Preek over Psalmen 15

2012-06-10 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Op niveau leren leven

Liturgie:

♪ E150 – Prijs onze Heer; Hij alleen is de machtige God
♪ Gezang 424
Lezen: Lucas 6:46-49
♪ Psalm 15
Lezen: Titus 2:14
♪ E16 – Create in me a clean heart
♪ kinderen zingen: Samen is veel leuker

Hoog verheven en laag bij de grond

Wonen bij God in zijn huis, zijn huisgenoot zijn: als je erover nadenkt kun je er niet bij dat dat voor een mens is weggelegd. In het hoofd van de oude Grieken kwam het in elk geval niet op. Zij zagen een onoverbrugbare kloof tussen de top van de berg Olympus waar de goden woonden, en de begane grond, de woonplaats van de mensen. Op de top van de godenberg hadden mensen niets te zoeken. Op de top van de berg Sion, waar de tempel van de HEER hoog verheven in de zon glinstert, dan wel? Zou en mens de euvele moed hebben om omhoog te klauteren die berghelling op, en zich dan te melden bij de poort? God de HEER is heilig, een en al licht, zonder enige duisternis in zich (I Johannes 1:5). Geen wonder dat de woonplaats van God in den hoge is. Maar wij mensen? Wij horen inderdaad in de laagte thuis, omdat ons leven zo laag bij de grond kan zijn. Wat kan het onder mensen weinig verheffend toe gaan. Ik geef een voorbeeld. Op de actualiteitensite Geen Stijl (dagelijks 230.000 bezoekers) werd kort na het ski-ongeluk van Prins Friso de als humoristisch bedoelde oproep aan de Koninklijke familie gedaan, om de organen van de prins af te staan. Men zei: prins Friso ‘is stuk’. Dus: haal zijn nieren, lever en longen er maar uit. Daarmee kan hij het leven van nog minstens vier anderen redden en “dat is een grotere bijdrage aan de samenleving dan de rest van de familie ooit geleverd heeft.” Als je zoets leest, en je realiseert je dat honderdduizenden Nederlanders dit soort ‘humor’ op prijs stellen, dringt het gevoel van afstand tussen de hoge God en ons mensen zich aan je op. Wat kun je dan verlangen naar niveau. Daar hoef je trouwens geen christen voor te zijn. Ik las een woedende reactie van Ramsey Nasr, de dichter des vaderlands, een Nederlander van Palestijnse afkomst. Hij zegt:

“Dit is ziek, gestoord, narcistisch. ‘Moet kunnen?’ Moet helemaal niet kunnen! Wanneer zeggen we in Nederland eens dat dit over de schreef is? Dat daar vrije meningsuiting niet voor bedoeld is? Waar zijn onze normen?” (NRC Handelsblad 24 maart 2012)

Ja, dit is erg. Wat kan een mens dan ook hunkerend omhoog kijken, in de richting van God. Je zou het willen ontstijgen, al dat lage, duistere, kleinmenselijke, verdorven gedoe. Maar of wij ooit dat niveau bereiken, dat werkelijk verheven leven van God, in zijn volmaakte puurheid, in zijn gelukzaligheid?

Het welkom van de drempelwachter

Psalm 15 wekt hoop. Meteen in vers 1 wordt de hoopvolle vraag gesteld:

HEER, wie mag gast zijn in uw tent?
Wie mag wonen op uw heilige berg?

Werkelijk, alleen die vraag al is hoopvol. Zo iets vraag je niet als je ervan uitgaat dat het niet voor een mens is weggelegd om Gods huisgenoot te zijn. De dichter van psalm 15 gaat er onmiskenbaar van uit dat het wél kan. Hij weet kennelijk, dat de HEER een verbond met mensen sluit, dat Hij, de verheven God, een huwelijk heeft willen sluiten met een menselijke bruid, Jesaja 62:5, vgl. Efeziërs 5:31,32. Huisgenoot worden van God: het is een voorrecht dat het volk Israël ten deel valt, en in Christus ook de gelovigen uit de heidenen, Efeziërs 2:19. Werkelijk, het heeft zin om als mensen de berg te beklimmen en op de top aan te kloppen op de deur van het huis waar God de HEER zelf woont. En inderdaad: het antwoord in psalm op die vraag is niet “Scheer je weg!” Hoe haal je het in je hoofd!” In de verzen 2-5 komt de drempelwachter van het huis van God aan het woord. En wonderlijk –hij heet ons welkom, zij het onder het voorbehoud dat we ook werkelijk op niveau gaan leven:

Vraag
HEER, wie mag gast zijn in uw tent?
Wie mag wonen op uw heilige berg?

Antwoord
Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is,
wie oprecht de waarheid spreekt.

