Preek over Lucas 9:46-48

2004-02-22 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Ambitie

Liturgie:

♪ Psalm 111: 1, 2, 4
♪ Gezang 437
♪ Gezang 9: 2, 3, 4, 7, 10
♪ Psalm 131

1. Wat er achter zit

De Here Jezus corrigeert zijn leerlingen hier scherp. Wat zit daar achter? Hij spreekt hen en ons aan op onze angst. Want waarom willen mensen toch zo graag de grootste zijn? En waarom verachten zij het kleine? Dat heeft te maken met angst, met diepe bezorgdheid. Het is eng om klein en kwetsbaar te zijn. Die angst en bezorgdheid hebben te maken met ongeloof. We vertrouwen het niet om klein te zijn. Dat wil eigenlijk zeggen: we vertrouwen God niet. Daarom stelt de Here Jezus de overleggingen van zijn leerlingen aan de kaak. Hier ziet Hij nu iets dat om inkeer vraagt. Hij weet, dat wij de heerlijkheid van het leven met God nooit zullen vinden, wanneer wij die angst om klein te zijn niet overwinnen. En omdat Hij ons die heerlijkheid zo gunt, gaat Hij tot deze scherpe correctie over: "Zo niet!"

2. Willen uitblinken

Het zou onnozel zijn om te denken dat het een hebbelijkheid was van de discipelen om zo bezig te zijn met de vraag wie van hen de belangrijkste was. Alleen al door dat oordeel te vellen - "dom hè, die discipelen; zo dom zijn wij gelukkig niet!" - zouden wij bewijzen zelf ook last van die drang naar superioriteit te hebben. Het lijkt erop dat die drang in ons menselijke wezens ingebakken zit. Ergens in uitblinken - dat willen we toch allemaal? Je kunt sterker willen zijn dan anderen, machtiger, rijker, sneller. "Ik rijd Porsche." Je kunt je kracht zoeken in je intellect: "Ik weet meer dan anderen. Ik kan sneller denken. Ik heb een hogere opleiding." Je kunt jezelf deugdzamer vinden dan anderen. "Ik heb altijd alles eerlijk aan de belastingdienst opgegeven." Je kunt jezelf stoerder vinden dan anderen. "Hij valt van zes pilsjes om; ik nog niet van tien! Ik heb meer vrouwen versierd dan al mijn vrienden!" Sommige mensen gaan er prat op dat ze de brutaalste zijn, of de gemeenste, of de gevaarlijkste. Je kunt het zo gek niet bedenken, waar mensen al niet in willen uitblinken. Jezus wil daar niet van weten. Hij maant ons aan de kleinste te willen zijn. Daarmee lijkt Hij wel wat levensvreemd te zijn. Want er is toch ook zo iets als gezonde ambitie? Kinderen ontmoedigen om een hoog cijfer te willen halen - is dat wel zo slim? Je kunt je verder afvragen of Jezus zo niet elke sportieve wedstrijd lam legt. En wat te denken van de prikkelende werking die van economische concurrentie uitgaat? Is dat verkeerd?

3. Bezorgdheid als drijfveer

Nu kun je zeggen, dat het hier alleen om het geestelijk leven gaat. Dan krijg je een soort tweedeling. Als het gaat om sport en om zaken doen moet je proberen kampioen te worden, maar in de kerk moeten wij ons erop toeleggen de minste te zijn. Dat lijkt een aantrekkelijke oplossing, maar het is de vraag of ze recht doet aan Jezus. Want Hij had wel degelijk ook kritiek op de rijken, en de machtigen, de Porsche-rijders van zijn tijd. Jezus heeft hier wel degelijk heel het leven op het oog. Maar daarbij gaat het Hem er niet om alle ambitie te smoren. Wat Jezus bezig houdt is dat ambitieuze mensen zo gemakkelijk boven hun stand gaan leven. Want wat zie je gebeuren? Dat de mensen die veel kunnen, veel hebben, veel durven, zich ook veel gaan verbeelden. Ze gaan zich verbeelden dat ze heel wat zijn. Ze blazen zichzelf op, en vergeten dat ze gewone stervelingen zijn: mensen, die zelfs het geringste niet kunnen, zoals een el aan hun levensduur toevoegen, 12:25,26. Dat is wat Jezus waarneemt: dat ook de snelsten, de knapsten, de moedigsten en de zuiversten zo machteloos in het leven staan. Denk aan de deze week gestorven Marco Pantani, Tour de France-winnaar die zijn leven in diepe wanhoop eindigde. Allemaal zijn wij gevangen in onze broosheid als schepsel, en allemaal worden wij dan ook bekropen door de bezorgdheid. "Hoe moet het, als we ziek worden? Hoe moet het, als ik zak voor mijn examen? Hoe moet het, als ik niet goed kan leren, en niet uit m´n woorden kom?" Bezorgdheid, dat is angst, angst voor je menselijkheid, je zwakke kanten. Deze angst is de verborgen drijfveer onder ambitie. Waarom willen mensen zo graag uitblinken? Omdat ze bang zijn, bang dat ze het niet redden, dat ze afgewezen worden, dat ze over het hoofd gezien worden. Ambitie is een schreeuw: "Hé, kijk eens goed, ik stel ook wat voor!" Daaronder zit de angst om te accepteren dat we niets voorstellen. En ergens stellen we ook maar weinig voor als stervelingen. Dat weten we, en dat willen we niet. Echt klein zijn, weinig waard, dat is - onverdraaglijk. Daarom: laten we kampioen worden. Dan zijn we een beetje minder schepsel, en een beetje meer - God.

