Preek over Marcus 8:22-26

2012-09-16 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Leunen en zien

Liturgie:

♪ E189 – Wij hebben weet van een genade die ons verstand te boven gaat
♪ E38: 4 – In de Heer vind ik heel mijn sterkte
Romeinen 6: 13
♪ E142 – Mogen de woorden van mijn mond
Marcus 8: 22-34
♪ Gezang 328
♪ E178 – Vrede zij u
♪ E132 = Psalm 117 – Loof de Here, alle gij volken

Leunen

Soms staat je geloof of gebed op zo ’n laag pitje, dat het fijn is als je op anderen kunt leunen. Ik ga u vanmorgen aanmoedigen dat te doen, en wel in een preek over het verhaal in Marcus 8 over de genezing van een blinde. Het evangelie naar Marcus vertelt twee keer over blinden die bij Jezus komen om genezen te worden. Behalve dit verhaal is er het meer bekende over Bartimeüs (10:46-52). Als je deze twee verhalen nauwkeurig met elkaar vergelijkt, kom je verschillen op het spoor. Het eerste betreft de houding die de twee blinden aannemen. In het verhaal van Bartimeüs wordt helemaal niet geleund. Die man neemt zelf het initiatief. Hij schréeuwt tot Jezus (10:47), en als de mensen kwaad tegen hem zeggen dat hij zijn mond moet houden gaat hij alleen maar harder schreeuwen (10:48). In het verhaal van vanmorgen ligt het initiatief bij anderen dan de blinde zelf. De NBV laat dat niet duidelijk uitkomen met de vertaling

Er werd een blinde bij Hem gebracht en men smeekte hem om de man aan te raken.

Nauwkeuriger en daardoor sprekender is de vertaling van het NBG uit 1951:

Ze brachten een blinde bij hem en smeekten hem de blinde aan te raken.

Die blinde man zegt zelf niks. Hij doet ook niks. Het zijn anderen die hem bij Jezus brengen en die het woord tot Jezus richten. Zo iets wordt ook in 7:32 verteld. Maar daar gaat het over een dove die gebrekkig sprak. Je kunt je voorstellen dat die het prettig vond dat anderen een goed woordje voor hem deden bij Jezus. Maar deze blinde? Als Bartimeüs kon schréeuwen, waarom zegt déze man dan niks? Waarom laat hij het initiatief geheel aan die anderen over? We weten het niet. Maar het is wel mooi: hij heeft mensen die voor hem opkomen bij Jezus. Hij staat er niet alleen voor.

De gemeente

Is dat niet wat God ook met ons als kerkelijke gemeente voor heeft? Dat we er niet alleen voor staan in het geloof, maar dat we rondom ons mensen hebben op wie we kunnen terugvallen? Ik zei het al: als je geloof of gebed op een laag pitje staat, is het fijn als je op anderen kunt leunen. Soms heb je dat niet nodig. Er zijn tijden dat je, net als Bartimeüs, zelf de weg naar Jezus wel weet te vinden. Maar we weten allemaal dat er ook tijden zijn dat het niet zo soepel loopt. Dat je het moeilijk vindt om te bidden. Dat je een dip in je geloofsleven kent, soms heel langdurig. Wat God met de kerk voor heeft, is dat er dan ánderen zijn die voor je bidden, en die dan als het ware de schakel vormen tussen God en jou. Daarom roep ik u vanmorgen op om als het nodig is op uw medechristenen te leunen. Ik wil u natuurlijk niet geestelijk lui maken. Soms heb je juist een stimulans nodig om net als Bartimeüs zelf initiatieven te nemen. Maar tegelijk zou ik niet graag de christenen de kost geven, die een inzinking in hun geloof overleefd hebben dankzij de gelovigen rondom hen op wie ze konden terugvallen. Sommige mensen hebben het gevoel, dat ze in de kerk niets te zoeken hebt als hun relatie met God hapert. Dat gevoel kan nog eens versterkt worden, doordat tegenwoordig zoveel nadruk wordt gelegd op het werken aan de relatie met God. Maar wat zou je dan nog naar de kerk gaan, als je op de een of andere manier reden de energie niet hebt om aan die relatie te werken? Broeders en zusters, laat u niet ontmoedigen. Weet dat u, als het in uw gebed en geloof niet zo soepel loopt, juist welkom bent in de kerk. Want in de kerk dragen we elkaar. Er zijn mensen in de kerk die nog wat extra dragen: ouderlingen en diakenen. In die metgezellen van de blinde man zie ik diakenen en ouderlingen in één. De diakenen in hen zeggen: “Hup, we gaan naar Jezus. Steek je arm maar door de onze – wij weten de weg.” Praktische lui, die diakenen. De ouderlingen in hen spreken Jezus aan: “Heer, wilt U hem aanraken? Wilt U hem de handen opleggen?” Vrijmoedige lui, die ouderlingen. Die komen met je bidden. En allebei, diakenen en ouderlingen, hebben ze oog en oor voor de mensen. Zij bellen of mailen voor een afspraak. Mooi is dat.

