Preek over Zacharia 2:6-13

2003-12-14 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Gods lieveling

Liturgie:

♪ Gezang 124: 1, 2, 3, 4
♪ Psalm 135: 1, 10
♪ Gezang 31
♪ Psalm 136: 1, 11, 12, 13

1. Stilte!

Aan het begin van de dienst worden we stil voor God. Maar zo krachtig als Zacharia tot stilte oproept doen wij het niet:ZWIJG voor de HEER, al wat leeft! Want Hij staat op en komt uit zijn heilige woning.Zo vraagt God aandacht voor wat Hij gaat doen. Druk zijn we, druk. We praten wat af. En dan is daar ineens die profeet die roept: "Stilte!!! De HEER komt eraan!" We zeggen wel eens tegen elkaar: waarom doet God er toch niks aan? Misschien zijn hier mensen in de kerk die zich gaan afvragen of er nog wel een God is. Want als er een God is, waarom komt Hij dan niet tussenbeide in de wereld die maar doorraast? En dan is er zomaar ineens een profeet die aankondigt dat God in actie komt! Dat zeg ik u dus vanmorgen namens Zacharia: "Stilte!!! De HEER komt eraan!" Het is de betekenis van het woord 'advent': Hij komt eraan.

2. Gods oogappel

Zacharia maakt duidelijk wat God komt doen. Hij reageert op de aanranding van zijn volk, de Joden. Zie vers 8: "Wie de Joden aanraakt, raakt zijn oogappel aan." Gods oogappel: zijn lieveling. Als je aan de Joden komt, kom je aan Hem. En daarom komt de HEER in actie. Als er één ding is waardoor de HEER niet werkeloos kan toezien bij wat zich afspeelt op deze wereld, dan is het dit: dat zijn lieveling wordt aangerand. Geldt dat nog steeds? Zijn de Joden nog altijd Gods lieveling. Ik zou niet durven zeggen dat dat voorbij is (vgl. Romeinen 9 en 11). Maar tegelijk moet je zeggen dat God ook teleurgesteld is in zijn lieveling. Je ziet in de Bijbel dan ook dat het Joodse volk om zo te zeggen wordt uitgedund. In de tijd van Zacharia deden de tien stammen al niet meer mee. De HEER concentreert zich op een restant. In het Nieuwe Testament gaat die uitdunning nog verder. God is teleurgesteld in zijn volk. Hij gaat op zoek naar de harde kern. Uiteindelijk blijft er dan maar één Jood over: de Jood Jezus. Van Jezus wordt door God gezegd: "Deze is mijn Zoon, de Geliefde, in Wie ik een welbehagen heb." (Mattheüs 3: 17) Van zichzelf zegt Jezus: "Ik ben de ware wijnstok."(Johannes 15: 1, vgl. psalm 80:9) Daar zit kritiek in op de rest van het Joodse volk. Die zijn niet zo wijnstok als God het bedoeld had. Kortom: als wij nu het over Gods lieveling hebben, kunnen wij niet om Jezus heen. Hij is Gods lieveling in optima forma. God concentreert zich op Hem.

