Preek over Psalmen 72

2011-10-16 v.m.

Ds. A. van der Dussen

 

Liturgie:

♪ E120 – Komt nu zijn poorten met dankzegging binnen
♪ Gezang1
Psalmen 72
♪ Psalm 72: 18, 19
♪ Psalm 72: 5, 6, 7
♪ E105 – Jezus vol liefde
♪ Psalm 119: 6
♪ Gezang 316: 1, 4, 5, 6

Zoals de kerk bedoeld is

Soms gebeuren er dingen in de kerk waarover je enthousiast kunt worden. Ik noem twee voorbeelden. Tijdens een jeugdkamp zei een jongere: “Hier voel ik me geaccepteerd zoals ik ben. Op school moet ik mezelf steeds waarmaken met merkkleding en zo. Hier hoeft dat niet.” Nou, zo is de kerk bedoeld. Prachtig is dat. Nog een voorbeeld – niet uit Eindhoven overigens. Een pas getrouwd stel stond maatschappelijk niet zo sterk. De ouders voelden zich verantwoordelijk om te coachen en bij te springen. Maar daar bleef het niet bij. Ze konden hun verantwoordelijkheid delen met de gemeente: de dominee en andere gemeenteleden boden óók zorg. Daardoor voelden zowel het stel als de ouders zich gesteund. Prachtig is dat: dan functioneert de kerk als lichaam van Christus (1 Korintiërs 12:27). Zo zijn er meer voorbeelden te noemen van de kerk op haar best. Zo’n gemeente willen we zijn. Dat motiveert om lid van de kerk te zijn en om je ervoor in te zetten. Dan zie je iets van de oase die de kerk in de woestijn van deze wereld mag zijn.

Het Koninkrijk van God

Een oase in de woestijn van deze wereld: dat beeld is ook toepasbaar op psalm 72. Daar gaat het over het volk Israël dat onder leiding van de koning een gouden tijd beleeft. Er is welvaart (vers 16) en vrede (vers 3,7,16); het volk wordt rechtvaardig bestuurd (vers 2,7); armen en verdrukten worden geholpen (vers 4,12-14); er is geen enkele bedreiging van buitenaf (vers 8-11). Zo’n oase vormt het volk Israël bij de gratie van een goed bestuur. De psalm is dan ook een gebed voor de koning(vers 2,5,6). Immers, alleen onder zijn leiding kan het volk tot bloei komen. Daarin is de koning een vertegenwoordiger van God. Hij heerst over Israël namens God. Op bijzondere wijze komt dat tot uitdrukking in vers 4 en 13. Daar wordt gezegd dat de koning redding biedt aan de armen. Maar elders in de Bijbel wordt dat met zoveel woorden van de HEER gezegd. Zie bijvoorbeeld Jeremia 20:13:

De HEER … heeft het leven van de arme uit de handen van boosdoeners gered.

Psalm 72 schrijft dus aan de koning de uitredding toe die tot de weldaden van de HEER zelf behoort. In de heerschappij van Israëls koning licht zo iets op van Gods eigen koningschap. Israëls koning zetelt op de troon van de HEER zelf, 1 Kronieken 28:5; 2 Kronieken 13:8. Het is ten diepste dáárom, dat Israël volgens psalm 72 een oase is in de woestijn van de wereld. De vrede en welvaart die heersen zijn een weerspiegeling van het Koninkrijk, het koningschap van God.

Investeren in de gemeente

Een oase in de woestijn van de wereld: zo was Israël bedoeld en zo is de kerk bedoeld. Want ook van de kerk geldt, dat daarin niet maar mensen bezig zijn – in de opbouw van de gemeente is God zelf actief. Natuurlijk zijn er vragen te bij te stellen, dat ik bij psalm 72 zo vlot overschakel van het volk Israël naar de kerk. Suggereer ik soms dat de kerk in de plaats is gekomen van Israël? Dat is een belangrijke vraag. Toch ga ik daar nu niet op in. Waar het me nu om gaat, is dat wat in het Oude Testament van Israël gezegd wordt, in het Nieuwe Testament soms op de kerk wordt betrokken. Denk aan I Petrus 2:10, waar met een citaat uit Hosea 2:25 van de kerk gezegd wordt wat eens van Israël gezegd werd:
Eens was u geen volk, nu bent u Gods volk;
eens viel Gods ontferming u niet ten deel, nu wordt zijn ontferming u geschonken.

In lijn daarmee trek ik de lijn van psalm 72 door naar de kerk. Zoals Israël onder het bewind van de koning bedoeld was als een oase in de woestijn van de wereld, zo is de gemeente van Christus dat ook. Denk aan de titels die de kerk in het nieuwe Testament krijgt: Daarmee wordt duidelijk gemaakt, dat de kerk meer is dan een menselijke gemeenschap. In de kerk is Gód bezig; zij staat ander zijn hoede. Christus is bezig haar weidegrond te doen vinden, Johannes 10:9. Zoals Israëls koning de HEER vertegenwoordigde, zo leiden menselijke herders de kerk namens de Goede Herder. Dáárom kan het gebeuren, dat je in de gemeente zulke prachtige dingen tegenkomt. Omdat de gemeente het werk van God is, kun je haar ervaren als een oase in de woestijn van deze wereld. Dat maakt het horen bij en de inzet voor de kerk zo zinvol. Dat nodigt uit om er tijd in te steken. Ik zeg niet dat het tijd steken in algemeen ‘vrijwilligerswerk’ niet zinvol is. Maar de kerk is wel iets bijzonders. U investeert in Gods bijzondere werk in deze wereld als u in de gemeente investeert. U bouwt hier mee aan Góds bouwwerk; u zet zich hier in voor Góds oase in de wereld.

