Preek over Jesaja 49:14 - 20

2010-02-07 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Beloften van God

Liturgie:

♪ E13: Breng dank aan de Eeuwige
♪ Psalm 107 : 1,4
♪ Gezang 78 : 1, 2
♪ E165: Uw woord is een lamp voor mijn voet
♪ Gezang 409
♪ Psalm 79 : 5

Belofte en verplichting

Om te beseffen van hoe grote waarde het is dat God ons beloften doet, wil ik eerst met u vaststellen wat precies een belofte is. Ik maak daartoe onderscheid tussen beloften en voornemens, en tussen beloften en aankondigingen. Ik geef een voorbeeld. Ik kan zeggen: “Ik neem mij voor om morgen te koken.” Ik kan ook zeggen: “Ik beloof dat ik morgen zal koken.” Wat is het verschil? Het eerste, een voornemen, is vrijblijvender; in een belofte zit meer verplichting. “Belofte maakt schuld!” zeggen wij niet voor niets. Dan het onderscheid tussen ‘beloven’ en ‘aankondigen’. Ik kan tegen u zeggen: “Ik kondig u aan dat ik morgen zal koken. Ik kan ook tegen u zeggen: ”Ik beloof u dat ik morgen zal koken.” Toch zal ik dat laatste niet zo gauw doen; het is een beetje vreemd. Waarom? Omdat u er niet bij gebaat bent dat ik morgen kook. Of ik morgen nu wel of niet kook – dat raakt u niet echt. Een belofte is alleen op zijn plaats wanneer ik tot degene spreek die het aangaat. Ik kan hier aankondigen dat ik morgen kook, maar als ik het wil beloven moet ik dat aan mijn vrouw doen!

Beloften van God

Als we dit bedenken gaat het meer tot ons spreken dat God dingen belooft. In het gedeelte van Jesaja 49 dat werd voorgelezen staan met zoveel woorden beloften van God. Ter toelichting merk ik op wat ik al een en andermaal in preken naar voren bracht: het gaat in de hoofdstukken 40 en volgende van dit bijbelboek om de ommekeer die God zal brengen voor het volk dat leeft in ballingschap. In vers 14 klaagt Israël dat het erop lijkt dat het voor eeuwig in dat ellendige Babel zal moeten blijven. In reactie daarop verzekert de HEER Israël dat Hij zijn volk nooit zal vergeten (vers v15). In de verzen die volgen verbindt Hij daaraan de belofte dat Hij de Israëlieten zal doen terugkeren uit de ballingschap. Treffend daarbij is het beeld van Sion ( = Israël) als een moeder die haar kinderen verloren heeft, vers 20. De HEER belooft dat het straks in het land zal wemelen van Sions kinderen, vers 17,18,20. Opmerkelijk is dat die belofte in vers 18 versterkt wordt tot een eed:

Zo waar Ik leef – spreekt de HEER – ,
je zult je met hen tooien,
hen dragen zoals een bruid haar sieraden.

De woorden ‘zo waar Ik leef ‘hebben een zijzondere betekenis. Als de Israëlieten bij het leven van de HEER zwoeren (zie bv. Ruth 3:13), dan riepen zij de vergelding van de levende God over zich af voor het geval zij hun belofte niet zouden nakomen. Zo iets doet de HEER zelf nu ook. Er is natuurlijk niets of niemand buiten Hemzelf, die Hem ter verantwoording zou kunnen roepen wanneer Hij zijn belofte niet zou nakomen. Dus zweert de HEER bij zichzelf (zie Genesis 22:16) of ‘bij zijn leven’. Daarmee zegt Hij dus: “Je kunt ervan op aan dat Ik doe wat Ik zeg. Ik garandeer je dat Ik mijn belofte zal nakomen. Als ik dat niet zou doen, krijg Ik het met Mezelf aan de stok!” De HEER staat dus hoogstpersoonlijk in voor zijn belofte. Zo is zijn belofte aan Israël een en al zelfverplichting.