4. Kind durven zijn

Daar loopt Jezus tegenaan. Ook zijn discipelen vinden het nog steeds moeilijk om zo maar schepsel te zijn, in totale afhankelijkheid van God. Jezus stelt vast, dat ook zijn discipelen nog steeds een muur oprichten tussen God en hen, de muur van de hoogmoed: "Kijk eens hoeveel we waard zijn!" En als Hij dan ook een kind bij zich neemt roept Hij hen en ons op die muur af te breken. Waarom een kind? Omdat kinderen nog zo onbedorven, zo onschuldig zijn? Vergeet het maar. De eerzucht en de ambitie beginnen al vroeg. Er is geen reden om kinderen te idealiseren. Nee, het kind symboliseert de geringheid, de broosheid van het schepsel. Als kind ben je niks zonder de beschermende veiligheid van je ouders, of van mensen die hen vervangen. Met zo´n kind vereenzelvigt Jezus zich, vs 48 "Wie dit kind in mijn naam bij zich opneemt, neemt mij op." Dat wil zeggen dat Jezus ergens zelf zo´n kind is, zo´n weerloos schepsel. Hij durfde het, klein te zijn. Hij hoefde niet zo nodig God te zijn. Hij liet God God zijn. Net zoals Hij bezorgde mensen oproept om God voor zich te laten zorgen, 12:28, roept Hij hier zijn discipelen op om hun afhankelijkheid van God te accepteren. Dat is zijn eigen geheim geweest. En Hij laat aan zijn eigen leven zien dat dat goed afloopt. Jezus heeft God de kans gegeven God te zijn, doordat Hij zelf schepsel durfde te zijn. Dat nu vraagt Hij ook ons. Dat is het ingaan tegen de zondeval. Wees schepsel. Overwin je angst om schepsel te zijn, in het vertrouwen dat God God voor jou zal zijn. De overwinning van de angst ligt in het geloof. Dat is een heel avontuur. Maar wat geeft het een bevrijding om in geloofsvertrouwen kind te durven zijn in deze wereld! Je zult zien dat dat ook je ambities ontspant. Wie weet, ben je wel heel knap! Maar als je kind blijft, kun je accepteren dat je in al je knapheid een klein schepsel bent. Dan hoef je het ook niet erg te vinden als een ander je voorbijstreeft. Dan heb je het niet nódig om de stoerste, de knapste, de braafste, de rijkste te zijn. Dan hangt je leven er niet van af. Dan wordt sport weer een spel. Dan kun je eindelijk zijn wie je bent: een mens, door God bemind. Mensen, stort je in het avontuur om in Godsvertrouwen klein te zijn. Het zal je niet berouwen. Er werd voorafgaand aan het zingen van gezang 437 de volgende schuldbelijdenis(1) uitgesproken: God, onze Vader, Nu wij hier zijn samengekomen Bij U en bij elkaar, Moeten wij U zeggen Dat wij soms ver weg zijn Van U en van elkaar.…gebedsstilte…Wij vragen U: Neem ons bij de hand En help ons, Dat we samen verder gaan Op uw weg. Amen.(1) Uit: Dienstboek SoW-kerken, Een proeve, p. 774/775.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.