Ik lees in deze psalm dan ook de uitnodiging aan ons mensen om op reis te gaan, op weg naar God. Ik hoor hierin al iets van wat onze Heer Jezus later zal zeggen:

In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou Ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? (Johannes 14:2)

Het gaat dan dus om de bestemming van ons leven. We zijn in ons leven op weg naar God, om uiteindelijk onze intrek te nemen in een kamer van zijn huis, om uit te komen op het niveau van zijn heiligheid en gelukzaligheid. In dat huis bereidt Christus ons een plaats: Hij reinigt ons van alle zonden. Maar daar blijft het niet bij. Door zijn Geest wil Christus ook in ons aan het werk gaan, en roept Hij in ons het verlangen op om de zonde te ontstijgen en ons uit te streken naar het leven in de gelukzalige gemeenschap met God. Die opwaartse weg wordt door psalm 15 aangeduid. Dát is de ‘volmaakte’ weg. In de verzen 3-5 wordt geschetst hoe die er concreet uitziet. Ik ga een aantal aanduidingen met u na.

Nadeel incasseren

Laat mij beginnen met wat staat in vers 4c:

Zijn eed breekt hij niet, al geeft het hem nadeel.

Stel je voor: je hebt een oude oom beloofd “Volgende week zaterdag kom ik op uw feestje. U kunt op mij rekenen.” En wel verdraaid: je krijgt een uitnodiging voor een popconcert – veel leuker! Je bent de sigaar. Had je nou maar niks beloofd. Kun je er nog onderuit? Vast wel. Maar je kunt ook zeggen: “Beloofd is beloofd. Het belang van oom gaat nu voor.” Dan zeg je ‘nee’ tegen jezelf. Maar is dat zo erg? Is dat niet het niveau waar in het Nieuwe Testament steeds op wordt aangedrongen: het belang van de ander voorrang geven op dat van jezelf (Filippenzen 2:3)? Dat is in elk geval het niveau dat zo kenmerkend is voor onze Heer zelf.

Er niet beter van worden

Nu vers 5a:

Voor een lening vraagt hij geen geld.

Bedenk hierbij dat het gaat om hulp aan een arme die niet meer in zijn levensonderhoud kan voorzien. In het geding is dus niet de lening van een bank voor een nieuwe keuken, maar een voorschot dat van jou gevraagd wordt door iemand die anders niet kan rondkomen. Als je in zo’n geval rente vraagt, zeg je eigenlijk: “Ik wil wel helpen, maar dan wil ik er zelf niet bij inschieten, of er misschien zelfs een klein beetje beter van worden.” Maar op de opwaartse weg naar God gaat het anders toe. Dan kan het gebeuren dat je er zelf bij in schiet. Maar is dat erg? Is dat niet de ware liefde? Is dat niet het niveau waarop God met ons omgaat?

De ander in zijn waarde laten

Verder maar weer – vers 3c:

Hij drijft niet de spot met zijn naaste.

Dat is ook als volgt te vertalen: “hij beschimpt zijn naaste niet.” ‘Beschimpen’ houdt in: de ander klein maken, door hem bijvoorbeeld te vertellen dat hij niets kan en dom is. Dat gebeurt veel. Wat worden veel mensen, zeker ook jongeren, daar onzeker van. Je bent dan ook op een laag bij de grondse manier bezig als je mensen zo neer-zet. Soms lijkt het erop, dat mensen de ander zo klein maken om toch vooral zichzelf groot en breed te maken. Het kan ook anders. Daar hebben we in onze taal een mooie uitdrukking voor: ‘de ander in zijn waarde laten’. Het is diep christelijk om ervan uit te gaan dat je medemens waardevol is. Op de weg naar God toe spannen we ons in om die waarde op te sporen en te doen uitkomen. Dan ben je alweer niet meer zo met jezelf bezig. Dan is het je om de ander te doen.

Geen achting waard

Scherp daarmee in contrast lijkt vers 4a:

Hij veracht wie geen achting waard is,

Wat nu? We zouden anderen toch in hun waarde laten? Hoe kun je dan ‘verachten wie geen achting waard is’? Het lijkt tegenstrijdig, maar het is het niet. Ik geef een voorbeeld. Erg veel kinderen worden gepest. Het is gangbaar geworden, om die kinderen meer weerbaarheid bij te brengen. Dat is goed. Tegelijk kan het doorslaan. In Amerika is een film uitgebracht over een meisje dat zo getergd werd door de kinderen die haar pestten, dat ze een pistool op hen richtte! De film deed enorm veel stof op waaien. Dat is dus niet de bedoeling: dat kinderen zo weerbaar worden dat ze zelf gewelddadig worden! Tegelijk werd de kritische vraag gesteld, of het wel eerlijk is om in te steken bij de slachtoffers van het pesten. Dat appèl op hen om toch weerbaarder te worden kan ook worden uitgelegd als een verborgen aanklacht: “Jullie kunnen er zelf wat aan doen! Jullie zijn medeverantwoordelijk voor het probleem.” Toen gingen in Amerika steeds meer stemmen op om in te steken bij de daders. Er kwam wetgeving in verschillende staten die pesten verbood. De treiteraars konden voor de rechter worden gesleept. Ze kregen te verstaan, dat hun gedrag absoluut onacceptabel is. Er vond een verschuiving plaats: de slachtoffers werd niet meer geleerd om met het probleem om te gaan, maar de daders werden aangepakt (NRC 20 april 2012). Ik denk dat de regel in psalm 15 over ‘verachten wie geen achting waard is’ op dit soort situaties betrekking heeft. Wie pest verdient geen respect. Luid en duidelijk moet gezegd worden: “Wij kunnen jou in geen enkel opzicht respecteren als je zo bezig bent.” Juist het opkomen voor hen die klein gemaakt worden, houdt in dat je aan mensen die slecht bezig zijn de ruimte ontzegt.

