Preek over Psalmen 139:8

2011-11-20 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Herdenken en verwachten

Liturgie:

♪ Gezang 121: 1, 4
(ter nagedachtenis aan broeder Tijs Huisman)
♪ E40 – En de Geest en de bruid zeggen: Kom!
♪ E169: 1, 2, 6 – Nu gaan de bloemen nog dood
Galaten 6: 8-10
♪ Psalm 119: 15
Psalmen 139:1-12
♪ Psalm 68: 7
Openbaring 21: 1-5a
♪ Gezang 114
♪ Gezang 299

Contrast

Vorige week hadden we de feestelijke en levendige belijdenisdienst. Vandaag staan we ingetogen stil bij het thema ‘Herdenken en Verwachten’. Vorige week was er veel inbreng van jongeren. Vanmorgen worden overleden broeders en zusters herdacht die al wat ouder, of zelfs hoogbejaard waren. Kan het contrast groter? Toch waren vorige week de ouderen zeer betrokken op de dienst. Ik hoop dat vanmorgen de jongeren evenzeer betrokken zijn. Daarbij wil ik helpen met de Schriftlezing van vanmorgen: Psalm 139. Want laat uit die psalm vorige week nu ook gelezen zijn! Veel jongeren voelen zich aangesproken door deze psalm. Niet toevallig is een populair opwekkingslied erdoor geïnspireerd: “Heer, U doorgrondt en kent mij.” Vanmorgen opnieuw: aandacht voor Psalm 139, waarmee de verbinding met die blije belijdenisdienst zichtbaar wordt.

God in het dodenrijk

Wat in deze psalm onder andere zo kan raken, is dat daarin naar voren komt dat God bij je is, waar je ook bent. Of je nu zit of staat, op weg bent of uitrust (vers 2,3) – God kent jou. Ook voorbij de verste zee wil zijn hand jou leiden (vers 9,10). “Heer, U bent altijd bij mij.” Met dat thema ga ik vanmorgen verder, en wel in aansluiting aan vers 8. Want daar wordt gezegd dat, hoe hoog je ook gaat of hoe diep je ook komt, ook daar God aanwezig is.

Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan.
lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.

Maar voor je nou knikt en zegt: “Ja, duidelijk, Heer U bent altijd en overal bij mij” – bedenk dan eens hoe vreemd het is wat hier staat. Dat God in de hemel is – dat weten we. Maar dat Hij in het dodenrijk is? Dat Hij er ook is als ik neerlig in het dodenrijk… Wat is dat eigenlijk: neerliggen in het dodenrijk? Heel eenvoudig: het betekent dat je dood bent. In de oudheid stelde men het zich zo voor, dat je, als je sterft, in een diepe, duistere onderwereld terecht komt. Die onderwereld is zo ver als maar kan bij God vandaan. Het licht van God dringt daar niet door. Maar psalm 139 zegt: “Daar is Hij ook!”

Troost

Dit wil helpen om ietsje minder bang te worden van de dood. Wij weten niet hoe het gaat: sterven. Soms gaat het met pijn gepaard, maar niet altijd. Maar wat wel altijd het geval is, is dat je alleen moet sterven. Daar ontkomt geen mens aan. Dat is akelig. Je moet iedereen loslaten. Zelfs als je tegelijk met een ander sterft, beleef jij je dood geheel alleen. Dat kan niemand anders met je mee maken. Daarom is het heel bijzonder wat hier staat: dat je ook in de dood niet alleen bent, omdat God bij je is.

“Nedergedaald in het dodenrijk”

Dat is wonderlijk. Nog wonderlijker wordt het als je bedenkt, dat Gods Zoon zelf gestorven is. Ook Jezus is neergedaald in het dodenrijk, zoals de kerk belijdt in de Apostolische Geloofsbelijdenis. In de versie die velen van ons vertrouwd is staat:

nedergedaald ter helle.

