
♪ E44 – Geprezen zij de Here
♪ : Psalm 62: 4, 5
2 Samuël 15: 13-15, 30-37
♪ E91 – Ik hef mijn ogen op
♪ E90: 1, 2 – Ik bouw op U
♪ E2 – Abba Vader
♪ Kinderen: Het borrelt
♪ Psalm 68: 7

Gebedsloosheid

In een studieboek dat in 1987 verscheen las ik: “In onze tijd is de gebedsloosheid enorm wijd verbreid.” De schrijver wil daarmee zeggen, dat hij waarneemt dat veel mensen niet, of nauwelijks meer bidden. Voor hen is het gebed geen deel meer van hun dagelijks leven. Dat zal nu, ruim 25 jaar later, niet veel anders zijn. Tijdens mijn studieverlof nam ik deel aan een studiedag van de onderzoeksgroep waaraan ik verbonden ben. Daar presenteerde een collega een stuk dat hij toelichtte door iets weer te geven van zijn ervaringen als predikant in een totaal wereldlijke omgeving. Het kwam hier op neer: “De mensen met wie ik werk hebben niets met religie. Het staat ver van ze af. God speelt in hun leven geen enkele rol.” Gebedsloosheid – het is een term om te onthouden. Nu is dat in de kerk, en zeker in onze kerk, gelukkig anders. Er wordt veel en intens gebeden in onze gemeente. Toch gaat de ‘gebedsloosheid’ ook aan onze kerk niet voorbij. Ik ken ze: mensen die niet meer in de kerk komen maar nog wel in de ledenlijst staan, voor wie het leven met God vaag of nietszeggend is geworden. Vroeger namen ze hun plek in ons midden in. Nu niet meer. Sommigen van hen zijn echt gebedsloos geworden. En wie weet, zitten er vanmorgen enkelen in de kerk, die zich wel in dat beeld herkennen, voor wie ‘bidden’ moeilijk is geworden, en die zich helemaal niets kunnen voorstellen bij ‘de rijkdom van het gebed’. Wel, voor hen in de eerste plaats preek ik vanmorgen over het verhaal van David op de vlucht voor Absalom.

Bidden: een zaak van het leven

In dat verhaal is sprake van een gebedsplaats, II Samuël 15:32. Daar waren er veel van in die tijd. De mensen hadden namelijk het gevoel, dat ze op de toppen van heuvels en bergen dicht bij de hemel waren. Zo was ook de top van de Olijfberg een populaire religieuze locatie waar men God kon aanbidden. Het boeiende van het verhaal is, dat die gebedsplaats slechts in het voorbijgaan genoemd wordt. Er wordt niet verteld dat David daar bidt. David bidt wel, maar niet op die religieuze locatie. Je zou kunnen zeggen, dat het bidden van David in dit verhaal een zaak van het volle leven is. Want David bidt, terwijl hij al jammerend voort zwoegt op het bergpad naar boven. Dán slaakt hij de verzuchting: “Ach HEER, verijdel toch de plannen van Achitofel.” (II Samuël 15:31)

Drama

Het is een drama dat hier verteld wordt. De koning die ooit met pracht en praal troonde in zijn paleis, is op de vlucht geslagen voor zijn zoon Absalom die een staatsgreep heeft gepleegd. Met een groepje trouwe volgelingen trekt hij halsoverkop weg uit Jeruzalem. En dan, onderweg naar de top van de Olijfberg, op dat bergpad, terwijl ze hun nood klagen, hoort David dat Achitofel zich had aangesloten bij Absalom (zie 15:12). Die Achitofel was wat je noemt een charismatische persoonlijkheid, een slimme man, ook een invloedrijk man (zie II Samuël 16:23). Achitofel was voor Absalom een geschenk uit de hemel. Met Achitofel erbij zou de staatsgreep lukken! Zo slaat de schrik David om het hart. Nu is de zaak voor hem verloren! De grond zakt onder zijn voeten weg. In die radeloosheid slaakt David de verzuchting:

“Ach, HEER, verijdel toch de plannen van Achitofel.”

Ofwel: “O God, maak dat Achcitofel deze keer de mist ingaat!”