Ontzag voor de HEER

Bijzonder is de tegenhanger van deze regel, vers 4b:

Hij veracht wie geen achting waard is,
maar eert wie ontzag heeft voor de HEER.

Wie ontzag heeft voor de HEER: dat is een type mens met een zekere bescheidenheid. Immers, als je ontzag hebt voor de HEER, denk je groter van Hem dan van jezelf. Dan is het je er niet om te doen om mensen groot en sterk neer te zetten, maar dan kijk je vol verwachting en eerbied op naar de grote God. Mensen die in deze ‘vreze des HEREN’ leven hebben het in onze ‘grote mond’-maatschappij niet altijd gemakkelijk. Maar wie op weg is naar het huis van God neemt zijn petje voor deze gelovigen op. Die zal zich niet te goed voelen om een beker koud water aan te reiken aan zulke kleinen (Matteüs 10:42)

De weg naar de hemel is de hemel

Genoeg zo. Duidelijk mag zijn geworden, dat als een rode draad door deze psalm heenloopt het leven in de liefde. Hier wordt een levensweg uitgetekend van gerichtheid op de ander. Hier wordt het beeld geschetst van mensen die niet meer zo obsessief met zichzelf bezig zijn. Dit is de weg achter Jezus aan! Dat is voor ons mensen geen gemakkelijke weg. Er komt zelfverloochening aan te pas, en dat vraagt strijd. Paulus heeft het erover dat wij op de weg naar God toe de strijd met onszelf aangaan en ‘onze zondige wil doden door de Geest’, Romeinen 8:13. Toch zou het jammer zijn als nu het beeld bleef hangen van enkel maar moeizaamheid. Want de werkelijkheid is, dat deze weg naar God toe zo bevrijdend en heilzaam is, ook voor onszelf. Catharina van Siena (1347-1380) heeft in dit verband gezegd: “De weg naar de hemel is de hemel.” Met andere woorden: als wij achter de Here Jezus aan gaan, op weg naar God, en leren onszelf te verloochenen, zullen wij ontdekken dat dat genezend voor ons is, en ons geluk brengt. Werkelijk: als wij op dit niveau leren leven en loskomen van de zorg om onszelf, zullen wij hier op aarde al, te midden van alle zorg en verdriet, het stralende licht van God binnengaan.

Doen

De Psalm eindigt kort en bondig:

Wie zo doet, komt nooit ten val.

Dat herinnert aan de beroemde woorden van Jezus in Lucas 6:46-49:

Wie naar mijn woorden luistert en ernaar handelt… Wie naar mijn woorden luistert en niet doet wat ik zeg …

Treffend is dat de uitdrukking ‘ten val komen’ hier letterlijk terugkomt. In de NBV wordt dat niet zo duidelijk, maar in bijvoorbeeld de Naardense Bijbel wel. Daar klinkt het slot van psalm 15:5 zo:

Een dader van dit alles wankelt niet voor eeuwig.

En Lucas 6:47,48:

Al wie tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet – hij gelijkt op een mens die bij het bouwen van zijn huis … het fundament legt op de rotsbodem.; … en de rivier beukt woest tegen dat huis aan, maar is niet sterk genoeg om het te doen wankelen.

Wat een belofte is dit: dat wij overeind zullen blijven, hoe ook op ons wordt ingebeukt. We hoeven dus niet bezorgd te zijn om onszelf, en zenuwachtig te worden als leven op Gods niveau ons nadeel brengt. Als wij deze weg gaan, zullen wij ervaren hoe begaanbaar zij is. Als wij de Here Jezus daadwerkelijk navolgen, zullen wij ondervinden dat de weg naar de hemel al de hemel zelf is. Maar dan moet je het ook doen. Indrukwekkend is het slot van de beschouwing die Luther wijdt aan deze psalm. Hij leest erin een leerdicht over de goede werken als vrucht van de Geest. Hij zegt: deze psalm zit vast aan de derde bede van het Onze vader: Uw wil geschiede. En dan eindigt hij:

De profeet sluit dit alles met recht af met het woord: wie zo doet, komt nooit ten val. Let wel: DOET!

Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.