Preek over Marcus 10: 46 - 52

2011-08-14 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Wat stel ik nou eigenlijk voor…?

Liturgie:

♪ E57: Groot is de Heer
♪ Psalm 124: 1, 4
♪ E154 – Speel op je fluit
Lezen: Marcus 10: 35 - 52
♪ Psalm 33: 7, 8
♪ Psalm 19: 3

Een tweeledige boodschap

Je bent blind, je moet daardoor als bedelaar door het leven gaan, en dan krijg je nog een snauw ook. Dat is het erge als een mens een handicap heeft, of werkloos is, of heel laag opgeleid. Dan wordt het leven niet alleen al gauw moeizaam, maar dan ben je maatschappelijk ook minder in tel. Het gevolg daarvan kan zijn dat je op jezelf neerziet: “Wat stel ik nou eigenlijk voor…” Vanuit Marcus 10 wil ik u van morgen voorhouden, dat het er bij onze Heer Jezus anders aan toe gaat. Ik heb een twee-ledige boodschap: goed nieuws voor mensen die minder in tel zijn, en een aansporing om de Heer Jezus na te volgen in zijn aandacht voor die mensen.

Afgesnauwd

Hoe komt dat nou, dat Bartimeüs, die blinde bedelaar, zo wordt afgesnauwd? Vergelijk het met de ‘berisping’ van de ouders die hun kinderen bij de Heer Jezus wilden brengen, 10:13. Ook in die tekst wordt het woord gebruikt dat hier is vertaald met ‘snauwen’. In beide gevallen is er het gevoelen dat het niet past om de aandacht van de Heer te vragen voor iets onbeduidends. De tijdgenoten van Jezus vonden kinderen dom. In hun ogen was het tijdverspilling als een rabbi aandacht aan ze schonk. En blindheid? Jezus’ tijdgenoten zagen er een straf van God in. Vandaag de dag nog wordt er zo tegenaan gekeken in India: men ziet blindheid als de straf op de zonde in een vorig leven, als een vloek voor de hele familie (Omarmen [blad van ‘Red een kind’], mei 2011, blz. 17) Bartimeüs mag blij zijn als hij een paar centen krijgt toegeworpen. Maar dat geroep naar Jezus: dat kan echt niet. Bedenk daarbij dat de mensen hier het gevoel krijgen van een triomftocht. Jezus is op weg naar Jeruzalem. De koning gaat zijn troon bestijgen en bindt de strijd aan met de bezetter. Ze beleven historische ogenblikken! Dan kan het toch niet zo zijn dat een vieze bedelaar de boel ophoudt?! De vraag is of wij het in onze tijd en cultuur beter doen. Enerzijds wel. Wat is er een zorg en aandacht voor kinderen en voor gehandicapten. Anderzijds: het is alsof het de mens ingebakken is om aan bijvoorbeeld schoonmakers, invaliden en vieze zwervers minder waarde te hechten dan aan bankiers, mooie en hoogopgeleide vrouwen, machthebbers. En in de kerk? Ons wordt geleerd niet op het uiterlijk af te gaan, Jakobus 2:1,9. Maar wordt daarnaar in de praktijk altijd gehandeld?Jakobus merkt teleurgesteld op, dat vooraanstaande mensen met alle egards worden ontvangen, terwijl arme sloebers op de grond moeten gaan zitten, 2:3,4. Dat is niet heel veel anders dan de manier waarop met Bartimeüs wordt omgegaan. Hoe doen wij dat in onze kerk eigenlijk?

Een vreemde vraag

Terug naar Bartimeüs. Wat de mensen niet willen, gebeurt toch. De man blijft schreeuwen, met als gevolg dat Jezus stopt. Hij laat hem roepen. De intocht in Jeruzalem moet wachten. Dit is belangrijker. Dan stelt Jezus een vraag aan Bartimeus:

Wat wilt u dat Ik voor u doe?

Dat lijkt een vreemde vraag. De man had om hulp geroepen, zoals dat in de psalmen gebeurt (vgl. psalm 6:3; 9:14 enz.):

Heb medelijden met mij!

Het is de roep die in het Grieks in sommige kerkliederen terecht is gekomen: Kyrie eleison – Heer, ontferm U (gezang 142, 145, 178, 204 enz.). Dat was toch niet voor misverstand vatbaar. Daar komt bij, dat hij Jezus aanroept met de titel ‘Zoon van David’, waaruit blijkt dat hij Hem beschouwde als Messias (vgl. 11:10) Daarmee was toch duidelijk dat hij van Jezus meer dan een aalmoes verwachtte, en niet minder dan ‘genezing’? Vanwaar dus deze vraag van Jezus? Marcus geeft een aanduiding die helpt om het te begrijpen. Hij vertelt namelijk dat Jezus precies dezelfde vraag heeft gesteld aan zijn discipelen toen die iets aan Hem vroegen, 10:35,36.