Schietgebed

Zulk bidden, dat je in je angst en radeloosheid roept “O God!” – dat noemen wij een schietgebed. De beeldspraak is veelzeggend: je schiet in zo’n gebed als het ware een pijl af. Ik wil het in deze preek voor die ‘schietgebedjes’ van ons opnemen. Ik weet het: ze kunnen ‘goedkoop’ worden. Maar ze zijn vaak wel heel echt. Het zijn gebeden die uit de grond van je hart kunnen komen. Dat is bij David zeker het geval, en velen van u zullen vergelijkbare situaties hebben meegemaakt waarin het tot zo’n schietgebed kwam. In omstandigheden dat je als mens overweldigd wordt door wat er gebeurt, kun je naar die heilige Naam worden toe gedreven: “Mijn God...” Daar zit dan in, dat je je ontzaglijk nietig en klein voelt. En dan is het gebed een rijkdom. Want dan houdt het in, dat je in die nietigheid en kleinheid een metgezel zoekt. Geen mens, want mensen zij dan net zo nietig en klein als jij. Mensen heeft David genoeg om zich heen op dat bergpad. Maar het leven is voor hem zo uitzichtloos, en de rampspoed zo overweldigend, dat die mensen niet genoeg zijn. David zoekt een andere Metgezel. Bij Hem stort hij zijn hart uit. Bij Hem zoekt hij houvast.

Niet goedkoop

Ik zei dat schietgebedjes nog wel eens goedkoop kunnen worden. Zo van: God in het normale leven links laat liggen, en Hem dan, als je het alleen niet meer af kunt, op bestelling afroepen. Zo goedkoop gaat het bij David niet toe. Immers, eerder had hij tegen zijn metgezellen gezegd:

“Als de HEER mij afwijst, dan zal ik me daarbij neerleggen. Hij mag met me doen wat Hij het beste vindt.” (II Samuël 15:26)

Daaruit blijkt dat hij het allerminst vanzelfsprekend vond dat God hem nu uit de brand zou helpen. Hij houdt er rekening mee, dat God ertoe besloten had de staatsgreep van Absalom te zegenen zodat er een einde komt aan zijn, Davids, koningschap. Dat heeft ermee te maken dat hij zich diep in de schuld voelde staan bij God vanwege de zonde met Bathseba (II Samuël 12:10). Hij wist ook dat hij zelf Absaloms haat tegen hem had opgeroepen (II Samuël 14:1). Kortom: David besefte dat hij deze ellende aan zichzelf te wijten had. Zijn ‘schietgebed’ is allesbehalve een goedkoop beroep op God. En toch – een beroep op God is het wél. Hoewel hij er rekening mee houdt dat de HEER zijn handen van hem aftrekt, klampt hij zich toch aan Hem vast. Hoe kan dat? Daar is maar één antwoord op: David wist dat de HEER een genadige God is. Dát is de rijkdom van het gebed: dat je, nietig en klein, hoe stom je ook hebt gedaan, hoe onmogelijk je jezelf ook bij God hebt gemaakt, Hem toch mag aanroepen:”O God, help me…” De HEER is in Jezus Christus werkelijk een genadige God.

Eigen verantwoordelijkheid

Er is nog een tweede reden waarom Davids ‘schietgebed’ niet goedkoop is. Hij loopt namelijk niet weg voor zijn eigen verantwoordelijkheid. Dat blijkt uit II Samuël 15:32-37. Daar wordt verteld dat hij Chusaï treft. Dat was, net als Achitofel, een invloedrijk man. Eigenlijk was Chusaï de enige die Achitofel aankon. Daarom vraagt David Chusaï om terug te gaan naar Jeruzalem en daar te doen wat in zijn vermogen ligt om de plannen van Achitofel te doorkruisen. Is David, door Chusaï zo aan het werk te zetten, zijn gebed al weer vergeten? Mij dunkt van niet. Hij weet immers heel goed, dat er geen enkele garantie is dat zijn plan zal slagen. Ook over het beroep dat David op Chusaï doet valt de schaduw van zijn besef, dat God mogelijk een einde aan zijn koningschap zal maken. Het is werkelijk een ootmoedige David die Chusaï vraagt te doen wat hij kan om het kwaad te keren. Maar in die ootmoed durft hij niet alleen tot God om hulp te bidden, maar neemt hij ook zijn verantwoordelijkheid. Ook daarom is zijn ‘schietgebed’ niet goedkoop.

