Preek over Jeremia 33:20, 21, 25, 26

2010-08-01 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Gods vaste orde

Liturgie:

♪ Psalm 75: 4
♪ Evangelische Liedbundel 254
♪ Evangelische Liedbundel 32
♪ Psalm 104: 2, 5, 6
Psalmen 104
♪ Gezang 375
♪ Psalm 119: 2
♪ Gezang 21: 7

Het gewone

In deze preek wil ik uw aandacht vragen voor Gods aanwezigheid in de gewone dingen. Daarmee sluit ik aan op de preek van vorige week, toen ik u stimuleerde om het leven met God te combineren met het benutten van technische en wetenschappelijke mogelijkheden. Ik pleitte toen voor een leven als volwassen en mondige kinderen van God, die het goed vinden dat God het regelen van veel dingen aan hen overlaat. In het verlengde daarvan wil ik u vanmorgen, vanuit het slot van Jeremia 33, vragen het goed te vinden dat God u vaak tegemoet komt in de gewone regelmaat van het leven en niet in sensationele gebeurtenissen. Sommige mensen maken met God heel wat mee. Ze worden uit gevaren gered, of uit de goot, of ervaren een omwenteling in hun religieuze leven. Je kunt daar met verbazing naar luisteren, of ook met jaloezie. Geweldig moet het zijn, om God zo te ontmoeten in extreme situaties of gebeurtenissen. Maar er zijn ook christenen bij wie het allemaal veel meer gladjes verloopt. Zij maken niet veel ergs mee, leiden een tamelijk burgerlijk leven, en zijn ook in hun religieuze leven stabiel: ze gingen als kind al naar de kerk, en gaan nu nog, gemotiveerd, maar inderdaad – niet via een heftig proces. Waar het me nu om gaat, is dat het eerste niet ‘echter’ is dan het tweede, en dat in de Bijbel ook grote waardering bestaat voor het tweede. Er is een belangrijke Bijbelse onderscheiding die ons kan helpen om daar oog voor te krijgen. Ik bedoel deze, dat God niet alleen een God van redding is, maar ook van zegen; dat Hij ons niet alleen tegemoet komt in het extreme, maar ook in het gewone. Aan het slot van Jeremia 33 wordt dat duidelijk door de merkwaardige uitspraak van de HEER dat Hij een verbond met de dag en de nacht heeft gesloten, vers 20,25.

Orde en regelmaat in de natuur

De betekenis daarvan is, dat God de HEER de eer opeist voor de orde en regelmaat die in de schepping te vinden zijn. Zo iets gewoons als dat dag en nacht elkaar afwisselen, wijst daarop. We kunnen er van op aan. Nooit hoef je naar bed te gaan in de vrees dat het de volgende morgen eens een keer niet licht zou worden. Jaar in jaar uit, eeuw in eeuw uit gaat het zo. De zon gaat onder en hij komt op; het wordt nacht, en daarna weer dag. Er is in de misschien miljarden jaren dat de wereld bestaat veel veranderd, maar dit niet. Van die orde zegt de HEER in Jeremia: “Die heb Ik erin gebracht. Dat heb Ik zo met de dag en de nacht afgesproken. En als Ik dat afspreek, gebeurt het ook zo. Daar houden de dag en de nacht zich stipt aan.” Je zou kunnen zeggen dat God hier te kennen geeft dat Hij de natuurwetten heeft ingesteld – vgl. de tweede helft van vers 25 in de Nieuwe Bijbelvertaling: “Ik heb de hemel en de aarde aan vaste wetten onderworpen.” Dit is niet de enige keer dat Jeremia er blijk van geeft oog te hebben voor orde en regelmaat in de natuur. In 8:7 gewaagt hij van de vogeltrek:

Zelfs de ooievaar aan de hemel kent zijn vaste tijden en tortelduif en zwaluw nemen de tijd van hun komst in acht

In 5:24 brengt hij God in verband met de regelmaat van de seizoenen: hij spreekt van de HEER

“die regen geeft, de vroege en late regen, op zijn tijd, die de vaste oogstweken ons bewaart.”

In 31:35 geeft Hij een nadere omschrijving van de afwisseling van dag en nacht, als hij de HEER aanduidt als de God

“die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts.”

Het is opmerkelijk dat Jeremia een aspect van de werkelijkheid belicht dat in onze tijd zo dominant is geworden. Dat heeft het volgende te zeggen.

Wat het te zeggen heeft

  1. De natuurwetten zijn niet iets neutraals, maar uitdrukking van Gods bedoeling met zijn schepping. Als wetenschappers hun best doen om die natuurwetten te ontdekken en technici er gebruik van maken, is dat dus een werk dat alles met God te maken heeft. God komt niet wezenlijk dichterbij ons als Jezus over het water loopt dan wanneer water altijd en overal bij 0 graden Celsius bevriest. Het zijn wel heel verschillende manifestaties van God, maar de een is niet belangrijker of authentieker dan de andere.

