Preek over Matteüs 5:21-26

2010-10-10 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Boosheid

Liturgie:

♪ Gezang 479
♪ E146 – O kom nu en jubel
♪ E150 – Prijs onze Heer
♪ E157 – Trouwe Vader in de hemel
Matteüs 5:21-26
♪ E168 – Vader, vol van vrees en schaamte
♪ Psalm 68:7

Het appèl van de Heer Jezus

Het is niet te bevatten dat er in de wereld zo veel gemoord wordt. De vraag kan je bespringen, hoe dat komt. Wat zit er in mensen dat ze tot de meest afschuwelijke martelingen kunnen overgaan? Waarom kunnen we dat toch niet veranderen? Want het ontmoedigende is, dat het martelen en moorden als maar door gaat; goedwillende mensen staan er machteloos tegenover. Het christelijk geloof troost ons met de belofte, dat het eens ophoudt. Er komt immers een nieuwe schepping. Dan zullen de tranen van de ogen worden gewist – voorgoed (Openbaring 7:17). Toch is de hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde niet het enige dat het evangelie ons voorhoudt als wij verbijsterd zijn over alle moord en doodslag in de wereld. Er is ook de dringende en energieke oproep om het zelf ánders te doen. In het gedeelte van de Bergrede dat ons vanmorgen bezig houdt doet de Heer Jezus het niet mis te verstane appèl op ons, om krachtig en radicaal weerstand te bieden aan moord en doodslag. Hij radicaliseert het zesde gebod, door ons óók weg te roepen van woede en gescheld, vers 21-23. Hij voegt daar nog twee uitspraken aan toe waarvan niet meteen duidelijk is hoe die zich verhouden tot het voorgaande. Maar het lijkt erop, dat Hij hier situaties op het oog heeft waarin het kwaad al geschied is en wij een ander gekwetst hebben. Immers, het ‘verwijt’ van de ander (vers 23) behelst een gerechtvaardigde grief (vgl. Openbaring 2:4,14,20, waar dezelfde uitdrukking gebruikt wordt, zoals in de NBG-vertaling van 1951 duidelijk uit komt). En uit vers 25 blijkt dat de ander, de ‘tegenpartij’, je met succes kan aanklagen bij ‘de rechter’, met wie wel de hemelse Rechter bedoeld zal zijn. Zo gezien trekt Jezus dus ook in de verzen 223 – 26 de lijn van vers 21 en 22 door. Hij verzet zich tegen woede en gescheld, en spoort ons aan om het terstond met anderen goed te maken wanneer wij al zo ver zijn gegaan dat wij hen gekwetst en bezeerd hebben.

Gods Koninkrijk

Nu staat het een, de hoop op een nieuwe schepping, niet los van het andere, Jezus’ appèl op ons om radicaal weerstand te bieden aan moord en doodslag. Zie Matteüs 4:17, waar Hij zegt: “Kom tot inkeer, want het Koninkrijk van God is nabij.” Ómdat God aanstalten maakt het koningschap over deze wereld te aanvaarden en het kwaad weg te doen, dáárom is het zaak dat wij ons leven anders gaan inrichten. De Bergrede is eigenlijk een uitwerking van deze uitspraak. Jezus legt ons niet de last op om de wereld te verbeteren. Hij kondigt af dat God orde op zaken gaat stellen, en dringt er dáárom bij ons op aan om ons leven op God af te stemmen. Het aparte is, dat de Bergrede ons zo de pas afsnijdt om er ons beklag over te doen dat de wereld nog zo weinig op het koninkrijk van God lijkt. Zodra wij, met het zicht op al die moord en doodslag in de wereld, tegenover Jezus onze twijfel uitspreken over de komst van Gods Koninkrijk. stelt Hij óns de vraag: “Is God al koning in jullie leven?” Het is het verhaal van balk en splinter, Matteüs 7:3. Laten wij maar vanaf de zijlijn het hoofd schudden over alles wat er in de wereld mis gaat. Laten wij liever zelf tot inkeer komen en kritisch naar onszelf kijken: “Doe ik Gods wil? Volg ik de goede God na? Beeld ik Hem af? Verspreid ik zijn licht en warmte in de wereld? Is uit mijn hart de wortel van moord en doodslag uitgeroeid?”

