Preek over Lucas 5:31, 32

2009-02-15 v.m.

Ds. A. van der Dussen

 

Liturgie:

♪ E2:1, 2
♪ Psalm 147:1, 4
Lucas 5:27-32
♪ Gezang 408
♪ E64
♪ Psalm 36:2
♪ Gezang 460

Allemaal ziek

Wanneer iemand ziek is, komt nog wel eens de vraag op: “Zou dat misschien met zonde te maken hebben?” Vanmorgen draai ik het om. Ik zet in bij het feit dat we allemaal zonde doen en werp de vraag op: “Zijn wij soms allemaal ziek?” De Here Jezus geeft aanleiding tot die vraag. Zijn uitspraak: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig” verduidelijkt Hij immers door te zeggen: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen.” Ook omgekeerd: “Wie ziek is heeft wel een dokter nodig” → “Ik ben gekomen om zondaars aan te sporen een nieuw leven te beginnen.” Met andere woorden: Jezus vergelijkt zonde met ziekte. Zijn eigen bemoeienis met uitgesproken zondige mensen vergelijkt Hij met het optreden van een arts. Het is voor ons ongewoon, om ‘zondig’ en ‘ziek’ zo met elkaar te verbinden. In de vroege kerk daarentegen was het gebruikelijk. Veelbetekenend is, dat men doop en avondmaal ‘medicijnen’ noemde, en de Here Jezus zag als onze arts die ons genezen wil van de zonde. Daarmee kan die uitspraak van Jezus opnieuw voor ons gaan leven. Ik wijs op de volgende kanten van de zaak.

Een geweten dat pijn doet

Wie zijn zondige staat als een ziekte ervaart, heeft er last van. Een ziekte is hinderlijk; je wilt er vanaf. Maar hoe zit dat met je neiging tot zondigen? Ervaar je die ook als hinderlijk, als iets waar je zo gauw mogelijk van af wilt? Ik ben er niet zeker van dat we in de kerk zo tegen onze zonde aan kijken. We hebben immers geleerd dat de zonde onontkoombaar is – zie het leerstuk van de erfzonde. Daardoor heeft een houding van berusting kunnen ontstaan. We moeten ons er maar op instellen dat we zondigen. Er is niets aan te doen. Het is nu eenmaal zo. Maar zo praat je niet als je ziek bent! Als je ziek bent, ga je op zoek naar medicijnen, en bezoek je zo nodig de dokter, en ga je alles proberen om beter te worden. Heb je wel eens zo tegen je zondigheid aangekeken? Vorige week duidde ik de functie van ons geweten aan. Je kunt boos zijn op jezelf als je de fout in bent gegaan. De kerkvader Augustinus vergelijkt dat met de pijn die je kunt hebben als je ziek bent. Wanneer je boos bent op jezelf omdat je iets verkeerd hebt gedaan, voel je de stekende pijn die je eraan herinnert dat je ziek bent. Ons kwade geweten is een roep om de dokter!

Vergeving

Die genezing mogen we verwachten van Jezus. Hij is onze dokter. Wat betekent dat voor de ziekte die ‘zonde’ heet? In de eerste plaats dat er vergeving is. Want door te vergeven neemt Jezus de pijn weg van het kwade geweten. Van vergeving knap je op! Let er in dit verband op, dat Jezus volgens Lucas 5:29 deelneemt aan een feestmaal van tollenaars en zondaars. Daar wordt de vergeving gevierd! Hier zie je hoe gezondmakend vergeving is. De kwijtschelding van schulden is meer dan een boekhoudkundige handeling; er zit aanvaarding in; de afstand tot God die is ontstaan wordt teniet gedaan. Door deel te nemen aan de feestelijke maaltijd met tollenaars en zondaars, bezegelt Jezus dat. Ze horen er weer helemaal bij. Hun leven wordt echt genezen! Zo bezegelt ook het avondmaal de genezing die ligt in de vergeving van zonden. Het is de heilzame medicijn van de aanvaarding en d everzoening. Er zijn ooit christenen geweest die de avondmaalswijn vervingen door water. Zij vonden dat het eten en drinken van het lichaam en bloed van Christus niet sober en ernstig genoeg kon toegaan. Zo vestigden zij de aandacht op een belangrijk moment in het avondmaal: er zit inderdaad iets feestelijks in het drinken van wijn. Het avondmaal brengt zo tot uitdrukking dat het leven weer goed is. Van vergeving knapt een mens werkelijk op. Vergeving is genezend.

