Preek over Romeinen 4:3, 5 en 8

2012-10-28 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Wat telt en niet telt bij God

Liturgie:

♪ E188 – Wij eren en aanbidden U
♪ Psalm 95:1, 2, 3
♪ Romeinen 4: 1-8
♪ Gezang 3: 1, 2
♪ E168 – Vader, vol van vrees en schaamte
♪ Psalm 23: 3
♪ Gezang 401: 1, 2

Zonden tellen

Doe je dat wel eens: je zonden tellen (vgl. Romeinen 4:8)?

“Ik heb dit niet goed gedaan, en dat niet. Vorige week ging ik daarmee de fout in, en gisteren – hoe heb ik zo stom kunnen zijn …”

Van zulke opsommingen kun je behoorlijk gedeprimeerd raken. Nog erger wordt het als iemand anders de optelling maakt: je vriend(in), je ouders, je baas.

“Wij moeten eens een hartig woordje praten. Wat je vanmorgen zei, daar word ik niet blij van. Vorige week heb je trouwens ook een forse steek laten vallen, en ik ben ook nog niet vergeten dat…”

Je kunt het woord dat hier vertaald wordt met ‘tellen’ ook met ‘toe- of aanrekenen’ weergeven. Dat klinkt nog dreigender.

“Dat moet ik je wel aanrekenen.”
Of:

“Dat reken ik mezelf wel aan.”

Ja, het is werkelijk deprimerend als je een scherp oog hebt voor je eigen onvolkomenheden, of als iemand anders dat heeft. Het leeft makkelijker wanneer je je er niet bewust van bent dat je fouten maakt en in gebreke blijft. Aan de andere kant: het is de realiteit dat we uit onze slof schieten, terugvallen in een verkeerde gewoonte, er dingen uit flappen waarmee we God of de ander kwetsen. Pijn hebben vanwege het verkeerde dat we doen – het is onvermijdelijk en onontkoombaar, omdat we onvolkomen mensen zijn.

Het rekenen van God

Wat een ruimte geeft het dan als God de zonden niet telt. Paulus citeert psalm 32:

Gelukkig is de mens wiens zonden de Heer niet telt, niet aanrekent.

Ja, daar kun je als mens van opademen, dat God in zijn genade ons de verkeerde dingen niet aanrekent, er geen aantekening van bij houdt. Dat is wel wonderlijk. Want als er Iemand is die niets vergeet en scherp ziet, is het onze Schepper. Maar terwijl wij erover kunnen inzitten, zegt Hij: “Het telt voor Mij niet.” Dat heeft met Christus te maken: Hij werd prijsgegeven om onze zonden, 4:25. Om Christus’ wil rekent God ons onze zonden niet aan. Dat vieren wij bij het avondmaal.

Geloofsvertrouwen

Paulus nodigt ons uit om daarop volledig te vertrouwen. Zelfs laat zich uit zijn woorden afleiden, dat wij God geen groter plezier doen dan wanneer wij dáár het volste vertrouwen in hebben: dat God onze zonden niet telt. Ik doel op wat hij in Romeinen 4:3 en 5 zegt over Abraham en over allen die net als Abraham vertrouwen hebben in God. Ik vraag eerst uw aandacht voor Romeinen 4:3:

Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.

Frappant is, dat hier hetzelfde woord gebruikt wordt als in vers 8. Daar wordt het met ‘tellen’ vertaald, hier met ‘toerekenen’. Terwijl het in vers 8 gaat om wat God niet telt, zegt Paulus in vers 3 dat Hij Abraham diens geloofsvertrouwen wél toerekent. Dat vertrouwen wordt hem als een daad van gerechtigheid toegerekend. Dat wil zeggen: als het gaat om Abrahams relatie tot God, dan is het zijn vertróuwen dat telt. Die relatie heeft volgens de Bijbel een uniek karakter: God beschouwde Abraham als zijn vriend, Jesaja 41:8. Eigenlijk zegt Paulus dus: ”Dat Abraham volledig op God vertrouwde, dát rekende Hij hem toe en dát maakt dat Hij hem als zijn vriend beschouwde.” Daarmee zegt Paulus iets anders dan zijn Joodse tijdgenoten. Die hadden er een andere verklaring voor dat God de Heer op zo’n intieme manier met Abraham omging. Zij meenden, dat het Abrahams gehoorzaamheid was die hem werd toegerekend zodat hij mocht gelden als een vriend van God. Immers, zelfs toen God hem vroeg zijn zoon te offeren deed hij dat. Die gehoorzaamheid, díe telt voor God. Nooit was iemand zo gehoorzaam aan God als Abraham. Dat bracht God in rekening toen Hij Abraham zijn ‘vriend’ noemde. We vinden deze Joodse gedachtegang in het boek Jezus Siracht (44:20,21) maar ook in de brief van Jakobus (2:21). Nu zou Paulus de laatste zijn om te ontkennen dat Abraham een zeer gehoorzaam man was. Toch zegt hij hier, in Romeinen 4, iets anders. Dat andere leest hij in Genesis 15:6. Dáár staat immers dat God Abrahams vertrouwen in rekening bracht. Vertrouwen gaat dieper dan gehoorzaamheid. Vertrouwen ligt aan gehoorzaamheid ten grondslag. Omdat Abraham vertrouwen had in God, deed hij wat God zei. Paulus let in Romeinen 4 ook niet zozeer op die daad van gehoorzaamheid die Abraham verrichtte door zijn zoon als offer aan God aan te bieden, Genesis 22. Wat in Genesis 15 staat speelt zich in een eerder stadium af. Nog lang voordat Abraham een zoon kreeg, laat staan die kon offeren, rekende de HEER Abraham diens vertrouwen toe. Het blijkt erover te gaan dat Abraham erop vertrouwde dat God hem nageslacht zou geven, zoals Hij hem beloofd had, Genesis 15:55,6. Zo was hij ook uit zijn vaderland vertrokken omdat hij erop vertrouwde dat God zou doen wat hij had beloofd. Dat geloofsvertrouwen, dat telde voor God. Dit maakte hem tot zijn vriend. Omgekeerd ook: toen Israël in de woestijn niet vertrouwde op Hem, brak er iets in de relatie tussen de Heer en het volk (psalm 78:32). De HEER telt niet onze zonden, maar geeft wel het volle pond aan ons vertrouwen. Dát is het punt dat Paulus wil maken in Romeinen 4: wat bij God telt, is het vertrouwen van mensen op Hem.

