Preek over Galaten 3:26 - 28

2011-09-04 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Galaten 3:26-28

Liturgie:

♪ Psalm 90: 1, 3, 8
♪ E146 – O kom nu en jubel
♪ E49 – God die alles maakte
1 Petrus 5: 5: “Knoopt allen tegenover elkaar het schort van de nederige bescheidenheid om.”
♪ Gezang 107
♪ E123 – Kyrie eleison
Openbaring 5:12-14
♪ E132 – Looft de HERE, alle gij volken
♪ Galaten 2:11-14 en 3:26-28
♪ E 188 – Wij eren en aanbidden U
♪ Gezang 308
♪ E178 – Vrede zij u
♪ E70 (Geloofsbelijdenis) – Heer, U bent mijn leven

Inleiding

Het thema voor deze preek is ook het thema voor de Startzondag: “de gemeente als plek van verbondenheid met God en elkaar”. Ik wil u daarvoor enthousiast maken vanuit Galaten 3:26-28.Ik begin met ‘de verbondenheid met elkaar’ en eindig daarmee ook. Het middengedeelte van de preek is gewijd aan de ‘verbondenheid met God’.

I Verbondenheid met elkaar

Eenheid

Paulus heeft het in Galaten 3:27 over de eenheid van de christenen: “U bent allen één in Christus Jezus.” Die eenheid is weinig vanzelfsprekend. Hij zet hier namelijk groepen tegenover elkaar die in de maatschappij gescheiden optrokken: Joden en Grieken, slaven en vrijen, mannen en vrouwen. Zo ging het ook toe in de kerk. Daar maakte Paulus mee dat Joodse christenen en christenen uit de heidenen apart gingen eten toen er mensen kwamen die daarop aandrongen, 2:12. Eenheid? Moeilijk. Net zo moeilijk als het bij ons is om Nederlanders en Marokkanen vreedzaam bij elkaar te krijgen, of om de gedachte van de solidariteit vast te houden bij verzekeringen: “Waarom zou ik meebetalen voor die anderen?” Paulus ziet dat dus anders. In de kerk wordt er niet apart gegeten en is er volop solidariteit. We horen bij elkaar, mannen en vrouwen, Joden en Grieken, slaven en vrijen. De verschillen vallen weg, 3:28, vgl. 5:6 en 6:15:

Het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is.

In de christelijke gemeente is er eenheid, de eenheid van groepen die normaal gesproken niet samen door één deur kunnen.

Onze gemeente

Hoe is dat bij ons? Mensen zullen daar verschillend tegenaan kijken. De een zal zeggen: “Nou en of is er eenheid in onze gemeente. We zijn net een familie waarin iedereen goed is met elkaar. Heerlijk!” Een ander zal pessimistischer zijn. “Ik heb het gevoel dat we als los zand aan elkaar hangen.” Of: “We praten maar niet over de echt belangrijke dingen, want anders krijgen we ruzie.” Het zal allebei waar zijn. Inderdaad hebben we onderling in toenemende mate verschil van inzicht. Het gevaar van groepsvorming is daardoor niet denkbeeldig:

jong en vernieuwend ↔ oud en conservatief;
de mensen die het allemaal erg zeker weten ↔ gelovigen die veel twijfel kennen;
creationisten ↔ evolutionisten.

Tegelijk kun je vaststellen dat we er aardig in slagen om met spanningen en wrijvingen en het “los zand-gevoel” om te gaan. We proberen elkaar in onze gemeente zeker vast te houden. “En,” zeggen we, “in de kern geloven we toch allemaal hetzelfde en verdwijnen de verschillen naar de achtergrond!”

II Verbondenheid met God

Hoe kleed je je aan?

Maar is dat echt zo? De eenheid moet wel heel sterk ervaren worden willen de verschillen naar de achtergrond verdwijnen. Het is op dit punt dat het goed is om aandacht te schenken aan de ‘verbondenheid met God’. Paulus brengt die ter sprake in Galaten 3:27 door te herinneren aan onze doop. Hij zegt:

U allen, die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed.

