Preek over Genesis 32

2004-11-14 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Helemaal alleen met God

Liturgie:

♪ Gezang 431: 1, 2, 3
♪ Psalm 72: 1, 4
♪ Psalm 6: 1, 2, 3
♪ Gezang 294

Vechten met God. En het dan nog winnen ook! Wat een thema. Komt het u bekend voor? Nooit gevochten met God? Of nooit geweten dat het God was met wie u vocht? Dat is Jakob overkomen. Hij had er aanvankelijk geen flauw idee van wie het eigenlijk was die met hem een worsteling aanging. Het was 'iemand,' zegt vers 25. Vager kan het niet. Het is een duister verhaal. Zo duister, dat men wel gedacht heeft aan een riviergeest. In die tijd geloofde men dat de rivieren bezield waren. 's Nachts konden die geesten flink te keer gaan. Alleen 's nacht, niet overdag. En als er dus staat dat die ander zegt: "Laat mij gaan, het wordt al dag!" dan kon dat er dus op duiden dat Jakob overvallen wordt door zo'n spookachtige geest. Bijgeloof? Dat zal best. Maar bijgeloof komt niet uit de lucht vallen. Het is een manier van aanduiden dat de wereld niet veilig is, dat het spookt. En dat weten we allemaal maar al te goed. Jakob al helemaal. Hij is op weg naar huis. En nu ziet hij met recht spoken: het spook van Esau. Schrikwekkend is dat. Twintig jaar geleden had het drama zich afgespeeld. En nu, alsof het de dag van gisteren is, knijpt de angst Jakobs keel dicht. Esau komt eraan, met vierhonderd man.Jakob schrok hevig, het angstzweet brak hem uit. (vs. 8)Kwam nu de grote afrekening? Ging Esau zijn bedrog nu wreken? Nooit heeft Jakob zo gebeden als toen:Ik smeek u, red mij uit de handen van Esau, mijn broer, ik vrees dat hij ons zal aanvallen en mij en iedereen zal doden. (vs. 12)Angst. Dat maakt die nacht zo duister. Jakob doet er alles aan om het gevaar te bezweren. Hij bidt. Hij vormt twee kampen, om in elk geval de helft nog te redden als het fout gaat. Hij stuurt Esau formidabele geschenken om hem mild te stemmen, vs. 21. Hij stelt zich uiterst nederig op, door Esau zijn 'heer' te noemen en zichzelf Esaus 'dienaar', vs. 5, 19. Niets herinnert meer aan Jakobs arrogantie. Het is alsof hij erkent, dat zijn manipulaties om Esau zijn eerstgeboorterecht en zijn zegen af te nemen helemaal geen effect hebben gehad. Maar het helpt allemaal maar weinig. Want dan breekt de beslissende nacht aan waarin hij alleen is. Alles en iedereen had hij al naar de overkant gebracht.Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen. (vs. 25)En dan wordt hij aangevallen. Ja, er zijn momenten in het leven dat je er alleen voor staat. Al ben je nog zo rijk; al heb je nog zo'n fijn huis; al heb je nog zo'n lieve familie. Het is allemaal betrekkelijk. Er zijn momenten dat de angst je bekruipt. Dat je gekweld wordt door je kwade geweten. Wat kan het spoken in het leven. In die zwarte nacht, waarin Jakob helemaal alleen is met zijn angst, wordt hij aangevallen. Door een riviergeest? Of is het Esau? Heeft zijn broer hem achterhaald om hem hier, geheel alleen, te grazen te nemen? Hoe dan ook: het leven is wezenlijk onveilig. Wat kun je bang zijn als mens. Waarvoor? Ja, je weet het soms niet. Maar het gaat diep, heel diep. Het is op een of andere manier angst voor de dood. Angst voor de afrekening. Angst voor … Zo wordt Jakob aangevallen en moet hij vechten voor zijn leven. Maar dat gevecht lijkt hij te gaan winnen! Wat een kerel is Jakob eigenlijk. Die tilt loodzware putdeksels in z'n eentje op, en die is die vreemdeling die hem aanvalt uiteindelijk de baas. En dan gebeuren er drie opvallende dingen. Ten eerste: de ander neemt zijn toevlucht tot een noodmaatregel: hij raakt Jakobs heup aan. Let wel: hij trapt er niet tegen. Hij deelt geen enorme klap uit. Hij raakt slechts aan. Nu staat dat woord heup in de Bijbel vaak voor 'geslachtsdeel'. Dat maakt veel duidelijk. De geheimzinnige tegenstander raakt Jakob aan op de plek waar hij het meeste mannelijk is. Die aanraking is voldoende om het gevecht te beslissen. Jakob wordt om zo te zeggen in zijn mannelijke kracht uitgeschakeld. En zo zijn de rollen ineens omgekeerd. De tegenstander wil gaan. Dan gebeurt er – ten tweede - nóg iets opvallends. Jakob houdt hem tegen en smeekt hem om een zegen.Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent. (vs. 27)Dat is nieuw voor Jakob. Tot nu toe forcéérde hij zegen. Nu vráágt hij om zegen. En dan wordt voor de derde keer iets opvallends verteld. De vreemdeling vraagt hem: "Hoe luidt je naam?" En dan geeft Jakob eerlijk antwoord.Jakob..Nu is Jakob eerlijk. Ooit, toen vader Isaak aan Jakob vroeg wie hij was, loog hij en zei hij: "Ik ben Esau." Nu liegt en bedriegt Jakob niet langer. Hij noemt zijn naam, zijn rare naam, die zo akelig onthult wie hij eigenlijk is: een bedrieger. Door zijn naam te noemen bekent hij alles. Hij verstopt zich niet langer en houdt de schijn niet langer op. Jakob geeft alles uit handen. Hem is ook alles uit handen genomen. Zijn mannelijke kracht is aangetast. Hij staat geheel alleen. Hij heeft niets meer in te brengen. Hij smeekt: "Zegen mij." En dan wordt hij gezegend, langs deze weg van alles kwijt raken. Dan krijgt hij een nieuwe naam. Hij is lang genoeg Jakob, 'Bedrieger' geweest. Nu mag hij 'Strijder' heten, 'Israël':Want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen! (vs. 29)Met zijn nieuwe naam wordt hij gezegend. Er is een nieuw mens geboren deze nacht. Die mens heet Israël. God heeft zich een volk geformeerd. Geschapen uit een bedrieger. En dan gaat de zon op. De zon gaat op! Twintig jaar geleden was de zon in Betel veelbetekenend onder gegaan voor Jakob, Genesis 28:11. Nu wordt het eindelijk weer licht in Jakobs leven. Er is een punt gezet achter bedrog en schijn. Niets staat Jakob meer in de weg om Esau te ontmoeten. Hij steekt de Jabbok ongestoord over. Jakob komt thuis, eindelijk – gezegend… Wat dat is, vechten met God? Het begint aan zijn kant. Hij verspert ons soms de weg. Waar we allemaal al niet bang voor kunnen zijn. Maar wat wij het allermeest te vrezen hebben is dat God ons tegenkomt, en ons de rekening presenteert. Ja, onze relatie tot God heeft altijd iets dubbels. Aan de ene kant is Hij onze toevlucht. En aan de andere kant kunnen we bang voor Hem zijn en vrezen dat Hij met ons komt afrekenen. De kerk roept uit alle macht: "Je hoeft niet bang te zijn voor God." Maar dat helpt maar weinig. Misschien helpt dit verhaal wel meer. O, wat kan het spoken in het leven. Waar moeten we al niet tegen vechten? Misschien blijkt uiteindelijk wel dat we tegen God vechten. Loop er niet voor weg. Word eerlijk voor Hem. Houd niet langer de schijn op. Durf voor Hem te gaan staan in je armzaligheid, je schuldig zijn, je fouten, je angst. Helemaal alleen, zo, dat niets meer helpt, onze familie niet, ons bezit niet, onze kracht niet. Herkenbaar toch? En nu is het onuitsprekelijk vreemde dat God óns laat winnen. Hoe? Door ons zwak te maken, en ons te brengen op dat punt dat wij Hem om zijn zegen vragen.Ik laat u niet gaan, tenzij u mij zegent.Zo deed de Kanaänitische vrouw het ook. Ze stuitte bij Jezus op een muur van afkerigheid, maar overwon Hem, Matteüs 15:21-28. "Ik laat u niet gaan tenzij gij mij zegent." Zo overwinnen wij God: door Hem om genade te smeken. Daar heeft Hij niet van terug. Nooit. Op die manier overleven wij de confrontatie met God. Jakob zegt na afloop:Ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven! (vs. 31)Zo is het. En zo overwinnen wij ook de angst. God blijkt de God te zijn die ons wil laten winnen. Maar dat gebeurt pas doordat Hij de confrontatie met ons aangaat. Ontwijk die niet. Vecht het maar uit met Hem, geheel alleen. En je zult het beleven: dat Hij je zegent en de zon over je laat opgaan.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.