Moord en boosheid

Met opzet gebruik ik het woord ‘wortel’. Zoals bramen groeien aan een struik die geworteld is in de aarde, zo zijn moord en doodslag vruchten aan een plant waarvan de wortels zich in ieder mensenhart manifesteren. In het leven van verreweg de meeste christenen zijn die giftige vruchten afwezig. Maar dat geeft geen reden tot gerustheid. Die wortels, daarmee begint het kwaad. Om die wortels is het Jezus te doen in zijn uitleg van het zesde gebod. Het Latijnse woord voor ‘wortel’ is ‘radix’. Jezus ‘radicaliseert’ dus het zesde gebod. Van de vruchten (moord) gaat Hij naar de wortels – naar woede. Vervolgens trekt Hij de lijn door naar kleinere, maar niet minder giftige vruchten: scheldwoorden. In het proces tegen de jongen die verdacht wordt van de moord op Dirk Post uit Urk in november 2009, komt schrijnend naar voren hoe zeer ‘woede’ en ‘moord’ aan elkaar verwant zijn. De advocaat van die jongen heeft verklaard, dat Dirk Post iets gemeens zou hebben gezegd over de vriendin van zijn vriend. Deze werd toen zo verschrikkelijk kwaad, dat hij Dirk in blinde razernij doodstak. Dat is een afschuwelijke illustratie van wat Jezus hier zegt: moord is geworteld in woede. Daarom kunnen wij ons door woede schuldig maken aan het zesde gebod. Leid hier niet uit af dat alles woede verkeerd is. Denk alleen maar aan Gods toorn over de zonde, en aan Jezus’ eigen boosheid (vgl. Matteüs 21:12; Marcus 3:5). De grote middeleeuwse geleerde Thomas van Aquino heeft veelbetekenend gezegd: “Soms is het zonde om niet boos te worden.” Inderdaad: er is gerechtvaardigde en heilige woede, die voortkomt uit verontwaardiging over het kwaad. Zulke woede is heilzaam. Ook in de opvoeding kan boosheid heilzaam uitwerken. Maar de woede waar Jezus in Matteüs 5:22 op doelt, maakt kapot. Daarin gaan duistere driften met ons op de loop. Vandaar ook zijn onthutsende uitspraak over schelden. In volgorde van belangrijkheid noemt hij drie gerechtshoven: het ‘gewone’ gerecht, het hoogste menselijke gerechtshof (het Sanhedrin) en het gerechtshof van God zelf (het vuur van de Gehenna). Het onthutsende is, dat Hij zegt dat wij vanwege een simpel scheldwoord voor het allerhoogste gerechtshof kunnen worden gedaagd – dat van God! Waarom? Omdat wij ook in ons schelden de ander kunnen beschadigen. Soms functioneert een scheldwoord positief. Denk weer aan Jezus zelf, die met het scheldwoord ‘adderengebroed’ de Farizeeën niet hatelijk wil vernederen maar hen heilzaam wil ontmaskeren (vgl. Matteüs 23:33). Maar wij steken een angel in het hart van anderen wanneer wij hen minachtend uit schelden. Ziehier de balk in eigen oog. Jezus zegt: “Dat kolkende hart van jou, die haatgedachten – dát is al het kwaad. Als jij woedend scheldt en mensen minachtend neerzet – dán al is het leven bedorven, zo ernstig dat de hemelse Rechter zelf je ter verantwoording roept. Dan al ben je geen beeld van God, maar een tegenstander van Hem. Dan al kun je mensen zo vreselijk pijn doen. Dan al draag je bij tot de verwoesting van de schepping.”

Naar Golgotha

Hier kun je mismoedig van worden, en bang. Wat legt Jezus de lat hoog. Het is maar goed dat er vergeving is. Wie durft nog van zichzelf te zeggen dat hij of zij een goed mens is die geheel en al leeft naar Gods wil, met die radicaliserende uitspraken van Jezus in de oren? Volgens een respectabele traditie is dit het effect dat Jezus met de Bergrede beoogt: dat wij zo schrikken dat we om vergeving gaan smeken. Dat we onszelf niet meer rechtvaardig weten in vergelijking met anderen die boze dingen doen, maar dat wij onszelf verootmoedigen: “God is nog lang geen Koning over mij. Ik beeld Hem niet af. Ook ik breng mensen regelmatig schade toe.” Als wij tot dit zelfinzicht komen, en schrikken van het kwade in onszelf, dan heeft Jezus zijn doel met de Bergrede bereikt. Dan immers komen wij tot inkeer en komen we eindelijk terecht op de plek waar het goed komt met ons: op Golgotha.

Warm gemaakt worden voor de liefde

Toch zou het te weinig zijn om te zeggen dat dit het enige effect is dat Jezus beoogt. Het is goed om een stap verder te gaan, en vast te stellen dat Hij ons warm wil maken voor de liefde. Want daar gaat het hem om in zijn radicale afwijzing van woede en gescheld: dat wij de ander liefhebben en weldoen. Prachtig is dat uitgesproken door de Heidelberger Catechismus in zondag 40.

Is het dan genoeg als wij onze naaste, zoals gezegd, niet doden?

Nee, door afgunst, haat en toorn te verbieden, gebiedt God onze naaste lief te hebben als onszelf en hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en vriendelijkheid te bewijzen, zoveel mogelijk te voorkomen wat hem schade kan en zelfs onze vijanden goed doen.

In lijn hiermee doet Jezus ook zijn uitspraken van vers 23/24 en 25/26: heb je naaste lief, door de angel die je in zijn of haar hart gestoken hebt zo snel mogelijk te verwijderen! Vaak wordt gezegd dat Jezus de lat in de Bergrede veel te hoog legt, en dat de radicale liefde die Hij vraagt in wezen onuitvoerbaar is. Maar aan wie zo denkt is de vraag te stellen: “Hunker jij dan niet naar de genezing van jouw hart? Verlang je er dan niet naar echt anders te gaan leven?” Werkelijk, wij kunnen ons niet van de Bergrede af maken door vast te stellen dat hier geboden worden uitgevaardigd die ons vermogen te boven gaan. Ik denk dat wij de Bergrede pas verstaan, als wij gecharmeerd raken van Gods Koninkrijk, als wij van de liefde gaan houden. Zo ver gaat het als God Koning over ons leven wordt. Dan kom je tot het inzicht dat Jezus hier een diepe waarheid onder woorden brengt, en dat de wereld met minder niet gered kan worden. Dan ga je het goed vinden dat God jouw oude mens veroordeelt, en ernaar verlangen dat Hij jouw nieuwe mens tot leven roept. Dan wordt Jezus’ woord heilig voor je, en functioneert het niet langer als een bedreiging maar als een perspectief. Dan ga je zien waar je verlost van moet worden en waar je verlost van wilt worden. In wezen weerspiegelt de Bergrede God zelf. Jezus zegt het zelf in 5:48: “Jullie zullen dus onverdeeld goed zijn, zoals jullie hemelse Vader onverdeeld goed is.” (Willibrordvertaling van 1995) Wij krijgen hier dan ook veel meer dan aanwijzingen voor ons gedrag. Onze Heer wijst ons met zijn appellerende woorden de weg om in de nabijheid van God te komen en zo onze bestemming te bereiken.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.