  2. Het is een zegen van de HEER dat wij op de natuur aan kunnen. Ons leven zou onmogelijk zijn als die vaste orde die de natuurwetten omschrijven zou ontbreken. Dat wij er zijn, en dat wij vliegtuigen kunnen ontwerpen en laptops en i-Pods, dat is enkel en alleen mogelijk bij de gratie daarvan dat God een verbond sluit met dag en nacht, met licht- en geluidsgolven. Verbaas je erover en verheug je erin dat in heel het heelal een orde bestaat die het ons mensen mogelijk maakt om te leven en om wetenschap en techniek al verder te ontwikkelen. Zie vervolgens als gelovig mens God achter die orde staan en verheug je op deze wijze in zijn constante toewijding aan de schepping en zorg voor ons. En als dus alles zonder extremiteiten verloopt, ga dan niet vermoeden dat God minder met jou bezig is dan met iemand die van de ene extremiteit in de andere valt. Hij is alleen maar anders met zulke mensen bezig. Maar onthoud: God is niet alleen een God van redding, maar ook van zegen.

  3. Het is goed voor ons om ons aan die orde in de natuur te houden. Denk daarbij aan de regelmaat die wij zelf nodig hebben: de afwisseling van werken en rust, waken en slapen. Pleeg geen roofbouw op jezelf. We kunnen niet ongestraft de tijd om te werken eindeloos uitrekken en signalen negeren dat het tijd is om te rusten of te slapen. Kijk ook eens kritisch naar de intense behoefte aan kicks die veel mensen vandaag de dag kennen. Menigeen heeft verleerd de regelmaat te waarderen, en zoekt z’n plezier alsmaar in het sensationele en extreme. Het leven mocht eens saai worden… De ware levenskunst echter is om de zegen van orde en regelmaat op te merken en te waarderen.

Gods trouw in de geschiedenis

Toch heeft die ijzeren orde in de natuur ook een keerzijde. Ik heb er tot nu toe lovend over gesproken, maar het is reëel om te bedenken dat die ononderbroken regelmaat doods kan worden. Erger nog: ze kan een gevoel van doelloosheid en zinloosheid oproepen. Het Bijbelboek Prediker duidt dat aan. Als het niet ergens op uitloopt, die afwisseling van dag en nacht, als het alleen maar oneindig doorgaat, kom je dan niet in een zinloze cirkelgang terecht die schreeuwt om doorbreking? Dat is een vraag die met recht en reden in de Bijbel indringend gesteld wordt. Daarom is het goed om erop te letten in welk verband Jeremia op Gods verbond met dag en nacht wijst. Het gaat hem om dat andere, veel bekendere verbond, dat met David (vers 21): zijn verordening dat het koningshuis van David eeuwig stand zal houden. Je zou het zo kunnen zeggen: Jeremia vestigt de aandacht op Gods trouw in de natuur, om kracht bij te zetten aan zijn verkondiging dat God trouw is in de geschiedenis. Dat doet hij niet voor niets. De geschiedenis van Israël was er immers allesbehalve een van rustige regelmaat. Het volk was in een verschrikkelijke catastrofe beland: bij de ballingschap was de laatste koning uit het huis van David als een gevangene weggevoerd. Het verbond met David leek op losse schroeven te staan. Zou het ooit nog goed komen? “Jawel!” zegt Jeremia; “God houdt zich ook in dit opzicht aan de afspraken. Hij heeft toch beloofd dat het koningschap van David ooit een glorieus vervolg zou krijgen? Reken er dan op dat het komt, net zo zeker als zijn verbond met dag en nacht functioneert!” Daarmee staan de orde en regelmaat in de natuur in een zinvolle samenhang. Het gaat met de wereld ergens heen. We zijn onderweg naar het Koningschap van Christus! De wereld loopt ergens op uit! Vandaar, dat aan het eind van psalm 104 ineens de blik wordt geworpen op de verdwijning van de goddelozen (vers 35). Dat is geen dissonant in een romantische natuurpsalm, maar de verwijzing naar datgene waarvan de schepping gered moet worden. Het is één ding dat God de schepping zegent met orde en regelmaat. Maar daarmee zijn we er niet. Zonder het uitzicht op de redding en vernieuwing die besloten liggen in kruis en opstanding van de Heer Jezus, grijnst de natuur ons alleen maar toe als een onheilspellende sfinx. Alleen in het perspectief van de komende verlossing zijn de orde en regelmaat van de natuurwetten geen teken van doodsheid en doeloosheid. Ze krijgen zin vanwege het heilsverbond dat God met ons mensen sluit. Tegelijk zijn ze een machtig teken van dat verbond. Ze spreken immers van Gods trouw! Prachtig is dat. Vanavond, als het weer donker wordt, hoef je niet te vrezen. Het wordt morgenochtend echt weer licht, zoals het na de winter ook geheid weer voorjaar en zomer wordt. Laat dat u en jou moed geven. Het is een teken van Gods trouw in de geschiedenis. Elke nieuwe morgen is een verwijzing naar de Grote Morgen. Wanhoop dus niet, en wees dankbaar voor het machtige teken van zijn trouw en redding dat God geeft in zijn verbond met dag en nacht.
Amen.

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.