Preek over 1 Samuel 22:3

2003-08-10 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Wachten op God

Liturgie:

♪ Gezang 427: 1, 7
♪ Psalm 87 + Klein Gloria
♪ Gezang 323: 1, 2
♪ Psalm 103: 3
♪ Psalm 54
♪ Psalm 43
♪ Gezang 297

Inleiding

Voor de kinderen: Wachten... Wachten jullie wel eens ergens op? Vanmorgen preek ik erover dat je soms moet wachten op God.

1. Totdat

Wat een treffende woorden spreekt David in vs. 3. Hij geeft te kennen dat hij nog niet weet welk plan God met hem heeft. Er is geen sprake van dat hij zijn toekomst overziet. Hij werkt niet doelgericht aan zijn carrière. Hij ervaart alleen maar onduidelijkheid en gevaar. Vanwege dat gevaar brengt hij zijn ouders in veiligheid: koning Saul die als een gek achter hem aan zit mocht het eens in zijn hoofd halen om hen te grijpen... Maar dit is natuurlijk tijdelijk: het kan nooit de bedoeling zijn dat zijn ouders blijvend in Moab, in den vreemde vertoeven. Maar wat is de bedoeling dan wel? David weet het niet, op geen stukken na. Hij wacht op betere tijden. Hij neemt deze maatregel voorlopig, "totdat ik weet wat God met mij voorheeft". Is dit niet herkenbaar en troostrijk? Wij zien toch ook zo vaak niet wat de bedoeling is? Je komt van school, kiest een opleiding, maar weet eigenlijk niet wat je straks wilt gaan doen. Maar ja, je moet toch wat... Je hebt werk, verliest je baan, en bent opeens in een niemandsland. Wat heeft God ermee voor? Vaker niet dan wel hebben we daar gevoel voor. Zo geven die woorden van David herkenning; "O David, dus dat gevoel ken jij ook, dat je op geen stukken na weet wat God met je wil?" Neem het dus met een korreltje zout als mensen je suggereren dat het allemaal zo duidelijk is wat God wil. Het is heel vaak een kwestie van wachten totdat, totdat het duidelijk wordt.

2. Geen zelfrealisatie - of toch wel?

Dat wachten is niet geheel passief. David onderneemt een en ander. Hij vervalt niet tot lijdzaamheid. En toch is het wezenlijk voor dat wachten dat David zich aan God toevertrouwt. Hij neemt niet zelf zijn leven ter hand. Dat nu is karakteristiek voor ´geloven in God´. Dat je niet zelf je leven ter hand neemt, maar - bij alle daden die je stelt en verantwoordelijkheden die je neemt - het plan voor je leven aan God toevertrouwt. Het tegenovergestelde is zelfbeschikking. Onlangs las ik in de krant dat humanisten gepeild hebben hoeveel mensen hun humanistische uitgangspunt delen "dat wij mensen zélf zin en vorm geven aan ons leven". (ND 18 juni 2003). Onderzoek wees uit dat ongeveer 80% van de mensen in Nederland het daarmee eens is. Het is goed om daar je eigen levensinstelling naast te leggen. Hoe is dat bij ons, gelovigen? Geloven we er nog in, dat God iets met ons voorheeft? Vertrouwen we erop, dat Hij met ons bezig is, dwars door allerlei gebeurtenissen heen waar wij geen wijs uit kunnen? Of leven we feitelijk met Gods afwezigheid, en hebben we het gevoel dat wij zelf er wat van moeten maken, van ons leven?

3. De bittere beker

Opvallend is dat in I Samuël 22 Saul beschreven wordt als het tegenbeeld van David. Hij is geen humanist, maar wel een mens die met alle geweld zichzelf aan het handhaven is. Letterlijk ´met alle geweld´: zijn heilig voornemen om David uit de weg te ruimen leidt ertoe, dat hij nu zelfs 85 priesters met hun gezinnen laat doden. Schrikwekkend is dat, omdat het bij Saul van kwaad tot erger gaat. Hij stort het land in het ongeluk! En schrikwekkend is het helemaal, omdat hij priesters vermoordt, inbreuk maakt op het heilige. Eigenlijk vliegt Saul met dit geweld God zelf naar de keel. Hoe kan het zover komen? Het hoofdstuk benadrukt dat Saul werkelijk door het dolle heen is en het contact met de werkelijkheid verliest. De werkelijkheid is - weer wordt het zeer krachtig uitgesproken, vgl. de vorige preek - dat David niet tegen hem aan het intrigeren is. Iedereen wist dat, vgl. het verweer van de priester in vs. 14. Saul ziet leeuwen en beren waar ze niet zijn, vgl. 8. Hoe komt hij zover? Het moet te maken hebben met zijn getergdheid. Hij is door God getergd: hij is immers verworpen als koning! Dat is ook vreselijk voor hem geweest. Anders dan David wist hij wél wat God met hem voor had, en dat heeft hem razend gemaakt. Ergens heel begrijpelijk. En toch - hier zie je hoe Saul tot in het absurde gaat met het verzet tegen God. Zo kan het niet - zo mag het niet. Was er een andere mogelijkheid voor Saul? Ja, die was er, net zo als die er voor David was: zich aan God toevertrouwen. Makkelijker gezegd dan gedaan, en toch: christelijk gesproken draait het daarom. Uiteindelijk buigen voor God en zeggen: "uw wil geschiede." Óók als die wil pijn doet. Óók als er een bittere beker moet worden leeggedronken. Had Saul een alternatief? Ja, dat had hij: het alternatief van Christus in Gethsemane – Zich aan God toevertrouwen, ook waar de beker bitter is. En aan Christus zie je dan hoe dat afloopt: na die bittere beker de troost van de opstanding. Was dit niet het alternatief voor Saul? Maakt de weg van Christus niet duidelijk, dat er genade is voor wie zich aan Gods wil onderwerpt? Dit is in elk geval de weg die als christelijk geldt en die ons gewezen wordt. Er wordt je van Godswege misschien een bittere beker aangereikt. Je kunt het daar moeilijk mee hebben. Je kunt je ertegen verzetten. Je kunt er razend om worden. Maar weet goed dat dit een heilloze weg is - zie Saul. Christelijk is het om na veel strijd de beker aan te nemen, in het vertrouwen dat God niet altijd blijft twisten, niet eeuwig zal toornen. Petrus zegt het zo: "Vernedert u onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd." (I Petrus 5: 6)

4. Het verschil tussen Saul en David

Hier zie ik het beslissende verschil tussen David en Saul. David was niet een beter mens dan Saul. Dat is later wel gebleken. David heeft wel willen leren - anders dan Saul - om de bittere beker uit Gods hand aan te nemen. Ook voor hem is het lijden bitter geweest, en duister. Wat had God ermee voor? Maar hij is niet bezweken voor de verleiding om zijn lot zelf ter hand te nemen. Hij is niet alsnog gaan zagen aan de poten van Sauls stoel. Dat is Davids grootheid geweest: dat hij bereid was het vreemde lijden te verduren dat over hem kwam en niet zelf tot vergelding is overgegaan. David heeft willen wachten, wachten totdat duidelijk was wat de HEER voor hem wilde doen (vs. 3 Statenvertaling). Dat is christelijk leven: je toevertrouwen aan God, in het vertrouwen dat Hij iets goeds met je voorheeft. Midden in de chaos en de duisternis geduld oefenen en wachten - wachten op God.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.