Twee fasen

Wat in dit verhaal vervolgens opvalt, is dat de genezing in twee fasen verloopt. Ook daarin wijkt het af van het verhaal over de genezing van Bartimeüs. Daar wordt verteld dat de genezing plaats vindt van het ene moment op het andere:

Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij weer zien. (10:52)

Dat is in Marcus 8, anders. Het proces verloopt trager. Terwijl Jezus bij Bartimeüs alleen maar een woord hoeft te spreken (10:52), verricht Hij hier een soort ritueel: Hij doet speeksel op zijn ogen en legt hem de handen op. Maar als Hij dan aan de man vraagt of hij weer kan zien, komt er een aarzelend antwoord, 8:24:

Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.

Verward en vreemd dus. Hij ziet, maar bij lange na niet scherp. Hij is zeker niet meteen genezen. Er volgt een tweede ronde in de behandeling, vers 25. Pas daarna ziet hij scherp, ook in de verte. Wat heeft dit te betekenen? Dat het voor Jezus een moeilijk karwei is? Het zou kunnen. Bereidt dit verhaal ons erop voor dat zelfs Jezus de wereld niet in één keer kan herstellen, maar dat Hij daar tijd voor nodig heeft? Het is mogelijk. Maar er is nog iets anders. Direct op dit verhaal volgt het verslag van de belijdenis van Petrus. Daarin zie je ook twee fasen. De eerste fase is dat bij Petrus het licht doorbreekt: hij ziet in dat Jezus de Messias is, 8:30. Maar weldra blijkt dat hij nog lang niet scherp ziet. Want dat Jezus een lijdende Messias zal zijn, 8:31, daar heeft hij nog geen benul van. Dat blijkt uit de aanvaring die hij met Jezus heeft, 8:32,33. Jezus ziet dan ook aanleiding om zijn discipelen samen met een hele menigte, nader te onderwijzen over het kruis, 8:34. De blinde, voor wie de genezing in tweefasen verloopt, staat dus als het ware model voor Petrus. Ook die heeft niet van het ene moment op het andere een helder zicht. Het daagt hem wel dat Jezus de Messias is, maar hoe, en wat dat voor hemzelf gaat betekenen – Jezus heeft tijd nodig om hem daar de ogen voor te openen.

Helder zien

Jezus geeft er zelf een aanwijzing voor, dat het verhaal van de genezing van de blinde samenhangt met dat van de belijdenis van Petrus. Want eerder in dit hoofdstuk maakt Hij al duidelijk, dat zijn discipelen in zekere zin óók blind zijn. Ik doel op 8:17 en 18. Jezus toont er zich geërgerd over dat zijn waarschuwing tegen de Farizeeën en tegen Herodes niet tot hen door dringt. Terwijl Hij hen voorbereidt op vijandschap, zitten zij in over een tekort aan brood. Nota bene: tweemaal hebben ze een wonderbare spijziging meegemaakt, en nu tobben ze over te weinig brood! Zo barst Jezus tegen hen los, 8:17:

Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? Zijn jullie dan zo hardleers? Jullie hebben ogen, maar zien niet?

Daar heb je het: Jezus stelt vast dat zijn discipelen óók blinden zijn. Als Petrus even later ook nog dwars tegen Hem ingaat, wordt dat alleen maar bevestigd. Daarmee wordt het verhaal van de genezing van een blinde in twee fasen voor ons van bijzondere betekenis. Het wil ons ervan doordringen dat Jezus ook met ons nog niet klaar is. Want geldt wat van de discipelen en in het bijzonder van Petrus verteld wordt, ook niet van ons? Het is zo herkenbaar, dat we wel zicht hebben op God en zijn Koninkrijk, maar dat we tegelijk nog niet scherp zien. Ik geef een voorbeeld. We zijn allemaal bezig met de financiële crisis waar Europa doorheen gaat. We worden er ook allemaal door getroffen, sommigen van ons misschien hard. Maar hebben we ook zicht op wat er werkelijk aan de hand is? Kunnen we de tekenen van de tijd duiden (Matteüs 16:3)? Het verhaal van de genezing van de blinde roept ons op naar voortgang te verlangen, naar voortschrijdend inzicht. Het herinnert ons eraan dat wij de Geest van God nodig hebben, die ons hart verlicht, Efeziërs 1:18. Het roept verlangen bij ons wakker naar een helderder kijk op God en zijn wereld. Wees niet te gauw tevreden met uw kijk op het geloof. Sta open voor geestelijke groei. Bid erom, dat God u steeds verder vertrouwd maakt met zijn wegen.

Ons gevoel en ons verstand
Zijn, o Heer, zo zonder klaarheid,
Als uw Geest de weg nacht niet bant,
Ons niet stelt in ’t licht der waarheid.

O Gij glans der heerlijkheid,
Licht uit licht, uit God geboren,
Maak ons voor uw heil bereid. (gezang 328:2,3)

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.