Preek over Gezangen 337

2004-08-15 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Een dooplied

Liturgie:

In water kun je verdrinken. Dat is de achtergrond waartegen deze coupletten moeten worden opgevat. Denk aan de nieuwtestamentische vergelijking van het doopwater met het water van de zondvloed. Daarin kwamen mensen om en daaruit werden mensen gered.In de ark (van Noach) werden weinigen door het water heen gered. Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop. (I Petrus 3: 20, 21)'Gedoopt worden' symboliseert zo 'sterven' en 'verrijzen'. Aan de ene kant is er het verzwolgen worden door het water. Aan de andere kant is er het oprijzen uit het water, het terugkomen in het leven. In deze dubbelheid wordt het toebehoren aan Jezus Christus uitgebeeld. Programmatisch voor zijn levensgang is zijn doop in de Jordaan – we lazen ervan in Marcus 1. Vgl. het noemen van de Jordaan in gezang 337: 3 het slot. Jezus' doop beeldt zijn levensgang uit: zijn leven liep uit op een vroege dood, waarna Hij door de Vader uit de doden werd opgewekt. Zoals Jezus gedoopt werd, zo ook wij. Aan de ene kant is er het sterven van Christus voor onze zonden, waaraan wij deel krijgen. Vandaar ook in couplet 1 de woorden "de zee, zo rood als bloed": een verwijzing naar het bloed van Christus. Dat wil zeggen: zoals Christus sterft, zo is het met ons zondige 'ik' gedaan. Dat leeft niet meer voor God. Dat bestaat niet meer voor Hem! Aan de andere kant is er het opstaan, de verrijzenis van Christus. Zoals Hij opstaat uit het graf, zo mogen ook wij leven voor God. Hij schenkt ons bestaansrecht, dat door niets aangevochten wordt! Het water van de doop beeldt beide uit. Aan de ene kant: ons zondige 'ik' bestaat niet meer voor God. Dat 'ik' dat ons hindert, en dat anderen hindert, daarmee heeft God afgerekend. Dat is voor Hem verleden tijd! Het ligt op de bodem van de zee… Aan de andere kant: we mogen leven voor God. We worden aanvaard. We mogen er zijn. Er is plek voor ons, een plek waar niemand aan mag en kan komen. Zo helpt de doop ons, om ons eigen leven te beamen. Er is veel dat niet deugt, jazeker. Veel is er in onszelf waaraan we een hekel kunnen hebben, dat we betreuren, dat we zelfs kunnen haten. De doop zegt: "Besteed daar geen energie meer aan. Het is allemaal verzwolgen door het water. Voor God bestaat het niet meer. Beaam nu toch je leven. Zie hoe je uit het water opstijgt, herboren! Dat is wat God om Christus' wil aan je doet. Leef daaruit!" We zingen hiervan met psalm 69. Zingen: psalm 69: 1, 9 De verzen 4 en 5 In deze coupletten wordt herinnerd aan oudtestamentische geschiedenissen die alle met 'door het water heengaan' te maken hebben. Over Noach sprak ik al. Bij de uittocht van Mozes uit Egypte wordt natuurlijk gezinspeeld op de tocht door de Rode Zee. Onder zijn leiding ging Israël door het water heen het nieuwe leven tegemoet. Dan Jona: ook die moest door het diepe water heen om het doel van zijn leven te bereiken. Het zijn allemaal uitbeeldingen van redding, verlossing: God komt naar ons toe om ons zijn Koninkrijk binnen te leiden. Dat beeldt de doop dus ook uit: achter de Heer aan, Gods Koninkrijk tegemoet. In vers 4 zie je dan ook een vrolijke optocht voor ogen. Treffend heet het daar:Als kinderen gaan wij zingend voort.Duidt dat niet op kinderlijk vertrouwen? We gaan ervan zingen met psalm 105: 13, 17. Zingen: psalm 105: 13, 17 Toelichting op vers 6 Hier nog een oudtestamentische geschiedenis, die van de Syriër Naäman, die melaats was. Hij kreeg van Elisa de opdracht om zich zeven maal in de rivier de Jordaan onder te dompelen. Zo moest ook hij door het water heen om gered te worden. Treffend is, dat hij een niet-Israëliet is. Daarmee wordt aangeduid, dat God werkelijk iedereen een plekje gunt om te leven. Daarvan zingen we met psalm 87. Zingen: psalm 87 Toelichting op vers 7 Hier wordt het grote einddoel aangeduid. Heel de aarde zal tot haar bestemming komen. Inderdaad: door het water heen, dat wil zeggen:door diepte heen en door gericht.Ja, wil het kwaad in deze wereld echt verdwijnen, dan moet de schepping door een enorme crisis heen, door vuur dat verbrandt, door water dat verzwelgt. Maar achter die crisis ligt een nieuwe schepping, hier omschreven als 'een dal van rozen'. Daar zit dit achter: de dichter, Willem Barnard, heeft dit lied oorspronkelijk gedicht voor diensten in het oude kerkje in het Gelderse Rozendaal. Rozendaal – een dal van rozen… Dit uitzicht geeft ons reden om met gezang 288 te zingen van de grote zomer die komt. Zingen: gezang 288: 1, 4, 8

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.