Preek over Genesis 28:10-22

2004-10-03 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Op de vlucht

Liturgie:

♪ Gezang 330
♪ Psalm 89: 1, 3, 5
♪ Gezang 169: 1, 2, 4, 6
♪ Psalm 79: 5

Inleiding

Jakob heeft zich danig in de nesten gewerkt. Halsoverkop slaat hij op de vlucht. Zoals zo veel vluchtelingen is hij er op uit het vege lijf te redden. Maar anders dan bij zoveel vluchtelingen heeft hij de ellende geheel en al aan zichzelf te wijten. Dit angstige, moederziel alleen onderweg zijn, is een gevolg van zijn bedrog. Dat komt er nou van! Wie de wilde, wanhopige kreet van Esau nog in zijn oren hoort klinken, kan denken: "Net goed." En laat God nu toch uitgerekend deze onsympathieke gladjanus tegemoet komen. Dat heeft iets raadselachtigs. Het verhaal geeft daar ook geen verklaring voor. Het is een feit, het feit van psalm 103: God doet ons niet naar onze ongerechtigheden. Dat is niet iets om op te rekenen; het is iets om versteld van te staan. "Hoe is het mogelijk." Maar het is wel wáár! Dat is de bemoedigende, troostrijke boodschap die ik u vanuit dit gedeelte breng. Ik wil die boodschap nu aanscherpen door aandacht te vragen voor vijf details in het verhaal. Ze maken duidelijk hoe God begaan is met vluchtelingen, zelfs zulke vluchtelingen als Jakob.

God doet de hemel open als de zon ondergaat. Het is meer dan een terloopse vermelding als in vs. 11 gezegd wordt dat de zon al was ondergegaan. De zin zou uitstekend lopen als het er niet stond. Dan krijg je dit: "Op zijn tocht kwam hij bij een plaats waar hij bleef overnachten. Hij pakte een van de stenen die daar lagen, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats liggen slapen." Waarom moet erbij dat de zon onderging? Er wordt toch ook niet gezegd dat, toen hij wakker werd, de zon weer opging, vs. 16? Nee, voor de vermelding van een zonsopgang moeten we geduld hebben. Die komt pas in 32: 31, als Jakob na een jarenlange ballingschap weer terug komt in Kanaän. Met andere woorden: de schrijver wil duidelijk maken dat er een lange nacht voor Jakob aanbreekt. Het is heel symbolisch: als hij op de vlucht slaat, gaat de zon onder. Het zal lang, heel lang duren voor de zon weer over hem op gaat. Dit is heel herkenbaar voor sommige mensen: dat er een nacht aanbreekt in je leven, soms een lange, lange nacht. En juist als die nacht aanbreekt doet God voor Jakob de hemel open. "Ikzelf sta je terzijde!" (vs. 15) Dit is psalm 23: "Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij." God laat van zich merken op plekken waar je Hem niet verwacht. Let op de naam 'Bethel' in vs. 18. 'Huis van God' betekent dat. Maar wat belangrijker is: Bethel was voor de Israëlieten een kanjer van een bedevaartsplaats, sinds koning Jerobeam een belangrijk heiligdom, een geduchte concurrent voor Jeruzalem. De Israëlieten hadden zo iets als: "Geen wonder dat Jakob God ontmoette: geen betere plek dan Bethel." Maar deze geschiedenis laat zien dat het wél een wonder was dat Jakob God ontmoette. Toen hij in Bethel kwam was er van een heiligdom nog geen spoor te bekennen! Het was een plaats als alle andere, vgl. de aanduidingen in vs. 11. Sterker nog: het was een akelig lege plaats. Er staat nog geen hutje. Moederziel alleen legt Jakob zich op het vrije veld te slapen. Dit is de lugubere halteplaats op een vluchtroute. Geen mens zou op het idee komen dat God híer zich zou kunnen openbaren. En juist deze eenzame plaats, in the middle-of-nowhere, wordt Bethel. Had je niet gedacht, hè! God vertoont zich op plaatsen waar je Hem nooit zou verwachten. Had je Hem ooit verwacht op Golgotha, een plek waar misdadigers terecht gesteld worden? Nou dan. Geef dus niet te hoog op van heilige plaatsen. God creëert heilige plaatsen. Hij kan je tegemoet komen op de kale trajecten van het leven, waar niks in zijn richting wijst. God kan zo maar een 'huis Gods' voor jou uit de grond stampen! God laat ons niet in vruchteloze kringen ronddraaien. De route die Jakob kiest is dezelfde als die van zijn grootvader Abraham, maar dan in omgekeerde richting. Abraham kwam uit Charan; Jakob gaat er naar toe. Net als in die ondergaande zon zit daar iets symbolisch' in. Het is zo meteen terug bij af. Wat Abraham had opgebouwd, wordt ten gevolge van Jakobs stommiteit afgebroken. Of moeten we zeggen: wat God had opgebouwd, wordt door mensen afgebroken? Daar lijkt het soms wel op. God maakt een schepping – wij mensen vernielen 'm. God sticht in Christus vrede – wij mensen maken ruzie. Wordt het ooit nog wat met de wereld, of draaien we in grote cirkels rond en komen we nooit, never een stap verder in de richting van Gods Koninkrijk? Deze geschiedenis troost ons. De HEER zegt tegen Jakob: "Ik zal je doen terugkeren." (vs. 15) De beweging richting Kanaän blijft erin. De beweging richting Koninkrijk van God blijft erin. Ondanks ons - dankzij God. God zegent in het lijden. God bemoedigt Jakob met de belofte die Hij ook aan Abraham had gedaan, vs. 13, 14. Maar die belofte werkt in eerste instantie uit in veel verdriet voor Jakob. Zijn lijdensweg wordt er niet minder op. Dat is typerend voor God. Hij weeft zijn patronen dwars door ons menselijk lijden heen. Altijd weer is het grote misverstand, dat wij, gegeven Gods belofte van zegen, op voorspoed mogen rekenen. Maar ook het omgekeerde is een misverstand: denken dat, als het leven moeizaam gaat, God zijn zegenende hand dan van ons afgetrokken heeft. Niet dus! God werkt aan onze vernieuwing. Tot nu toe hebben wij Jakob van een onaangename kant leren kennen. In deze geschiedenis breekt iets door van zuivere godsdienst. Hij toont eerbied voor God (vs. 17), in plaats van dat hij God voor zijn karretje spant, en hij belooft God, als hij eenmaal terug is in Kanaän, bij dit heiligdom de tienden te geven, tien procent van zijn inkomsten. Zo gaat hij eindelijk lijken op de mens die God bedoelt. Mensen die God niet gebruiken, maar eerbiedigen, ook door 10 % van hun geld aan Hem te wijden: tot zulk soort mensen ziet God ons graag uitgroeien. Deze geschiedenis laat zien dat Hij daartoe met ons aan het werk gaat. Ook dat hoort bij Gods zegen: dat Hij ons vormt tot echt gelovige mensen. Samengevat: deze geschiedenis laat zien, hoe God mensen wil zegenen die zichzelf en deze wereld in de nesten hebben gewerkt. Laat u daarmee troosten, en bemoedigen. Laat het u ook gewillig maken om onder Gods hand omgevormd te worden tot nieuwe mensen. Het is in allerlei opzichten zeer beloftevol, die toezegging: "Ikzelf sta je terzijde."

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.