Preek over Zacharia 1:7-17

2003-11-30 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De dief in de nacht

Liturgie:

♪ Gezang 124: 1, 2
♪ Psalm 119: 66
♪ Gezang 35
♪ Psalm 98

1. Zeventig jaar

Wanneer heb jij voor het laatst iets van God gemerkt? Misschien vorig weekend, op het kamp? Of tijdens het kamp dáárvoor, in mei? Dan is het al een half jaar geleden dat je iets van God gemerkt hebt. Of was het nog langer geleden? Hebt u misschien vorig jaar voor het laatst iets van God gemerkt? Dat is wel erg lang geleden. Wat? Iemand zegt dat ie voor het laatst vijf jaar geleden iets van God heeft gemerkt? En gelooft u dan nog? Dat houd je toch niet vol? Jullie willen het niet weten, maar er zijn mensen die tien jaar geleden voor het laatst iets van God gemerkt hebben. Die geloven natuurlijk al lang niet meer. En nu komt de absolute klap op de vuurpijl: er zijn mensen die in 1933 voor het laatst van God iets gemerkt hebben. 1933!! Nog vóór de oorlog!! Als die mensen toen 16 waren, zijn ze nu 86! Hun hele leven lang hebben ze nooit meer iets van God gemerkt. Geloven ze nog?

2. Rust

In het visioen van de profeet Zacharia dat in hoofdstuk 1 van zijn boek wordt weergegeven gaat het over zulke mensen: de Joden die 70 jaar erop wachten dat Jeruzalem, Gods stad, al die tijd een ruïne, opnieuw wordt opgebouwd. Maar er gebeurt niets. We begrijpen lang niet alles van dit vreemde visioen, maar één ding is duidelijk: na een inspectietocht over de aarde wordt als rapport uitgebracht: "Overal is het nog rustig en stil." (vs. 11) Dat wil zeggen: God maakt nog geen aanstalten om terug te komen zodat Jeruzalem opnieuw wordt opgebouwd. Er ritselt nergens iets. Er is geen gebeurtenis waardoor je kunt denken: nu gaan we iets van God merken. O, er zit genoeg leven in de wereld. Maar als het om God gaat, is het bladstil. Het is februari in het jaar 519 voor Christus, vs. 7. Koning Darius was het tweede jaar ingegaan van zijn regering over het enorme Perzische rijk. Er waren opstanden geweest, maar nu had hij alles onder controle. Vgl. de uitdrukking in vs. 15: "de volken die zo zelfverzekerd zijn." Men was bereid er gif op in te nemen: van God zullen we nooit meer iets merken. Ik moet denken aan Piet Borst. Hij is een hele knappe professor en schrijft een column in de krant waarop ik geabonneerd ben. Zijn ouders geloofden niet in God; hijzelf ook niet. Hij kijkt vrolijk, ja zelfverzekerd de wereld in, en altijd is zijn boodschap dezelfde: "We hebben de zaak onder controle. Als het om God gaat is het bladstil. 't Is lang geleden dat we voor het laatst iets van Hem gehoord hebben. Denk maar niet dat ie ooit nog iets van zich laat horen!" Kennen jullie zulke mensen, die heel zelfverzekerd niet geloven? Hebben jullie soms ook het gevoel dat het al wel erg lang bladstil is als het om God gaat? Zou je ooit nog iets van Hem merken? Of - hebben die zelfverzekerde ongelovigen gelijk? Gelóóf je nog dat je ooit iets van God zult merken?

3. Vurige liefde

De engel in het visioen gelooft nog in God. Hij neemt geen afscheid van Hem, maar klaagt: "Hoe lang nog, almachtige Heer?" (vs. 12) Daarop volgt een verrassende reactie, vers 14: "De almachtige Heer zegt: Ik ben vol vurige liefde voor Jeruzalem en de berg Sion." Vurige liefde. Niet lauw, niet bedachtzaam, niet flets, niet verslapt. De HEER staat in brand. En dat zal te merken zijn, vers 16: "Ik ontferm me weer over Jeruzalem, mijn tempel wordt er hersteld, Jeruzalem wordt volledig herbouwd!" Een overval is dit. Het is bladstil, niets ritselt, God lijkt onmetelijk ver weg. En ineens, gepassioneerd, breekt Hij door de rust heen, de hemel scheurt: Hij staat in brand van liefde. Na zeventig jaar is Hij er weer. Ineens! Dat kan dus, dat jij al een half jaar, of vijf jaar niks van God gemerkt hebt, en dat jij er al niet meer rekende ooit nog iets van Hem te zullen merken, en dat Hij dan, zonder enige vooraankondiging er ineens weer is, voor jou – in brand staat! En de vraag is: wil je daar gelovig voor open staan?

4. De dief in de nacht

Het gaat in dit visioen ook over Gods boosheid. Hij is kwaad geweest op Israël, zegt de engel in vers 12. En nog veel kwader is Hij op de zelfverzekerde volken, zegt de Heer in vers 15. Dat is een verhaal apart. Daar ga ik nu dus ook niet op in. Volgende week komt dat, bij leven en welzijn. Nu wil ik alleen dit ene op u af laten komen: dat God die zelfverzekerdheid voor gek zet. U wist heel zeker dat u niks meer van God zou merken? U had het al helemaal uit uw hoofd gezet? Jij had al afscheid van God genomen? God zegt: "Dan ken je Me nog niet." Het is het verhaal van de dief in de nacht. Zo maar breekt Hij in, in die onneembare vesting die 'geseculariseerde wereld' heet. Het is het verhaal van de dief in de kerstnacht. Als er ooit een tijd was dat de aarde rustig was, dan toen keizer Augustus heerste en Quirinius landvoogd in Syrië was (Lucas 2). De keizer had de zaak volmaakt onder controle. Als het om God ging was het al eeuwen lang blad- en bladstil. En toen, als een dief in de nacht, brak God in. De hemel scheurde. Plotseling stond Hij zelf op aarde, in de mens Jezus, brandend van liefde. Dat is tweeduizend jaar geleden. Maar het zegt ons dat het nog steeds bedrieglijk is, die rust van een wereld en een leven zonder God. Ik spoor jullie en u aan om dat te geloven. God is Geest, dat wil zeggen: Spirit, storm en vuur. Verwacht die God. Blijf Hem verwachten. En vind het goed als de rust van deze wereld én de rust in de kerk verstoord wordt – door Hem zelf, in zijn brandende liefde.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.