Preek over Psalmen 104:24, 35

2011-07-10 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Psalm 104

Liturgie:

♪ E17 – Dank U voor de wond’ren die gebeuren
♪ Psalm 8:1, 3, 4, 6
♪ E127 – Laten wij nu samen
Psalm 104
♪ Gezang 480
♪ E168 – Vader, vol van vrees en schaamte
♪ Gezang 297:1, 2

Inleiding

Vanmorgen wil ik u laten zien, hoe wij door psalm 104 worden aangesproken op ons leven in Gods schepping. Ik wil de psalm belichten vanuit vers 26b:

Daar gaat de Leviathan, door U gemaakt om ermee te spelen.

Naar aanleiding van deze opmerkelijke uitspraak wil ik vier dingen naar voren brengen: achtereenvolgens komt aan de orde dat wij vol vertrouwen mogen leven in Gods schepping, relaxed ook, maar dat wij dat ook in bescheidenheid hebben te doen, en met zelfkritiek. In verband met dat laatste zal ik helemaal aan het einde van de preek dan nog speciale aandacht schenken aan de verzen 24 en 35.

Vertrouwen

Een van de aardige antwoorden op de vraag waarom God de wereld heeft geschapen, is het volgende: “Omdat Hij er plezier in had!” Hoe goed dit antwoord is, blijkt daaruit, dat in vers 226 gezegd wordt dat God speelt met een van zijn schepselen. Dat ís wat, dat van God gezegd wordt dat Hij speelt! Het woord betekent zoveel als ‘zich vermaken’ (Rechters 16:25), ‘een spelletje doen’ (Job 40:29), ‘een grap uithalen’ (Spreuken 26:19), maar kan ook de betekenis hebben van ‘uitlachen’ (Psalm 37:13, ‘de spot drijven’ (Job 30:1). Nu wordt van God gezegd dat Hij speelt met de Leviathan. Die naam duidt in het Oude Testament meestal op een zeemonster, vgl. Jesaja 27:1. Alleen in Job 40:25 kiest de NBV voor de vertaling ‘krokodil’. In elk geval moeten we denken aan een angstaanjagend gevaarte. Dat is niet enkel iets uit de oudheid. Wat komen er ook in eigentijdse sciencefictionfilms vaak afschuwelijke monsters voor. Zij symboliseren de gruwelijke, monsterachtige gevaren waarmee wij in het leven te kampen hebben. Zo functioneert voor Israël de naam ‘Leviatan’ als aanduiding van de verschrikkelijke machten die de schepping en het leven bedreigen. En ziedaar – met deze zeedraak speelt God! Hij houdt ‘m voor de gek; Hij amuseert zich ermee! En dat niet alleen: daartoe heeft Hij hem gemaakt, in het leven geroepen!
Deze opmerkelijke uitspraak geeft allereerst aanleiding om je relaxed en veilig te voelen in Gods schepping. Als het zo staat dat God met dat gevaarlijke monster speelt, hoeven wij er niet bang voor te zijn. God heeft dat monster niet alleen bedwongen – Hij vermaakt zich ermee! Dit motief komt terug in I Korintiërs 15:55, waar de dood in feite wordt uitgelachen:

Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?

In de vroege kerk werd op soortgelijke manier over de duivel gesproken. Men stelde het zich zo voor, dat de duivel triomfeerde toen Christus aan het kruis hing. Beeldend zei men: “Hij dacht een weerloze prooi voor zich te hebben die hij gemakkelijk kon inslikken. Maar wat gebeurde er? Hij verslikte zich erin en stikte. Het kruis van Christus werd tegen alle verwachting in de ondergang van de duivel!” Zo werd Pasen opgevat als een goddelijke grap, en kon de duivel voortaan worden uitgelachen. Dat alles wijst op hetzelfde: wij hoeven niet meer te leven in dodelijke ernst. De God en Vader van onze Heer Jezus Christus is zo machtig dat Hij onze vijanden in hun gezicht uitlacht, vgl. psalm 37:13. Met zo’n God hoeven we toch nergens bang voor te zijn?! Laten wij proberen ons dat goddelijk perspectief in het geloof eigen te maken. Wij van onze kant hebben de monsters die ons leven bedreigen zeer te duchten. Maar God de Heer nodigt ons uit om er met zijn ogen naar te kijken, en opgelucht adem te halen als wij zien dat Hij zo volkomen over hen triomfeert dat Hij hen – uitlacht.

Relaxed

Op een nog andere manier geeft deze uitspraak over God die met de Leviatan speelt te denken. Ik wijs op het contrast tussen vers 23 en vers 26. Van ons mensen wordt gezegd dat wij bij zonsopgang aan het werk gaan. Dat woord klinkt ook in vers 14, al laat de NBV dat niet zo duidelijk uitkomen. Zo attendeert psalm 104 op een merkwaardige rolverdeling: de mens werkt – God doet een spel. Ja, verschil moet er zijn! Des te mooier is het dat God ons de sabbat gunt om uit te blazen en – op onze beurt een spelletje te doen. Hadden jullie daar ooit bij stil gestaan, dat wij, wanneer wij bijvoorbeeld voetballen, of gamen op de computer, een voorbeeld nemen aan God? Breng dus uw vakantie vooral niet te nuttig door, broeders en zusters. Grijp de kans om te doen wat ook de HERE God kennelijk graag doet – spelen.

