Preek over 1 Johannes 3:8

2008-04-20 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De daden van de duivel teniet gedaan

Liturgie:

♪ E173
♪ E185
♪ Gezang 281
♪ Psalm 96:1, 2, 4
♪ E156
♪ E71
♪ E95
I Johannes 3:7-18
♪ E101
♪ Psalm 133

1. Zwart-wit

In dit gedeelte spreekt Johannes uitgesproken zwart-wit. Hij kent maar twee soorten mensen: 'kinderen van God' en 'kinderen van de duivel' (vers 10a). Hij zegt dat je ze kunt herkennen aan hun daden: "Wie niet rechtvaardig leeft, komt niet uit God voort. Hetzelfde geldt voor wie zijn broeder of zuster niet liefheeft." (vers 10b) Integendeel: Kaïn, die zijn broer doodsloeg, kwam voort uit hem die het kwaad zelf is". (vers 12) Zo zwart-wit is volgens Johannes! Waar de liefde ontbreekt, komt een mens in de sfeer van de boze terecht.

2. Ongemak

Straks wil ik u motiveren om met deze zwart-wit benadering aan de slag te gaan. Maar eerst wil ik op het ongemak ingaan, dat je kunt ervaren bij mensen die zwart-wit denken. Want doe je zo wel recht aan de ingewikkeldheid van het leven? Waar zijn de grijstinten? Waar is de nuance? Ik noem een paar dingen op waarbij je Johannes zou willen tegenspreken. - In je eigen leven kom je een mengeling tegen van goed en slecht. Juist als christen kun je jezelf erop betrappen dat je tekort komt in de liefde. Hoe zit het dan? Ben je dan het ene moment een kind van God en het andere een kind van de duivel? Nee toch?- Bij de viering van het avondmaal laten we ons op het hart drukken dat Christus gestorven is voor onrechtvaardige mensen - gelukkig! Maar wat moeten we dan met de uitspraak van Johannes, dat "wie zondigt uit de duivel voortkomt"? (vers 8) Ook Johannes zegt dat Christus verzoening brengt voor onze zonden, zie 1 Johannes 2:2. Is hij dat in dit zwart-wit-stukje vergeten? - In vers 9 staat iets heel raars: "Wie uit God geboren is zondigt niet, want Gods zaad is blijvend in hem. Hij kan zelfs niet zondigen, want hij is uit God geboren." Dit is toch niet reëel?

3. Ontknoping en oordeel

Hoe zit dit? Johannes denkt hier aan het einde van de geschiedenis, aan de ontknoping, aan het oordeel. Hij weet heel goed dat de wereld zoals die nu bestaat een onontwarbare kluwen is waarin alles door elkaar loopt. Maar zo blijft het niet. God gaat de zaak ontwarren en ordenen. Uiteindelijk zijn er maar twee mogelijkheden: God gaat 'nee' zeggen tegen de duisternis, en 'ja' tegen het licht. Dat is de zin van het oordeel: de scheiding van de schapen en de bokken. Als God oordeelt wijst Hij het verkeerde, de duisternis en de onrechtvaardigheid af, en maakt Hij ruimte voor het goede, het licht en de liefde. Daarop zal de geschiedenis uitlopen. Maar het bijzondere van het evangelie is, dat het die ontwarring en scheiding al met Jezus ziet beginnen! Vat zo op wat in I Johannes 3:8 staat: "De Zoon van God is verschenen om de daden van de duivel teniet te doen." Dat is een variant op 3:6: "Jezus is verschenen om de zonden weg te nemen." De verschijning van Jezus wordt hier dus in verband gebracht met het bestrijden van de duisternis en de zonde. Maar daarom luidt die verschijning het einde van de geschiedenis in: Hij heeft een begin gemaakt met de grote ontwarring. Daarom durft Johannes in zo'n zwart-wit-perspectief naar het leven te kijken. Hij weet dat alles nu nog door elkaar loopt, dat de werkelijkheid een onontwarbare kluwen is van goed en kwaad. Maar hij weet ook dat Jezus begonnen is met het ontwarren van die chaos, en dat het zo toegaat naar de grote ontknoping waarin God het licht laat stralen, en de duisternis van de duivel afwijst en veroordeelt. En hij wil dat ook wij zo nu al leren kijken. Hij wil, dat wij het zwarte gaan onderkennen in dit leven, in ons eigen leven. En hij wil dat wij ons toewenden naar het licht, en ons toeleggen op de liefde.