Wat wilt u dat Ik voor u doe?

Zij kregen vervolgens te horen dat ze een onzinnige vraag stelden. Het was hun immers te doen om macht en aanzien, 10:37. Daaruit bleek dat ze een totaal verkeerd beeld hadden van Jezus. Het is alsof Jezus Bartimeus uitnodigt om nu het goede beeld te schetsen. “Houd jij je mond!” zeggen de mensen. “Nee,” zegt Jezus, “zeg eens luid en duidelijk wat je Mij wilt vragen.” Ja, wat zeg je dan? Bartimeus had kunnen zeggen: “Ach Heer, het is de moeite niet waard Loop maar door – ik ben het maar.” Hij had zo iets kunnen fluisteren als “Ik weet het wel dat ik het niet waard ben, maar zou U voor deze ene keer misschien de hand over het hart willen strijken…” Dan zou Bartimeüs de gangbare mening hebben bevestigd, dat blinde bedelaars niet in tel zijn en niet het recht hebben om de Messias op te houden. Maar hij zegt wat Jezus horen wil en wat de mensen horen moeten:

Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.

Door het zo te zeggen komt Bartimeüs weg uit die houding van ‘niet in tel zijn’. Hij durft aanspraak te maken op de hulp van Jezus. Hij laat zich diens aandacht welgevallen. Hij kruipt uit zijn schulp en laat zich niet langer onbeduidend maken. Hij zegt wat hij zelf wil, en waarvan hij denkt dat dat naar Gods wil is! Dat laatste ook. Anders dan de discipelen maakt hij, de blinde bedelaar, zichtbaar wat voor soort koning Jezus is: een koning met aandacht voor de zwakken. Een koning die zijn heerschappij vestigt door de kleinen en de geringen overeind te helpen. Een koning die niet uit is op zijn eigen macht en welzijn, maar die dient, 10:45. Bartimeüs wordt op slag genezen. Daarmee ’gebeurt’ het koninkrijk van God. Daarom mag de intocht van Jeruzalem wachten. Sterker nog: daardoor krijgt de intocht in Jeruzalem extra glans. Want als Bartimeus genezen is, volgt hij Jezus op zijn weg, 10:52. Straks is hij erbij, als de mensen Hosanna roepen 11:9!

Navolging

Kijk zo eens, broeders en zusters, naar wat er om ons heen gebeurt. Misschien denkt u, dat het Koninkrijk van God pas zichtbaar wordt als straks onze Heer in alle glorie het koningschap op zich neemt. Wel, laten wij zeker in die verwachting leven. We bidden er niet voor niets om in het Onze Vader:

Uw Koninkrijk kome.

Maar zie niet over het hoofd dat het Koninkrijk van God nu al gestalte krijgt, steeds als ontferming wordt bewezen aan zwakken en geringen. In Nederland is ooit het christelijk Blindeninstituut Bartimeus opgericht. Daarmee gaf men concreet gestalte aan de roeping om Jezus na te volgen. Men gaf blinden het gevoel dat ze bij God in tel zijn door hun onderwijs te geven en hen op te leiden voor zinvol werk, en hun passende huisvesting te verschaffen. Vandaag de dag is dat initiatief uitgegroeid tot een instelling met 2200 werknemers! Zie het verband tussen zulke praktische navolging van Christus en de doorwerking van zijn koningschap. Die doorwerking is ook gaande in India. Daar krijgen dove en blinde tieners van ‘Red een kind’ een opleiding waardoor ze in hun eigen levensonderhoud leren voorzien. Weg gaat daarmee het gevoel dat er een vloek op hen rust! (Omarmen 17). Niet minder ‘gebeurt’ het koninkrijk van God als de kerken in de Hoorn van Afrika geholpen worden om te helpen. Laten wij evenzo de Heer Jezus navolgen, en niet uit zijn op eigen macht en invloed, maar op het dienen van de Bartimeussen van onze tijd. Neem, net als Jezus, tijd om bij ze stil te staan. Investeer in ze. Draag er toe bij dat ze zich oprichten en uitgroeien tot mensen die zich bij God in tel weten. En als u zichzelf een Bartimeus voelt – weet dan dat Jezus voor u stil blijft staan en u uitnodigt om u belangrijk te weten in zijn ogen.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.