Bescheidenheid

Ik wijs op nog iets anders. Dat spelen van God vindt plaats op grote afstand van de mensenwereld. Er is geen mens bij. Het is in zekere zin een onderonsje tussen God en het zeemonster. Daaruit laat zich afleiden, dat het God in de schepping niet altijd om ons mensen gaat. Hij vermaakt zich ook met de dieren. Die hebben in de schepping een zelfstandige betekenis. Psalm 104 somt er een groot aantal op: wilde ezels, vogels, vee, ooievaars, steenbokken, klipdassen, jonge leeuwen, zeedieren, klein en groot. Waarom zijn al die beesten er? Omdat God plezier in ze heeft! Dat heeft ons veel te zeggen, al helemaal als het waar is dat de aarde al heel lang bestond voordat de mens verscheen. De wereld zonder de mens is weliswaar niet af, maar heeft al wel een duidelijke zin. God heeft iets met de dieren. De dieren zijn er niet alleen voor ons, zodat we gebruik kunnen maken van hun paardenkracht en hun ivoor, hun eieren kunnen opeten en hun huiden kunnen benutten. De dieren zijn er ook voor God. Die klipdassen – Hij kijkt er met genoegen naar. Hij geniet van de vlucht van de ooievaars. Hij glimlacht naar de wilde ezels. Tevreden hoort Hij het gebrul van de leeuwen. Al dat leven, voor ons verborgen in de oceanen – God heeft er plezier in. Kortom: wij mensen hebben reden om een stapje opzij te doen. Zó belangrijk zijn we nu ook weer niet. Laten we alsjeblieft ook de dieren een plek onder de zon gunnen. Laten we ons niet eenzijdig op psalm 8 oriënteren en ons verheven weten boven de dieren. Laten we met psalm 104 ook naast de dieren gaan staan. Geen misverstand: psalm 8:6-9 zegt iets heel belangrijks over onze status in de schepping. Omdat wij geschapen zijn als beeld van God wordt ons inderdaad de verantwoordelijkheid geschonken om de natuur, inclusief de dierenwereld, te beheren. Vgl. Genesis 1:27,28. Zo gezien steken wij echt boven de dieren uit. Maar als wij die positie innemen zonder te beseffen dat wij ook naast de dieren staan, vervallen wij maar al te gemakkelijk tot machtsmisbruik. Juist psalm 104 heeft ons wat dat betreft veel te zeggen. Er zijn zones waar wij mensen niets te zoeken hebben, omdat dat de wereld van de klipdassen en steenbokken is, vers 18. Er zijn ook tijden dat wij mensen ons koest moeten houden: de nacht is de tijd van de wilde dieren, niet van de mensen, vers 20-23. Wij doen er goed aan ruim baan voor hen te maken en hen niet in de weg te lopen! Alleen wanneer wij zo in een zekere bescheidenheid de dieren hun plek gunnen, is de opdracht om over hen te heersen bij ons in goede handen.

Zelfkritiek

En ja, dan bevat deze psalm een kritische boodschap voor ons. Want hoe kunnen we, door de bril van deze psalm naar de schepping kijkend, nog verantwoorden dat wij de zeeën leeg vissen; dat de kemphanen het moeilijk hebben in Nederland; dat miljoenen zeevogels het loodje leggen door onze olie en ons plastic in de oceaan; dat varkens en kippen in de vee-industrie een afgekneld bestaan leiden en alleen maar leven om ons een lekker hapje te bezorgen? Juist christenen hebben alle reden tot scherpe maatschappijkritiek; juist christenen hebben alle redenen om zich in te spannen voor een groene levensstijl en daar geld voor over te hebben. Psalm 104 laat zich werkelijk niet vrijblijvend lezen. Ik wijs in dit verband nog op twee uitspraken. In de eerste plaats op de slotregel van vers 26:

Vol van uw schepselen is de aarde.

Sprekender is een Amerikaanse vertaling die niet van ‘schepselen’ spreekt maar van ‘bezittingen’ (possessions). De dieren zijn eigendom van God, niet van ons. Als dat eens tot ons doordrong. Hoe zou u zich voelen als vandalen uw auto bekrasten? Wat zou jij doen als een vriendje jouw i-pod nonchalant in de sloot liet vallen? In de tweede plaats wijs ik op vers 35:

Zondaars zullen van de aardbodem verdwijnen,
onrechtvaardigen zullen niet meer bestaan.

Dat is een harde uitspraak die ogenschijnlijk uit de lucht komt vallen. In werkelijkheid spreekt hieruit een besef van realiteit. Psalm 104 schetst immers een eenzijdig beeld van de schepping. Gods mooie wereld is bedorven door oorlogen, onrecht, verloedering. Zijn vreugde in zijn bezittingen wordt overschaduwd door zijn ontzetting over goddeloosheid. Laten we deze uitspraak serieus nemen. Deze wereld is er bij gebaat als de zondaars verdwijnen en de onrechtvaardigen niet meer bestaan. Deze schepping snakt naar de reiniging en verlossing die meekomen met het laatste oordeel. God staat echt kritisch tegenover de mensheid. Het is ten diepste vreugdevol dat God een schepping in het vooruitzicht stelt die vrij zal zijn van onrecht. En wijzelf? Laten wij het oordeel over onze eigen oude mens bijvallen. “Toen wij gedoopt werden werd onze oude mens verzopen,” zegt Luther. In Christus is de zondaar die ik ben aan het kruis geslagen. Er is de opstanding van de nieuwe mens. Er is de Geest die ons aan het hervormen is naar het beeld van de Schepper. Wat een genade: dat God ons langs die weg toch een plek gunt op zijn aarde. Die genade wordt ons evenwel niet als een luxeartikel aangeboden. Het is God menens: Hij wil zijn plezier in de schepping niet door ons laten vergallen. Laten wij daarom dat genadeaanbod dankbaar en ernstig aangrijpen.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.