Met andere woorden: de eenheid zit daarin, dat we allemaal hetzelfde gekleed gaan! Om te begrijpen wat dat betekent moet je bedenken dat het al dan niet dragen van kleding een symbolische waarde heeft. Denk maar aan de uitdrukking ‘in je hemd staan’. Daarmee wordt gedoeld op een genante situatie. Stel je voor dat we hier alleen in ons ondergoed waren verschenen… Figuurlijk gesproken sta je in je hemd als je op een sollicitatiegesprek te laat komt, of de verjaardag van je vriendinnetje vergeten bent. Het dragen van kleding, het aan hebben van iets, symboliseert dus dat je niet in je hemd staat maar voor de dag kunt komen. Dat is letterlijk zo: “Kleren maken de man.” Maar ook in figuurlijke zin moet je je ‘aankleden’ in het sociale leven. Wanneer kun je voor de dag komen? Bijvoorbeeld als je indruk kunt maken op de ander met je diploma, of met een stoere auto, of met je vlotte babbel. Daar kleed je om zo te zeggen je ego mee aan; daarmee kun je showen. Wat Paulus nu zegt is dit: “Als je bij God komt - uittrekken die plunje! Thuislaten die diploma’s, die auto, al die dingen waarmee je jezelf meer status geeft. Durf bij God maar in je hemd te staan…en laat Hém jou dan vervolgens aankleden – met Christus. Pronk maar met zijn veren!” Dit, broeders en zusters, is een diepe vreugde in het christen-zijn. Het is bevrijdend om af te zien van elk poging om je eigen kleine, onzekere ego op te sieren. Het is troostrijk, dat je in al je armzaligheid voor God kunt gaan staan en dan van Hem mag horen: “Jij bent mijn kind!” Prachtig wordt dat uitgebeeld in de gelijkenis van de verloren zoon. De schooier die voor de vader in zijn hemd staat, zit even later strak in het pak aan een vorstelijk diner, Lucas 15:21-23. Het vraagt wel lef, om staande voor God vrijwillig af te zien van al die ‘kledingstukken’ waarmee we gewend zijn ons ego aan te kleden. Het is ook een kwestie van nederigheid. Het is vooral een zaak van vertrouwen en overgave. Maar wát een ontspanning brengt het, als je jezelf niet meer hoeft waar te maken, en je je enkel en alleen om Christus’ wil laat aanvaarden als Gods kind.

III Nog eens: verbondenheid met elkaar

Ontspanning

Het is die ontspanning die het samenleven van christenen met verschillende inzichten en gewoonten vergemakkelijkt. Want naarmate we in de kerk ons eigen ego minder opdoffen, zullen we meer ontspannen met onze medechristenen om kunnen gaan. Immers, waar komen de spanningen tussen groepen christenen vandaan? Het is toch vaak een kwestie van opgeblazen ego’s. In de brief aan de Galaten spreekt Paulus zijn lezersniet toevallig aan op het pralen over en weer (5:26), en op het uitoefenen van dwang op de ander (2:3,4; 2:3, 14; 5:1). Zo gaat dat, als je je eigen onzekerheid verbergt achter je stoere outfit van godsdienstige overtuigingen en gebruiken. Heel anders wordt het als we in de kerk onze zekerheid in Christus zoeken. Dan hoef je je eigen onzekerheid niet meer te maskeren, maar zoek je je bestaansrecht alleen in Christus, 2:20. Dan hoef je de ander niet de maat te nemen of te wantrouwen. Dan hoef je je tegenover de ander niet meer groot en breed te maken. Dan kan er juist herkenning en verwantschap groeien tussen de creationist en de evolutionist, tussen de traditionalist en de vernieuwer, tussen de ‘zeker weter’ en de twijfelaar. Dan kun je immers in die ander jezelf herkennen: een mens die eerst in zijn hemd stond voor God, en zich vervolgens in Christus liet aankleden tot zijn kind. Maar dat moet dus zichtbaar zijn. Daar moet je aan elkaar iets van door laten schemeren. Want als iets kenmerkend is voor kleding, dan wel dat ze voor anderen zichtbaar is. Het is dus een vraag aan ons allen: hoe zichtbaar is voor anderen, dat wij onze zekerheid in Christus zoeken en niet in onszelf? Het is één ding om je over te geven aan Christus. Het is iets anders om die overgave op een of andere manier zichtbaar te maken voor anderen. Laten wij ons daar in oefenen. Deel met elkaar iets van dat zoeken van je kracht en je identiteit bij God. Dan zul je merken dat Paulus gelijk heeft als hij zegt, dat de verschillen minder belangrijk zijn dan ze lijken.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.