Bekering

Maar uit het slot van vers 32 blijkt dat Jezus ook in zoverre onze arts is, dat Hij ons van het zondigen zelf wil afhelpen. Hij “spoort zondaars aan een nieuw leven te beginnen”. Nu klinkt dat alsof zondaars op zichzelf teruggeworpen worden om van hun kwaal af te komen. We mogen echter meer van de Heer verwachten dan dat Hij ons tot een eigen krachtsinspanning oproept. De vertaling van het NGB is daarom zuiverder: “Ik ben gekomen om zondaars tot bekering te roepen.” In dat ‘roepen’ bewijst Jezus namelijk dat Hij over enorme genezingskracht beschikt. Aan Levi zie je wat daarmee bedoeld is: Jezus roept de zondige Levi achter zich aan. Zie vers 27: “Volg Mij!” En warempel, vers 28: “Levi stond op, liet alles achter en volgde Hem.” In eigen kracht had Levi dat nooit gekund: alles achter laten. Maar het roepen van Jezus maakt hem los van zijn zondige leven. Jezus trekt hem als het ware achter zich aan. Daarmee begint Levi aan een heel ander leven: het leven van de navolging van Christus. Zo wordt hij ‘genezen’ van zijn ‘ziekte’. Als wij het hebben over Jezus’ optreden als arts, hebben wij dus ook hieraan te denken: dat Hij ons achter zich aan roept om een ander leven te beginnen. Jezus roept ons op tot bekering. Als je niet uitkijkt, wordt ook dat in de kerk zo iets als: “We weten dat het moet, maar er komt weinig van terecht.” Maar als het een kwestie is van ziek zijn en genezen worden, dan wil je wel! Dan ga je verlangen naar verandering. Dan ga je toch doen wat de Heer wil? Dan neem je de medicijn toch in? Jezus spreekt ons hier aan op onze verwachting, op ons geloof. Geloven we het, dat Hij ons van onze zonde kan genezen? Willen we ervan genezen? Willen we Hem volgen en anders leren leven?

Volkomenheid

De volkomen genezing van de ziekte is in dit leven voor ons niet weggelegd. Daarvoor moeten we door de dood heen. Zo gezien helpt deze beeldspraak ook om de opstanding uit de doden te waarderen. Dan komen we eindelijk voorgoed van ons ziekbed af. Als je leert je zondigheid als ziekte te zien, kun je meer gaan verlangen naar de grote heelwording van de opstanding. Het avondmaal heet in de vroege kerk niet voor niets ‘het medicijn van de onsterfelijkheid’. Al avondmaal vierend zijn we op weg naar de volkomen genezing die aanbreekt als de Heer komt. Naarmate wij ons zieker voelen, zullen we er meer naar gaan verlangen. Dat kan oude mensen helpen om zich voor te bereiden op het sterven. Heb daarbij niet alleen oog voor alles wat je los moet laten. Zie in het sterven ook het definitieve afscheid van de zonde. De Catechismus noemt dat het ‘afsterven aan de zonde’, zondag 16, antwoord 42. En dan komt het grote moment van de verrijzenis, de voltooiing van het genezingsproces. Dan worden we eindelijk helemaal zoals God ons bedoelt. Is dat niet iets om naar te verlangen?
Samengevat: de Here Jezus is onze arts. We zullen blijer met Hem zijn, naarmate we dieper gaan beseffen dat we in onze zondigheid ziek zijn. Het leven uit zijn vergeving is heilzaam. Het volgen van Jezus is genezend. We zullen pas echt helemaal opknappen als Hij komt om ons eens en voorgoed van alle zonde te bevrijden.


Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.