Gods betrouwbaarheid

Nu is die belofte van de terugkeer van Sions kinderen aan Israël meer dan een algemene aankondiging. Deze belofte is specifiek geadresseerd. Dat betekent ook dat dit niet aan ons wordt beloofd. Het is belangrijk om te beseffen dat je de belofte die God aan mensen doet niet zomaar op jezelf mag betrekken. Juist omdat beloften specifiek geadresseerd zijn, moet je aanvaarden dat ze niet per definitie ook voor jou gelden. De Here God gaat met de ene mens nu eenmaal een heel andere weg dan met de ander. God belooft aan de een andere dingen dan aan de ander. Toch zijn er ook beloften die Hij aan ieder van zijn kinderen doet. Ik doel op die ontroerende verzekering die ten grondslag ligt aan de beloften van Jesaja 49:

Ik vergeet jou nooit!
Ik heb je in mijn handpalm gegrift. (49:15,16)

Déze belofte geldt ook ons! Dat wordt bezegeld in de doop, als wij gedoopt worden in Gods naam. Bij onze doop zegt de HEER ook tot ons: “Je kunt ervan op aan: Ik heb je in mijn handpalm gegrift. Als Ik dat niet waar zou maken, zou Ik het met Mijzelf aan de stok krijgen. Ik zelf sta er garant voor dat Ik jou nooit vergeet!” De HEER verplicht zich ertoe onze goede God te zijn. Hij neemt zich dat niet slechts voor. Hij kondigt het ook niet in alle algemeenheid aan. Hij belooft het ons – hoogstpersoonlijk. Dat is werkelijk van grote waarde voor ons mensen. Immers, voor velen van ons is het leven een karwei, soms een zwaar karwei. Als dat zo is, heb je aan goede voornemens van God niks. Dan heb je wel wat aan een belofte. Hoor het Hem zeggen, vandaag. “Ik beloof het je. Ik zweer het je. Ik vergeet je niet. Je bent mijn kind. Ik verplicht Mij ertoe.” En houd Hem daaraan dan ook. Want dat is ‘geloven in God’: Hem houden aan zijn belofte. Hem erop aanspreken. Soms is dat het enige wat je kunt. Maar gezien de kracht waarmee God ons verzekert dat Hij zijn beloften zal nakomen, is het niet niks. Zo kunnen wij verder in het leven: God er dan op dag op aanspreken dat Hij doen zal wat Hij ons heeft beloofd.

Amen.

Beloften van mensen

Catechesebijeenkomst zondag 7 februari 2010
Schriftlezing: Matteüs 5:33-37

1. Bijbeluitleg

Waarom zweren mensen? Om een garantie te krijgen dat de waarheid gesproken wordt. “Alleen als je zweert kan ik je echt geloven…” Maar dat werkt oneerlijkheid in de hand. Dus bedacht men in Jezus’ tijd een grijze zone van halve eden: meer dan enkel ‘woorden’, maar niet het zwaarste geschut waarbij Gods naam misbruikt kan worden. Jezus wil van die grijze zone af, maar ook van het zweren. Hij wil dat onze gewone woorden weer betrouwbaar worden. “Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee.”


2. Beloften ↔ voornemens

Omdat je een verplichting op je neemt als je iets belooft, schrikken mensen er voor terug om iets te beloven. Zie Prediker 5:4: “Je kunt beter geen gelofte doen dan een gedane gelofte niet inlossen.”

Vragen:

3. Niet gehouden beloften

Soms lukt het je niet om een belofte te houden. Denk aan Petrus’ belofte om voor Jezus te sterven, Matteüs 26:33,35. Mensen kunnen er erg mee zitten dat ze hun beloften niet hebben gehouden of naar hun gevoel onvoldoende hebben waargemaakt (echtscheiding, doopbelofte).

Vraag:

Hoe gaan we in de kerk met elkaar om als een belofte niet gehouden is of onvoldoende waargemaakt?

4. Toch zweren?

De overheid vraagt ons soms om de eed af te leggen.

Vraag:

Staat Jezus ons dat toe?

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.