4. Kaïns broer afgeslacht

In de verzen 11-18 van I Johannes 3 maakt hij dat concreet. Sprekend over de liefde hanteert hij weer de zwart-wit-tegenstelling. De vertegenwoordiger van het zwart is Kaïn, van wie hij dus zegt dat die voortkwam uit hem "die het kwaad zelf is". Hij maakt dat concreet door te verwijzen naar Kaïns moord op Abel, vers 12. In dat verband gebruikt hij een woord dat meestal vertaald wordt met '(af)slachten'. Een echt zwart-wit woord. Johannes wil zeggen: let op! Wij zijn gewend aan moord en doodslag. We weten ook dat mensen soms heel ingewikkelde motieven hebben om iemand te vermoorden. Maar zie niet over het hoofd dat te midden van alle ingewikkeldheid er pure boosheid is. Er gebeuren werkelijk extreem boze dingen, die wij niet mogen vergoelijken. Er is dus een eind aan het relativeren. Te midden van alle genuanceerdheid ziet God duivelse dingen. Leer vanuit het einde met God meekijken en bij jezelf het zwarte op te merken, dat Jezus eruit wil hebben! Ja, want het gaat er dat wijzelf uit de buurt van Kaïn wegblijven. Zie vers 15: een klemmende waarschuwing om Kaïn niet na te volgen.

5. Een open hart

Maar evenzeer als er puur duivelswerk in de werkelijkheid aanwezig is, is er ook het tegenovergestelde: extreem goede dingen. Dat duidt Johannes aan in 3:16:Wat liefde is, hebben we geleerd van hem die zijn leven voor ons gegeven heeftDat slaat natuurlijk op het offer van Christus. Ook al weer extreem, maar nu extreem in liefde. Ook dat is werkelijkheid. Ook dat mag je niet relativeren. Je kunt als mens zo onder de indruk zijn van de relativiteit van alles dat je van niets meer durft te zeggen `Dat is uit God.` Maar sinds de verschijning van Jezus doen we daar God onrecht mee. Het is er wel degelijk, in een totaal contrast met de werken van de duivel: het oplichten van de liefde van God. Er is niet alleen dat duivelse afslachten, maar ook puur goddelijke zelfopoffering van de liefde. Zie dat niet over het hoofd. Ga integendeel je op die liefde toeleggen. Zie vers 16b:Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters.Let erop dat Johannes dat vervolgens terugbrengt naar het gewone leven. Het heeft iets extreems: je leven geven. Wie van ons wordt daartoe geroepen? Maar we worden allemaal wél direct aangesproken als Johannes vervolgens zegt dat je 'je hart niet moet toesluiten voor een broeder of zuster die gebrek lijdt', vers 17. Inderdaad doe je dat soms zomaar: jezelf afsluiten voor de ander en wat die nodig heeft. Zie dan goed, zegt Johannes, dat je je daarmee in dat krachtenveld beweegt tussen God en de duivel. Gezien vanuit de toekomst wordt dat 'je hart toesluiten' ineens minder onschuldig. Het houdt in, dat je afstand neemt tot de liefde van God, en je toe beweegt naar dat extreem slechte van de haat. Zo werkt dus die zwart-wit-benadering. Ze wil ons gevoelig maken voor de grote ontknoping waar Christus een begin meemaakt, en ons doen zien tussen welke polen wij ons bewegen. Er is een einde aan het relativeren. Er is wel degelijk een tegenstelling tussen 'goddelijke liefde' en 'duivelse haat'. Dat vraagt van ons dat wij kiezen.

6. Niet kunnen zondigen

Dat is de zin van die opmerkelijk massieve uitspraken in vers 9, over het niet zondigen en het niet kúnnen zondigen van een kind van God. Straks, in de eeuwigheid, na de grote ontknoping en ontwarring, is dat waar. Nu nog niet. Maar sinds de verschijning van Christus leven we al wel toe naar die waarheid. Laten we er daarom niet aan wennen dat we nu nog die oneindig complexe samengesteldheid vertonen van lichte en donkere motieven. We gaan toe naar 'enkel licht'. Gód is immers 'enkel licht! Vandaar de oproep om waarachtig lief te hebben, met daden, vers 18. Laten we er niet in berusten dat we nu nog in onszelf die onontwarbare kluwen aantreffen van licht en duisternis. Zo zal het niet blijven en zo mag het niet blijven. De verschijning van Christus bereidt ons daarop voor. En daarom, omdat Hij verschenen is om de daden van de duivel te niet te doen, is het zaak dat wij ons concreet gaan toeleggen op de liefde.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.