Preek over Gezangen 402

2004-07-25 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Christus als redder.

Liturgie:

Inleiding

Gezang 402 is een kerklied van Maarten Luther. Het is niet het enige van zijn hand: hij heeft er meer dan 40 gemaakt. Waarom deed hij dat? Hij had twee motieven. Ten eerste: hij verwachtte veel van muziek. Hij was ervan overtuigd dat het zingen van een goed lied in staat is, een mens uit te tillen boven sombere gedachten. Het kan "het hart vrolijk en rustig maken". Ten tweede: een goed lied dient de verkondiging van het evangelie. In Luthers tijd waren liederen populair waar hij inhoudelijke bedenkingen tegen had. Daarom maakte hij zelf liederen met een goede inhoud, die konden helpen om het evangelie helder voor ogen te stellen. Een goed lied is een preek! Dat vind je in gezang 402 ook terug. Het is pure evangelieverkondiging! Mooi zoals dat bij hem samengaat: lekker zingen, en tegelijk nadruk op de goede inhoud. Het is goed als we dat van Luther leren. Aansluitend aan Luthers pleidooi om toch vooral te blijven zingen ter wille van een vrolijk en rustig hart, zingen we nu – in wisselzang – het eerste couplet van psalm 118. Zingen: psalm 118: 1

Toelichting op gezang 402 Vers 1 - 3 In dit lied wordt Christus als Redder bezongen. Daarom wordt in vers 2 en 3 de nood geschetst van waaruit Christus ons redt. Ik onderstreep in dit verband één motiefje: wat Luther zegt over de vrije wil. Voor hem geldt zo radicaal dat alleen God ons kan redden, dat hij als zijn overtuiging uitspreekt dat wij onszelf niet kunnen redden. In dat verband merkt hij op, dat wij de gevangenen zijn van krachten die sterker zijn dan wij. Zelfs in ons willen zijn we niet vrij, maar gevangen. Luther ontkent zeker niet dat we vrij zijn om te kiezen wat we zullen eten: aardbeien of kaas. We zijn ook vrij om te kiezen waar we met vakantie naartoe gaan. Moeilijker al ligt het als het gaat om 'liefhebben'. Kunnen we ervoor kiezen om lief te hebben? Kunnen we ervoor kiezen om niet te haten? Dat is soms een hele toer! Nog moeilijker wordt het als het gaat om het liefhebben van God. Luther merkt op dat we zo gevangen kunnen zitten in de zonde, dat we niet in staat zijn in te stemmen met Gods wil. "Uw wil geschiede" zeggen: dat lukt ons soms niet. In die zin zijn we allesbehalve vrij, en moet God ons ook verlossen van onze haat en ergernis, ons onvermogen om ons aan hem gewonnen te geven. Eigenlijk is Luther op dit punt heel modern. Moderne filosofen en psychologen benadrukken ook, dat we veel meer gedetermineerd zijn dan we zelf denken. We worden geringeloord door onze driften, en zijn in ons voorkeuren sterk bepaald door onze opvoeding en onze cultuur. Voor Luther echter is dit niet een somber stukje wereldbeschouwing, maar is dit motief dienstbaar aan de verkondiging, dat slechts één ons kan redden, en dat is God. We zingen in aansluiting hieraan heel psalm 130. Zingen: psalm 130: 1, 2, 3, 4 Vers 4 en 5 Prachtig is in deze coupletten hoe Luther Gods bewogenheid met ons mensen schetst. In de oorspronkelijke Duitse tekst is het nog sterker dan in de Nederlandse bewerking. Vers 4 begint zo: "Daar jammert God in de eeuwigheid…" God jammert over onze ellende! O, wat vindt Hij het erg! En dan: "Hij wendt tot mij het vaderhart." Denk aan psalm 103: "Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, ontfermt de HEER zich over wie Hem vrezen." Let wel: over die mensen die gevangen zitten in hun onvermogen om Hem lief te hebben! Belangrijk is om op te merken dat vers 5 gelezen moet worden tegen de achtergrond van vers 4. Met andere woorden: het is niet zo dat God het werk 'uitbesteedt' aan zijn Zoon en zelf als het ware buiten schot blijft, zoals wel eens wordt gesuggereerd. Nee, God de Vader tilt even zwaar aan het kruis als de Zoon. Speel Vader en Zoon dus niet tegen elkaar uit. In de zending van de Zoon lijdt de Vader volop mee. We zingen van Gods mateloze ontferming met gezang 451. Zingen: gezang 451: 2, 3 Vers 6 - 8 In deze coupletten wordt duidelijk hoezeer onze redding gelegen is in ons toebehoren aan Christus. Niet slechts wat Hij doet is belangrijk; zijn persoon, daar gaat het om. Daarom komt het erop aan, niet maar dat wij een aantal dingen geloven, maar dat wij ons heil zoeken bij Christus."Ik ben de uwe, gij zijt mijn, en waar Ik ben daar zult gij zijn, geen vijand zal ons scheiden."Dat is de echo van Romeinen 8: "Niets kan ons scheiden van de liefde van God, welke is in Jezus Christus onze Heer." Het is de verkondiging van zondag 1 van de Heidelberger Catechismus. Mijn enige troost in leven en sterven is, dat ik niet van mijzelf ben, maar Jezus Christus toebehoor." Dat is christelijk leven: hangen aan Christus; de Here Jezus navolgen; schuilen bij Hem. In vers 6 benadrukt Luther overigens hoezeer de Zoon van God mens is geworden. In de Duitse tekst komt dat beter tot uitdrukking dan in de Nederlandse. Daar staat: "Heel verborgen gaat Hij zijn machtige gang." Voor het oog is Hij zeer weinig waard: een man van smarten. Je ziet Gods majesteit er niet van af. Maar ondertussen…! Laten we in aansluiting aan deze coupletten zingen gezang 90: 1, 2, 3 Zingen: gezang 90: 1, 2, 3 Vers 9 en 10 In vers 9 wordt de uitstorting van de Heilige Geest bezongen. Die is belangrijk voor Luther. Hij heeft verschillende oud-kerkelijke liederen over de Geest bewerkt en geactualiseerd. Wat hij hier zegt, hangt samen met de verkondiging dat alleen God ons kan redden. Op eigen kracht in Jezus geloven – dat lukt ons niet. We hebben de Geest nodig: Hij openbaart ons wie Christus is en leidt ons in de waarheid. In vers 10 wordt de keerzijde daarvan zichtbaar. Luther heeft meer dan hem lief was geweten van dwaling in de kerk. Het was voor hem een teken ervan, dat mensen, ook christelijke mensen, het spoor bijster raken zodra ze op zichzelf vertrouwen. Vandaar die waarschuwing: "Loop niet 's werelds wijsheid na." Letterlijk, in de Duitse tekst, staat er: "Hoedt u voor wat mensen zeggen." Nee, het gaat erom dat wij trouw blijven aan het woord van de Heer. Luther laat in het begin van vers 10 Christus zeggen: "Wat Ik gedaan heb en geleerd, zult gij ook doen en leren." Zo eindigt dit lied met de oproep om ons vertrouwen werkelijk geheel en al te stellen op God en niet op mensen. In aansluiting daaraan zingen wij nu enkele coupletten van gezang 326. Zingen: gezang 326: 2, 3, 4.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.