Preek over Psalmen 71:1-6

2007-09-30 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Het eerste gebod, Je ultieme houvast

Liturgie:

♪ E65
♪ Psalm 149:1, 2
♪ E159:1, 2
♪ E24
♪ Gezang 333
Psalmen 71:1-6
♪ Psalm 146:1, 2, 3
♪ E69
♪ E112

1. God en wij

Over wie of wat hebben we het als we 'god' zeggen? De antwoorden buiten de kerk variëren nog al eens van een oude man met een baard, of het alziend oog, tot een soort oerenergie die de hele wereld draagt en voortstuwt. God is dan iets of iemand die bestaat zonder dat je je erbij betrokken hoeft te voelen. De oude Heidelbergse Catechismus wijst een heel andere richting op. Hij zegt: "Kijk naar jezelf en vraag je af op wie of wat je hart zijn vertrouwen stelt. Dan weet je wat je bedoelt als je 'god' zegt." Daarom formuleer ik als thema voor deze dienst 'je ultieme houvast'. Wij kunnen niet zinvol over God spreken buiten onszelf om, buiten beschouwing latend hoe wij mensen allemaal, zonder één uitzondering, houvast nodig hebben. Ik ga het verduidelijken met behulp van het begin van Psalm 71. Dat is het lied van een oud geworden mens, die terugziet op zijn leven en dankbaar vaststelt hoe hij in God zijn ultieme houvast heeft kunnen vinden.

2. My home and my castle

Eerst de beginregel van vers 3:

"Wees de rots waarop ik kan wonen."

Voor de gevoelswaarde daarvan verwijs ik naar de Engelse uitdrukking "My home is my castle." Inderdaad: hoe basaal is het om een plek te hebben waar je je thuis voelt en waar je veilig bent. Een eigen huis: dat is buitengewoon belangrijk. Tegelijk weten we allemaal dat je je ook in je eigen huis soms niet thuis voelt. Wat is dat toch voor rusteloosheid die in je kan huizen, waardoor je niet op je gemak bent. Iemand vertelde mij laatst hoe hij zich in zijn eigen lichaam totaal niet meer thuis, veilig voelde. We zeggen soms: "Ik weet niet meer waar ik het zoeken moet." Of: "Waar blijven we?" Ultiem houvast heeft te maken met: iets of iemand bij wie je je ten diepste en voor eeuwig thuis mag weten. Psalm 71 brengt de christelijke belijdenis onder woorden: "God is my home and my castle."

3. De wereld ingeslingerd

Dan vers 6:

"Al vanaf mijn geboorte steun ik op U, al in de moederschoot was u het die mij droeg."

Typisch: ik zou zeggen dat mijn moeder mij droeg toen ik nog in de moederschoot was. Natuurlijk is dat ook zo. Waarom dan hier 'God'? Dat heeft te maken met de korte duur van het zijn in de moederschoot. Na negen maanden is het afgelopen. Dan vindt de bevalling plaats. Dat wil zeggen: dan 'val' ik in de wereld. Een groot filosoof zegt: "Dan word je de wereld in geslingerd." Doodeng is dat. Want war kom je in terecht? En hoe vind je je weg? En waar loopt het op uit? Het klinkt zo richtingloos, dat 'vallen', dat 'geworpen' worden. Dat roept de vraag op wie het eigenlijk bedacht heeft, het project dat 'leven' heet. Ik zelf niet; Ik heb er niet om gevraagd geboren te worden. Mijn ouders ook niet: zij hoopten bij mijn verwekking op een kind, maar wisten bij lange na niet dat ze mij ter wereld zouden brengen. Is het soms helemaal niet bedacht? Maar wat doe ik hier dan? Kom ik in een immense kosmische leegte terecht als ik geboren wordt? Zo komt psalm 71 bij God uit, weer vanuit de optiek van het ultieme houvast. Hij droeg mij in de moederschoot. Bij mijn geboorte val ik in zijn handen. God zij dank.

4. De eindverantwoordelijke

Dat brengt mij op nog iets anders. Tegenwoordig wordt er veel over gesproken dat het leven een project is waarvoor wij zelf verantwoordelijk zijn. Degene die iets van je leven maakt ben jijzelf. Daar zit iets moois in. Het doet een beroep op je verantwoordelijkheid. Een mens is niet maar slachtoffer van zijn omstandigheden. Je kunt er zelf iets van maken! Toch heeft dat ook iets beangstigends. Het is wel een erg grote verantwoordelijkheid om je eigen leven tot een succes te maken. Je moet er niet aan denken dat je fouten maakt. Maar wie maakt er nu geen fouten, of begaat er geen vergissingen? Er lopen zelfs heel veel mensen rond die het gevoel hebben dat ze hun leven verknald hebben. Dat wordt dus anders als je mag geloven dat je bij je geboorte in de handen valt van God. Dan rust niet de volle verantwoordelijkheid om iets van je leven te maken meer op jou. Dan zijn er grotere handen dan die van jou. Dan is er ook genade, dat je niet tot in eeuwigheid moet boeten voor je fouten en vergissingen. Dan is er de mateloze opluchting, dat je terecht zult komen, dat het voor jou allemaal op zijn pootjes terecht zal komen. God als de eindverantwoordelijke voor het project van jouw leven - ook dat is een kant van het ultieme houvast.

5. God jouw ultieme houvast?

Het eerste gebod doet nu een appèl op ons om God de HEER, de Vader van Jezus Christus, ons ultieme houvast te laten zijn en niets of niemand anders. Hij 'gebiedt' het, zegt de Catechismus. Lees dat als dat God zegt: "Laat het toch vooral zo zijn dat..." God wil het zo graag, uw en jouw ultieme houvast zijn. En Hij weet zo goed dat niemand het beter kan zijn dan Hij. En Hij weet ook dat wij op een of andere raadselachtige manier het toch steeds weer ergens anders zoeken dan bij Hem. Vandaar zijn klemmend appel. "Laat het toch vooral zo zijn dat Ik jouw ultieme houvast ben." Kennelijk is dat niet vanzelfsprekend. Het zou dan ook goed zijn als wij, geconfronteerd met dit appèl, eerlijk naar onszelf kijken. Er zijn nog steeds massa's goden die hun aantrekkingskracht op ons uitoefenen. Dat wil zeggen: bijna ongemerkt kun je naast of in plaats van God iets of iemand anders tot je ultieme houvast maken (Catechismus zondag 34 antwoord 95). Wees dus waakzaam. Maak keuzes. Durf je leven radicaal in de handen te leggen van Hem, die als geen ander macht en liefde is om jouw God te zijn. Ontdek de waarheid van Vondels dichtregel: "Buiten God is het nergens veilig." (gezang 422) En gehoorzaam van daaruit aan het eerste gebod.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.