Daarop baseert de Catechismus zich ook in zijn uitleg (zondag 16 vraag en antwoord 44). Maar toen een jaar of wat geleden een aantal kerken opnieuw de tekst van de geloofsbelijdenis vaststelden, kozen zij welbewust voor “nedergedaald in het dodenrijk”. Waarom? Omdat blijkens het woordgebruik in de oorspronkelijke Griekse en Latijnse tekst gedacht is aan de onderwereld. Ook het woord ‘hel’ wees oorspronkelijk niet in eerste instantie op een plaats van pijniging, maar op het diep gelegen rijk van de dood – Psalm 16:10 Statenvertaling. Dan ook valt het woord ‘nedergedaald’ op zijn plaats. Jezus is weggezonken in de diepte van de dood. De Apostolische Geloofsbelijdenis brengt zo tot uitdrukking dat Jezus niet slechts ‘schijndood’ in zijn graf heeft gelegen, zoals sommigen buiten de kerk suggereerden. Nee, de Zoon van God heeft de dood in al zijn bitterheid en radicaliteit ondergaan. Daardoor heeft de uitspraak van psalm 139:8 een ongekende intensiteit gekregen. Het is na Jezus niet vreemd meer voor God om in het dodenrijk te zijn. Hij weet nu wat het is. In de Zoon is God ten volle vertrouwd geraakt met dat angstige neerdalen in het dodenrijk. Dat betekent dat God diep met ons verbonden is in het sterven. Daarom is dat voor ons niet meer zo’n eenzaam avontuur. Je gaat met z’n tweeën. Ook als je sterft geldt: “Heer U bent altijd bij mij…”

De dood niet verdringen

Denk je er wel eens over, over sterven? Ach, je hoopt en gaat ervan uit dat het ver weg is. Is dat misschien ook een beetje angst? Ik ga jullie niet aanpraten dat het goed is om de dood continu voor ogen te houden. Maar vanuit Psalm 139 zeg ik wel, dat we er goed aan doen om de gedachte aan het sterven niet angstig te verdringen. In onze samenleving hebben we het leven zo ingericht, dat je met de dood maar hoogst zelden in aanraking komt. De vraag kan gesteld worden of we daar echt wel bij varen. Zit daar niet iets krampachtigs in, iets van struisvogelpolitiek? Het getuigt toch ook wel weer van werkelijkheidszin om midden in het leven af en toe plaats in te ruimen voor de dood, en om hem tot je bewustzijn toe te laten. Het christelijk geloof helpt daarbij niet weinig, doordat het de angst voor de dood doet bedaren. Daarom: memento mori – gedenk te sterven. Leer ook naar die onbekende verte te kijken in vertrouwen: “Zelfs in het sterven is God er, precies wetend wat ik meemaak.” Sla als je deze psalm weer eens leest, vers 8 niet over.

Opstanding

Het staat er niet, in vers 139. Maar als christen kun je het natuurlijk niet laten bij “nedergedaald in het dodenrijk.” De geloofsbelijdenis vervolgt met “ten derde dage wederom opgestaan.” De Heer is niet in de dood gebleven. Hij was de dood te machtig. Zoals sneeuw smelt als de krachtige voorjaarszon erop schijnt, zo smelt de dood weg als de God van het leven in het dodenrijk verschijnt. Petrus zegt het zo, in Handelingen 2:24:

De dood kon zijn macht over Hem niet behouden.

Waar God is, verdampt de dood. Ergens doemt dat besef ook al op in Psalm 139. Ik doel op vers 11 en 12:

Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken,
het licht om mij heen veranderen in nacht,’
ook dan zou het duister voor U niet donker ijn, -
de nacht zou oplichten als de dag,
het duister helder zij als het licht.

Dus: al zou je in het eeuwige duister kunnen of zelfs willen verdwijnen om door alles en iedereen vergeten te worden, dan nog is dat bij God onmogelijk. Want waar Hij is, wijkt het duister. Is dat niet wat God ons in de opstanding belooft? De dood verandert dan in het leven; de nacht in duisternis. Wat geruststellend is dit. Nooit val jij uit Gods hand. Ook niet in het sterven. Op het moment dat het helemaal donker wordt, maakt God het stralend licht. De naam van Jezus Christus zij geprezen.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.