Vertrouwen op Hem die de schuldige vrijspreekt

Opvallend is, dat Paulus dit geloofsvertrouwen van Abraham vervolgens betrekt op een ándere belofte van God: die van de vergeving van zonden. Zie 4:5

Iemand zonder verdienste, die echter vertrouwt op Hem die de schuldige vrijspreekt, wordt vanwege zijn vertrouwen rechtvaardig verklaard.

Het is wel een krasse uitdrukking waarmee hier de vergeving van zonden wordt aangeduid. God geldt hier als een God ‘die de schuldige vrijspreekt’. Een mens die erop vertrouwt dat God zo is en zo doet, die is een vriend van God. Dát vertrouwen wordt hem toegerekend als ‘een daad van gerechtigheid’. Jammer genoeg laat de NBV dat niet duidelijk uitkomen. Bij een consequente vertaling zou zichtbaar worden dat ook hier weer dat woord ‘tellen’, ‘aanrekenen’ gebruikt wordt. Lees vers 5b dus zo:

… het geloofsvertrouwen van zo iemand wordt hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.

Als je dat van God gelooft, dat Hij jou als schuldige geheel en al vrijspreekt van je zonden, dan doe je iets dat God je graag toerekent. Daarom zei ik, dat zich uit Paulus’ woorden laat afleiden dat wij God geen groter plezier doen dan wanneer wij er het volste vertrouwen in hebben dat Hij onze zonden niet telt. Want die twee uitdrukkingen betekenen natuurlijk hetzelfde:

God spreekt de schuldige vrij (vers5)

God telt de zonden niet. (vers 8)

“Weet dit goed,” zegt Paulus: “Als je dát vertrouwen in God hebt, dat Hij je zonden niet telt, dan zal Hij dát in rekening brengen. Niets telt voor Hem zwaarder dan dat!” Houd daarom op met het tellen van je zonden. Het leidt nergens toe en je neemt God niet serieus. Ga staan in de bevrijding en in de blijheid. Dát is waar je God enthousiast over maakt. God wordt moe van ons als wij blijven zeuren en kniezen over dingen waar Hijzelf geen acht op wil slaan. God ziet ons daarentegen als zijn ideale partner wanneer wij Hem de kans geven genadig voor ons te zijn.

Niet goedkoop

Als je deze zinnen tot je door laat dringen kun je begrijpen dat altijd weer het gevoel ontstaat dat het zo wel erg makkelijk wordt. De mensen zeiden het al tegen Paulus zelf:

“Betekent dit nu dat we moeten blijven zondigen om de genade te laten toenemen?” (Romeinen 6: 1)

Ook Maarten Luther, die dit evangelie herontdekte en er, deze week 495 jaar geleden, op een spectaculaire manier mee naar buiten trad, kreeg het te horen: “Jij maakt het wel goedkoop…” Toch heeft noch Paulus, noch Luther zich er door deze tegenwerping van laten weerhouden om het evangelie van Christus zo radicaal te brengen. Beiden waren er namelijk van doordrongen, dat deze genade kostbaar is. Christus heeft zijn kostbaar bloed vergoten, om ons in deze vrijheid te stellen – zie Romeinen 3:25. Ons geloofsvertrouwen richt zich op een God, die zijn eigen Zoon niet spaarde om ons vrij te kopen van onze schuld. Alleen daarom al is dit evangelie niet ‘goedkoop’. Maar er komt nog iets bij. Al te vaak is deze boodschap opgevat als een soort geloofswaarheid die je maar moest accepteren. Zo van: “Als je gelooft dat Jezus voor jouw zonden gestorven is, dan is het goed.” Dan wordt het dus zoiets als het voor waar houden van een geloofsartikel. En ja, als het dat zou zijn, dan zou het iets goedkoops hebben. Maar dat is het laatste wat Paulus heeft willen zeggen. Zijn boodschap is niet dat het aannemen van een geloofsartikel ons wordt toegerekend als een daad van gerechtigheid, maar de levenshouding van vertrouwen. Dat is heel wat anders! Zo’n levenshouding – die is werkelijk eervol voor God. Dán neem je Hem en het offer dat Christus gebracht heeft serieus. Dat zal ook impact hebben op je gedrag. Als je werkelijk ten volle vertrouwt op God, en van Hem gelooft dat Hij de schuldige vrijspreekt en jouw zonden niet telt, dan stop je met dat kniezen en tobben. Dan ligt er in jouw leven de basis van gehoorzaamheid. Geloofsvertrouwen – dat maakt alles in je leven anders. Wat Paulus hier in Romeinen 4 naar voren brengt over wat niet voor God telt en wat wel, is geen goedkoop evangelie. Het is juist een diep evangelie. Treed dus in de voetsporen van Abraham. Heb het onbegrensde vertrouwen in God, dat Hij alles doet wat Hij jou belooft. Als God ziet dat je zo op Hem vertrouwen wilt, weet dan dat dát doorslaggevend voor Hem is. Dan ben je zijn vriend. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.