Preek over Leviticus 5:20-26

2012-02-26 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Vergeving en recht doen

Liturgie:

♪ E198 – Zing voor de Here een nieuw lied
♪ Gezang 182 1, 3, 6
♪ Paasprojectlied – Jezus, bron van levend water
Leviticus 5:20-26 en I Korintiërs 11:21,22,33,34a
♪ Gezang 242: 4, 5, 6
♪ E100 – Jezus alleen
♪ Psalm 34: 4
♪ E5 – Als een hert dat verlangt naar water

God en de naaste

Stel, je maakt je zo verschrikkelijk kwaad dat je jezelf niet meer in de hand hebt. Je begint me toch een partijtje te vloeken... Dan kom je in de kerk. Ga je dan vrolijk liederen zingen tot Gods eer? Dat kan natuurlijk niet zo maar. Er moet iets goed gemaakt worden. Je bent aangewezen op het offer dat Christus voor de zonden gebracht heeft. Alleen dankzij Christus’ sterven voor jou zal God je, ondanks dat vreselijke gevloek, toch als zijn kind aanvaarden en zonder wrok met je verder willen gaan. Dat vieren wij in het avondmaal. Maar stel nu, dat je tijdens die woedeaanval een ander hebt uitgescholden, zo erg, dat je hem of haar op de ziel hebt getrapt. Ook dan blijft de boodschap van het avondmaal, dat God toch met jou verder wil. Maar – hoe zit het met die ander? Hoe moet die ermee verder dat jij hem of haar bij die scheldpartij op de ziel hebt getrapt? Daarover gaat het in het gelezen gedeelte uit Leviticus 5.

Stelen, liegen, afpersen…

Dat is een bepaling over het ‘hersteloffer’ (in de NBG-vertaling van 1951 ‘schuldoffer’), vers 24, 25. Dat is een offer waarmee de kapot gegane relatie met God wordt hersteld. Degene die het offer brengt heeft immers een ‘overtreding tegenover de HEER begaan’, vers 21. Er zijn echter ook gedupeerde mensen in het spel. De persoon in kwestie heeft namelijk het eigendom van een ander achterover gedrukt, De man die zich schuldig maakt aan zulk gedrag heeft nu twee dingen te doen: zorgen voor schadeloosstelling, en het goed maken met God. Ik ga op beide activiteiten nader in.
1. Schadeloosstelling
De wet van Mozes schrijft voor dat de schade die de gedupeerde heeft opgelopen, royaal moet worden vergoed, en wel op de dag dat het offer gebracht wordt, vers 24. Royaal: niet alleen moet volledige schadeloosstelling plaats vinden, maar ook moet een soort ‘smartengeld’ betaald worden van 20%. Deze bepaling maakt duidelijk dat vergeving bij God nooit goedkoop is, en niet ten koste mag gaan van de naaste. God ziet ook de gedupeerde medemens, en wil dat die recht wordt gedaan.
2. Goed maken met God
Toch kan het daar niet bij blijven. Treffend is, dat in zo’n geval toch ook de verhouding tot God verstoord wordt. Zo’n dief of afperser begaat een overtreding tegenover de HEER, vers 21.Kennelijk zondigen wij tegen God wanneer wij zondigen tegen de naaste. Denk ook aan Spreuken 14:31:

Wie een verschoppeling onderdrukt, beledigt zijn Schepper.

Daarom moet niet alleen schadeloosstelling plaats vinden, maar ook een hersteloffer worden gebracht. Niet alleen moet de gedupeerde recht worden gedaan; ook de storing in de verhouding tot God moet worden weggenomen. Wij hebben vergeving van God nodig.

Vergeving en de naaste

Wat zegt dit over de viering van het avondmaal? Dat die niet los kan komen te staan van onze verantwoordelijkheid om onze naaste recht te doen. Dat komt duidelijk naar voren in I Korintiërs 11. Paulus waarschuwt de Korintiërs, dat hun viering van het avondmaal niets goeds met zich mee kan brengen, zolang zij de rechten en behoeften van de armen negeren. Blijkens vers 22 vieren zij het avondmaal in het kader van een maaltijd waarbij de rijken zich te goed doen en de armen tekort komen. Paulus keurt dat scherp af, en dringt aan op ware gastvrijheid, vers 33.

Dan leiden uw samenkomsten tenminste niet tot uw veroordeling. (vers 34)

Hier wordt dus met zoveel woorden gezegd, dat het offer van onze Here Jezus Christus voor onze zonden ons niet ten goede komt wanneer wij ons niet bekommeren om onze naaste. Vandaar, dat in onze traditie werk gemaakt werd van de voorbereiding op de viering van het avondmaal. Voorafgaande aan die viering werd de gemeenteleden opgewekt om het waar nodig goed te maken met hun naaste. Dat betekent dus ook, dat wij toelevend naar het avondmaal moeten nagaan, of onze naaste misschien recht heeft op een schadeloosstelling. Nu is dat niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld wanneer je de ander hebt uitgescholden, of op andere wijze diep gegriefd. Zulke schade vergoeden – dat kan niet. Maar een mens kan wel iets bijdragen om het leed van de ander te verzachten. Dat begint met berouw. Alleen al het berouw van een mens die zijn naaste tekort heeft gedaan, werkt genezend voor die ander. Wie echt berouw heeft, zal proberen uit te stralen dat hij het liefst dingen zou doen waarmee hij zijn fout goed kan maken. De viering van het avondmaal brengt de verantwoordelijkheid met zich mee, om de gedupeerde naaste dat berouw te tonen.

Avondmaal en bevrijding

Maar nu ga ik het omdraaien. Onze zorg om de naaste recht te doen staat niet los van het offer van Christus voor onze zonden. Het is niet zo, dat wij op onszelf zijn aangewezen om het goed te maken met de ander die wij gekwetst hebben. Zo’n schadeloosstelling is al helemaal geen voorwaarde voor de viering van het avondmaal. Wij hoeven niet eerst door ons berouw de vergeving moeizaam te verdienen. Het is omgekeerd. Gods overweldigende vergeving en liefde, zonder voorwaarden vooraf, stelt ons in de vrijheid om berouwvol te worden. Denk eens aan Zacheüs. In Lucas 19:8 wordt verteld dat hij de door hem afgeperste armen uiterst royaal wilde schadeloos stellen:

Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.

Hij legt die belofte af, nadat hij bij Jezus acceptatie en vergeving ervaren heeft. Jezus liet zijn bereidheid om bij Zacheüs thuis te komen niet afhangen van diens berouw. Het was precies omgekeerd: doordat Zacheüs zich volledig aanvaard wist door Jezus, vond hij de ruimte om de armen lief te hebben. Zo is uiteindelijk de vergeving het laatste en het diepste woord – ook in Leviticus 5. Want ook daar wordt schadeloosstelling niet gezien als iets dat eerst moet hebben plaats gevonden, voordat het hersteloffer kan worden gebracht. Er staat slechts dat het op dezelfde dag moet gebeuren. Allesbepalende is dat God ons vergeving wil schenken. God wil om Christus’ wil zonder enige wrok met ons verder gaan. Hij draagt ons niets na. Vanuit die vergeving mag de naaste ons ter harte gaan. Het geschenk van het avondmaal wil ons hart zo vrolijk maken, dat wij het niet meer kunnen verdragen als onze naaste door ons toedoen lijdt. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.