3. Zelfkritiek of zelfgenoegzaamheid

Voel wat hier gezegd wordt. Want hoe zit het dan met ons? Zijn wij dan niet Gods lieveling? Houdt God net ietsje meer van Israël, van Jezus, dan van ons? Dat kan steken. Maar bij Zacharia is het verhaal van Gods oogappel toch niet enkel stekend. Opvallend is dat hij met een dubbele boodschap komt. Aan de ene kant gaat God het de volkeren betaald zetten, dat zij zijn lieveling hebben aangerand! Zie vs. 9. Maar aan de andere kant gelden de volkeren die Hem zoeken toch óók als Gods volk! Zie vers 11. Met andere woorden: God speelt de Joden niet tegen de andere volkeren uit. De speciale positie die de Joden in de geschiedenis innemen, is er niet ten koste van de niet–joden, maar ter wille van hen. Vgl. Genesis 12: 3b: "Met u (dat is: Abraham) zullen alle geslachten op de aardbodem gezegend worden." Zo heeft Gods verkiezing van Israël dus een zegenrijke strekking voor de wereld. Maar die zegen wordt alleen verkregen waar die verkiezing erkend wordt. Wie zich ertegen verzet wordt niet gezegend. Vgl. Genesis 12: 3a: "Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken." Dat komt terug in Zacharia 2. Wie Gods oogappel aanrandt, moet dat bezuren. Maar tegelijk staat Gods volk open voor aanvulling van buiten. We zijn welkom om erbij te horen! Zo wordt het verschil tussen de Joden en de niet–joden toch ook weer uitgewist. Zo werkt het bij Gods lieveling. God vraagt van ons de erkenning dat Hij een lieveling heeft. Sterker nog: Hij wil dat we die lieveling de eer gunnen. Doen we dat, dan zijn we Hem even dierbaar! Maar een rechtstreekse relatie tot God – die is niet mogelijk. God schuift tussen zichzelf en ons de Joden in, en uiteindelijk die ene Jood: Jezus van Nazareth. Vragen wij aan God, of Hij ons liefheeft, dan zal Hij altijd eerst antwoorden: "Hém heb Ik lief!" Buiten Hem om komen wij dan ook niet met de liefde van God in aanraking. Slechts via Hem gaat Gods geweldige liefde ook naar ons uit. Net als de Samaritaanse vrouw krijgen wij uit Jezus' mond te horen: "Het heil is uit de Joden." (Johannes 4: 22). Bedenk dat, juist met Kerst, als wij Jezus' geboorte vieren. Het is de geboorte van een Joods jongetje, dat als echte Jood besneden werd (Lucas 2: 21) Dat Joodse jongetje is Gods lieveling! Juist met Kerst vraagt God ons en de hele wereld onze positie te bepalen tegenover Hém. Van ons worden nederigheid en zelfkritiek gevraagd: "Niet wij, Heer Jezus, maar U, U bent Gods allerliefste." Die erkenning heeft natuurlijk alles te maken met besef van zonde. En ziedaar: als we zo ver komen sluit God ons in zijn hart en zegt Hij: "Ik houd van jullie even veel!" Maar omgekeerd ook: als er mensen zijn die Jezus hard en trots en zelfgenoegzaam afwijzen, maakt God zich kwaad. Hij eist de eer op voor zijn lieveling, en duldt niet als mensen Jezus van het erepodium afdringen.

4. Israël en de Palestijnen

Van hieruit valt licht op het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Je kunt niet simpelweg zeggen: de Joden zijn Gods lieveling, de Palestijnen Gods aartsvijand. Nee, sinds Jezus gekomen is worden de kaarten anders geschud. Net zo goed aan de Joden als aan de Palestijnen vraagt God om een stapje terug te doen en de plaats op het erepodium aan die ene Jood Jezus af te staan. En net zo goed aan de Palestijnen als aan de Joden biedt God aan om zijn lieveling te zijn in die ene Jood – Jezus. Alle volkeren, inclusief de Joden, worden op hun houding ten opzichte van die ene Jood aangesproken. Eer je Hem? Of stoor je je aan Hem? Dat is de vraag waar het in de wereld om draait. En God zal in actie komen naar aanleiding van wat in de wereld met Jezus gebeurt. Want dat zit God hoog.

5. Oordeel

Dit kan angstig maken. Want hoe zit het met jou: bewijs jij Jezus de eer die Hem toekomt? En hoe zit het met je vrienden, met uw kinderen die niet geloven? Je moet er toch niet aan denken dat God ze echt gaat afrekenen op hun relatie met Jezus. Drie dingen daarover. In de eerste plaats: laat dat aan God over. In de tweede plaats: er zijn misschien meer manieren om Gods lieveling te eren dan wij denken. In de derde plaats: van ons wordt eigenlijk maar één ding gevraagd, en wel dat wij er geen doekjes om winden en zeggen: Jezus is Gods lieveling. Dat betekent dat wij het erepodium afdalen en onze plaats aan Jezus afstaan. "Komt laten wij aanbidden." Er zijn vele redenen om dat niet te doen. Je trots kan je in de weg staan. Of je nationalisme. Of je ergernis aan de Joden. Het is dan ook een zaak van bekering, om jezelf op de tweede plaats te zetten en Jezus op de eerste. Maar deins daar toch alstublieft niet voor terug. Want juist langs die weg zal het gebeuren dat God tegen ú en jóu zegt: "Mijn lieveling ben je – in Christus!"

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.