De menselijkheid van de kerk

Maar nu de andere kant. De kerk blijft wel menselijk, net als het volk Israël. Want het Oude Testament liegt er niet om. Het beeld dat psalm 72 schetst was lang niet altijd van toepassing op Gods volk. Er zijn vreselijke koningen geweest. Onder hun leiding ontwikkelde de samenleving van Gods volk zich tot een afschuwelijke maatschappij, waarin het bloed van de armen juist vergoten werd (zie bijvoorbeeld Jeremia 2:34). Met de kerk is het soms niet anders. Ook de kerk is lang niet altijd een oase. Ze kan lelijk tegenvallen. Het kan in de kerk op geruzie uitdraaien, op klein-menselijk gedoe. Mensen kunnen zich soms diep teleurgesteld tonen over de kerk. Hebben ze zich daarvoor zo ingezet?

De Heer is God – de kerk niet

Daarom is het heilzaam om te letten op het eind van psalm 72. In vers 17 klinkt nog een loflied op de koning. Maar in psalm 18 wordt ineens – in een opmerkelijk contrast daarmee – de lof van Gód gezongen.

Zijn naam (die van de koning) zal eeuwig bestaan (vers 17)

Geprezen zij zijn luisterrijke naam, voor eeuwig (die van God, vers 19)

Waar komt die omslag vandaan? Strikt genomen zou je kunnen zeggen: met vers 17 is psalm 72 ten einde. In de verzen 18 en 19 hebben we te maken met een afsluiting van een deel van het Boek van de Psalmen. Aan het eind van de psalmen 41 (vers 14), 89 (vers 53) en 106 (vers 48) staat een dergelijke lofprijzing van de Naam van God. Die lofprijzing is hier echter naar verhouding heel uitgebreid. Met grote nadruk wordt tot uitdrukking gebracht dat God uniek is, vers 18:

Hij doet wonderen, Hij alleen!

Het zal niet toevallig zijn, dat deze afsluiting van het tweede deel van het Boek van de Psalmen zo contrasteert met wat eerder over de koning gezegd werd. Vóór de aandacht al te lang bij de koning blijft hangen, neemt het boek van de Psalmen ons mee naar de enige wiens naam werkelijk elke andere naam te boven gaat (vgl. Filippenzen 2:9). De naam van de koning mag hoog in de lucht gestoken worden– er is een Naam die daar nog boven uit gaat. Dat is de naam van Hem die wonderen doet – Hij alleen! Juist wanneer je onder de indruk kunt komen van de menselijkheid van de koningen van Israël, is het zo goed om die overgang naar God te maken. Laat het in alle duidelijkheid gezegd worden: de koning is niet God. En laten we daar in één adem aan toevoegen: ook de kerk is niet God. Dat zeggen klinkt als het intrappen van een open deur. Maar vergis je niet. Soms doen mensen wel degelijk alsof de kerk God is. Dat gebeurt wanneer de kerk alles voor je wordt. Of wanneer je de inzet voor de kerk als het hoogste ziet wat er is. Als dán de kerk tegenvalt, stort je wereld in. Ja, dat kan zomaar gebeuren. Als de kerk alles voor je wordt, en dan heel menselijk blijkt te zijn – geen oase, maar een groep zondige stervelingen – dan kun je je geloof verliezen. Er zijn mensen die niet meer in God kunnen geloven, omdat de kerk ze zo vreselijk tegengevallen is. Komt dat niet doordat ze té hoge verwachtingen van de kerk hadden? Ja, wij kunnen de kerk als oase in deze wereld gaan verabsoluteren, als was de kerk onze God. Daarom is de afsluiting van psalm 72 zo heilzaam. Die staat ons niet toe de kerk de plaats van God in te laten nemen. Nee, er is er uiteindelijk maar één die wonderen doet, en dat is niet de kerk. Dat is God. Denk aan het wonder van de opstanding: God roept wat dood is tot leven. Denk aan het wonder van de vergeving: God gaat met ons verder waar wij het totaal verknoeien. Dankzij dit soort wonderen kan Israël, kan de kerk steeds opnieuw een oase worden. Zo is God met Israël verder gegaan, nadat het zelf tot een woestijn was geworden. Zo is de HEER ook met de kerk verder gegaan, als die totaal ontregeld was geraakt en een aanfluiting was geworden. Oase kan de kerk echt alleen zijn, als Hij die wonderen doet met haar bezig is. Uiteindelijk moeten we het dan ook niet van de kerk hebben, maar van de God van de kerk. Uiteindelijk zet je je niet voor de kerk in, maar voor de God van de kerk. Psalm 72 is niet af zonder de lofprijzing op God. Er kan alleen een oase in de wereld zijn, dankzij de God die wonderen doet. Maak van de kerk dus geen God. Dan val je ook niet van je geloof als de kerk supermenselijk blijkt te zijn. Zie de kerk liever als de plek, waar we uiteindelijk alleen maar ons heil verwachten van de God en Vader van onze Heer Jezus. Dan, en alleen dan kan de kerk een oase zijn en steeds opnieuw worden: als zij ons helpt om alleen Hem God te laten zijn. Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.