Danken

Intussen zou u de conclusie kunnen trekken, dat je schietgebedjes alleen afvuurt als de nood aan de man is. Maar die kant wil ik niet op. Het zijn immers niet enkel de nare dingen in het leven die je kunnen drijven tot gebed. Hoe klein en nietig kun je je niet voelen, wanneer je juist overstroomd wordt door geluk. Hoeveel mensen worden bij de geboorte van een kind niet overweldigd door vreugde. Waar kun je dan je dankbaarheid kwijt? Ook op die momenten van puur geluk kan de drang om naar God te gaan uit de grond van je hart komen.. “O God, wat is dit geweldig…” Ook in die zin laat zich over ‘de rijkdom van het gebed’ spreken, dat het veelkleurig is. Je kunt bidden uit angst, maar ook uit vreugde; uit vertwijfeling, maar ook als je boven twijfel en wanhoop bent uitgetild. Je kunt klagen in het gebed, maar ook juichen. Waar het om gaat is, dat je in het volle leven dingen kunt meemaken die zo hoog of zo diep gaan, dat het niet genoeg is om mensen om je heen te hebben, maar dat je onwillekeurig je handen uitstrekt naar Iemand die groter is dan mensen…

God sta mij bij

Terug, ten slotte, naar de gebedsloosheid. Wat wil ik nu vanuit dit verhaal zeggen tegen hen die daarmee tobben, en tegen u allen? Dit: dat het erom gaat het gebed weer terug te vinden op de momenten dat je intens leeft. Het is niet verkeerd om de gebedsplaatsen op te zoeken: om een kerk binnen te lopen, een kaarsje aan te steken, samen met de christelijke kerk gemeente te bidden. Maar op die typisch religieuze locaties kan het gebed een abstract ritueel worden, wanneer het niet geworteld is in een bidden in het volle leven. De strijd met de gebedsloosheid begint er daarom mee, dat je dieper afsteekt bij jezelf. ‘Bidden’ kan weer ‘echt’ worden, als de oppervlakkigheid van het leven stukbreekt op heftige gebeurtenissen: ernstige ziekte, verlieservaringen, diepe vreugde en dankbaarheid, verwondering, vertwijfeling. Ik doel op al die situaties waarin je de tijd niet hebt om na te denken omdat heftige emoties je bespringen. Dan is het een zegen om er niet moederziel alleen voor te staan. Dan, zo zegt dit verhaal, is er de genadige God, naar wie je je handen kunt uitstrekken. Vind dus op zulke momenten het gebed terug. Tast naar Hem, en schiet die pijl af: "O God..." Laat mij u in dit verband iets vertellen over een van de allerbelangrijkste filosofen van de 20e eeuw, Ludwig Wittgenstein (1889-1951). Die man heeft een wonderlijk leven gehad. Hij vond het erg belangrijk om uit zijn comfortzone te komen en nam zo dienst in de Eerste Wereldoorlog. Op zijn eigen verzoek werd hij in de frontlinie geplaatst. In zijn dagboek schreef hij:

Overdag is nu alles rustig maar in de nacht moet het vreselijk tekeer gaan. Zal ik bet uithouden?? Dat zal de komende nacht blijken. God sta mij bij!!

Dat zei geen man die vaak in de kerk kwam. Ludwig Wittgenstein was ook geen kinderlijk eenvoudige gelovige. Hij was wel een filosoof die middenin het leven wilde staan, en die gevoel had voor het geheimenis van het leven. Zo ontdekte hij in de vuurlinie het gebed. Waarom ik u dit vertel? Omdat het zo’n indruk op me maakt, dat een groot denker wilde terugkeren naar het volle leven en daar het gebed in praktijk bracht. Ik wil u allen aanmoedigen om het voorbeeld van mannen als David en Wittgenstein te volgen. Blijf als het leven hoogtes en dieptes bereikt niet moederziel alleen, maar strek uw handen uit naar Hem die groter en genadiger is dan mensen. Vind de gebedsroep terug: “O God..."
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.