Preek over Titus 3:1-7

2007-03-11 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Gedoopt!

Liturgie:

♪ E121
♪ Psalm 105:1, 3
Titus 3:1-7
♪ Gezang 87:1
♪ Gezang 90:6
♪ Gezang 319:4
♪ E9

1. Gedoopte zondaren

Het is onmiskenbaar dat in Titus 3 de doop ter sprake wordt gebracht. Zie vs 5:

Het bad van de wedergeboorte en van de vernieuwende kracht van de Heilige Geest.

Waarom doet Paulus dat? Om zijn oproep aan Titus kracht bij te zetten, dat hij de gemeente moet aansporen bereid te zijn "om altijd het goede te doen", vers 1. Door de herinnering aan hun doop weten de mensen het weer: "O ja, de tijd is voorbij dat we 'op de verkeerde weg' waren (vers 3). We zijn daarvan door God gered! (vers 5) Hij heeft ons leven opnieuw op de rails gezet. - we hebben 'het bad van de wedergeboorte en vernieuwing' ondergaan!" Ook wij hebben dus een goede reden om onszelf er regelmatig aan te herinneren, dat we gedoopt zijn. "O ja, ik ben geen zondaar meer. Ik ben een gedoopte zondaar."

2. Zaak en teken

Het is opvallend dat Paulus de doop opvat als een gebeurtenis die het verschil maakt. Want de doop is in de beleving van veel mensen juist een loos ritueel. We kennen allemaal veel gedoopte mensen voor wie het niets betekent en niets uitmaakt. Omgekeerd ook: sommige mensen zijn niet gedoopt, maar leiden wel heel duidelijk het leven van een christen. Dus is de vraag hoe het kan, dat Paulus zo'n op zichzelf krachteloos symbool opvat als een gebeurtenis waarin God werkt in het leven van een mens. Vanouds heeft de kerk die vraag beantwoord door onderscheid te maken tussen de zaak en het teken. De zaak waar het om gaat, dat is die nieuwe start, de afwassing van de zonden, het eigendom worden van Christus. Het sacrament van de doop is daarvan een teken. Zie zondag 25 waar sacramenten zó worden gedefinieerd:

Heilige, zichtbare tekenen en zegelen, door God ingesteld om de beloften van het Evangelie voor ons te bezegelen. (antwoord 66)

Vergelijk het met een trouwring. Wat heb je daarmee in handen? Niet meer dan een paar gram zilver of goud. Toch kan zo'n ring een enorme betekenis krijgen, en gebeurt er iets in een trouwdienst als bruid en bruidegom elkaar de trouwring om de vinger schuiven. De zaak waar het om gaat - het aangaan van de huwelijksverbintenis - wordt zodanig uitgebeeld in het teken, dat op dat moment van het aandoen van de ringen zo iets als een bekrachtiging plaats vindt van de huwelijksbelofte. Zo gebeurt er ook echt iets als een mens gedoopt wordt, doordat God er betekenis aan toekent. De Catechismus legt dat mooi uit in vraag en antwoord 69.

Ik word er in de doop van verzekerd dat het offer van Christus voor mij gebracht is. Christus belooft mij, dat even zeker als ik toen nat werd voor een soort wasbeurt, zo zeker toen al mijn zonden afgewassen zijn.

Een paar plenzen water over mij heen - ze krijgen dankzij de belofte van Christus de enorme betekenis: "Gered! Ik ben niet meer op de verkeerde weg. Mijn zonden worden mij vergeven. In Christus is mijn leven opnieuw op de rails gezet!"

3. Doopbevestiging

Als de doop zo belangrijk is en zoveel betekenis heeft, zou je kunnen denken: "Ik wou dat ik het nog eens kon meemaken." Helaas, dat kan niet. De doop is namelijk het teken van een eenmalige gebeurtenis. Eén keer is het gebeurd, eens en voorgoed, dat we het eigendom werden van Christus. Daarom is ook de doop zelf een eenmalige gebeurtenis. De doop wordt door Paulus vergeleken met Israëls doortocht door de Schelfzee, die hen eens en voorgoed van het leven in Egypte afsneed. I Korintiërs 10:2. Net zo min als Israël die doortocht kon herhalen, is het voor onmogelijk om onze doop nog eens over te doen. Wat wel kan, is dat je manieren bedenkt om die doop af en toe op een bijzondere wijze voor de geest te halen. We spreken dan van doopbevestiging. Vergelijk dat met de manier, waarop de Israëlieten met regelmaat de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Schelfzee als het ware terug haalden uit het verleden. Dat gebeurde tijdens het jaarlijkse Pesach (=Paas)feest. De gebeurtenissen van lang geleden herleefden; steeds weer klonk het appèl: "Vergeet niet wat de Heer voor je gedaan heeft! Val niet terug in het oude leven dat je verlaten hebt!." Zo zijn ook in de kerk vormen ontwikkeld om de herinnering aan de doop feestelijk neer te zetten. Daar wil ik iets van doorgeven.

In de vroege kerk werd er gedoopt in de Paasnacht. Het was een indrukwekkende ceremonie. Men beleefde de overgang van de duisternis naar het licht, als illustratie van de overgang van Christus' dood naar zijn opwekking. In die bedding kreeg de doop een plaats, als de overgang van het oude naar het nieuwe leven. De dopelingen ondergingen dat bewust. Eerst stonden zij met het gezicht naar het Westen, de plaats van de ondergang van de zon. Plechtig namen zij dan afscheid van het oude leven en van de duivel. Dan keerden zij zich om naar het Oosten, de plaats van de opkomende zon. Met het gezicht naar het licht strekten zij als het ware hun armen naar Christus uit: "U behoor ik toe; U wil ik dienen." Ze werden gedoopt en gingen in het wit gekleed. En nu komt het: de rest van de gemeente sloot zich daarbij aan. In de Paasnacht was er niet alleen de bediening van de doop, maar ook de gedachtenis van de doop. De doop zelf werd niet herhaald. Maar wel bracht men de grote omkeer van de doop tot uitdrukking, door de doopbelijdenis te herhalen. Een baptistenpredikant vertelt, hoe hij zijn gemeente in de Paasnacht zich eerst naar het Westen liet keren en de woorden liet naspreken:

Ik verzaak de duivel en al zijn werken,
De zonde en al haar verlokkingen,
de wereld en al haar ijdelheden.
Ja, ik verzaak, en verwerp, om Christus wil.

Dan keerde de gemeente zich in haar geheel naar het Oosten en om de hernieuwde toewijding aan Christus uit te spreken:

Ik belijd dat er maar één Heer is in mijn leven, Jezus Christus.
Aan Hem behoor ik toe met lichaam en ziel.
Hem alleen wil ik dienen en volgen.
Spreek Heer, uw knecht hoort. (Teun van der Leer in Soteria 20031, 62v)

U hoort: het is eigenlijk een hernieuwing van de openbare geloofsbelijdenis. Je zou het dus ook kunnen doen in een belijdenisdienst. Als je maar bedenkt, dat de openbare belijdenis gekoppeld is aan de doop. In je belijdenis neem je je doop voor je rekening, zei men vroeger in de Gereformeerde Kerken. Goed gezegd is dat. Maar wat is er tegen om die belijdenis regelmatig feestelijk te vernieuwen, om zo ook duidelijk te maken dat je je doop indachtig maakt? Ik wil u vragen hierover na te denken. Want één ding staat vast: de doop is zo belangrijk en zo vol betekenis, dat het zonde is om er niet vaker en dieper van onder de indruk te komen.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.