Preek over 1 Samuel 19:1-10, 18 en 1 Samuel 20:1-15, 24b-34a

2003-07-27 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Onschuldig!

Liturgie:

♪ Psalm 33:1, 2 + Klein Gloria
♪ Gezang 20: 1, 2
♪ Psalm 119: 13, 14
♪ Psalm 17: 1, 3, 4
♪ Psalm 57: 1, 2, 3
♪ Gezang 44

Inleiding

In deze dramatische geschiedenis draait het om de vraag naar de onschuld van David. Saul en Jonathan kijken daar zeer verschillend tegenaan en krijgen daar een hevig conflict over. Wel vaker botsen kinderen met hun ouders over de keuze van vrienden of partner. Vanuit hun levenservaring zien ouders vaak scherp of hun kinderen een goede keus maken of niet. Het is dan ook vaak raadzaam om je als kind iets gelegen te laten liggen aan hun oordeel. Treffend is echter dat Jonathan hier niet voor zijn vader wijkt. Hij houdt voet bij stuk: het is niet terecht dat Saul David wil doden, absoluut niet! De Bijbel laat er geen misverstand over bestaan: Jonathan heeft het bij het rechte eind, Saul niet. Zo is Jonathan een getuige van Davids onschuld. Aan de ene kant wordt daarmee blootgelegd hoe redeloos Saul is in zijn vijandschap tegen David, aan de andere kant wordt daarmee hoop gewekt op Gods daden.

1. Davids onschuld.

Kritiseerde Saul terecht Jonathans vriendschap met David? Er is wat voor te zeggen. Vgl. 20:31: Saul vermoedt iets van de bedreiging die voor hem van David uitgaat. Achteraf zal blijken dat hij gelijk had: Jonathan zal geen koning worden. Dat verklaart waarom hij zo uitvaart tegen Jonathan, vs. 30:Jij hoerenkind! Ik weet best dat jij het met de zoon van Isaï houdt, tot je eigen schande en tot schande van de schaamte van je moeder! ... Vooruit, stuur hem naar mij toe, want hij is zo goed als dood! (Willibrordvertaling)Opvallend is dat ook Jonathan iets vermoedt van die toekomst. Zie 20:14,15. Helemaal uit de lucht gegrepen is het dus niet, dat Saul voor zijn zoon problemen voorziet. Alleen: Jonathan reageert zo heel anders. Die wil er niet van weten dat David zou moeten worden uitgeschakeld, hoezeer ook hij onder de indruk is van Davids rijzende ster. Is dat de blindheid van de liefde, 20:17? Ik denk het niet. Eerder zou ik zeggen: Saul redeneert tactisch, piekerend over de bedreiging die van David in de toekomst kan uitgaan, terwijl Jonathan zich aan de feiten houdt, de feiten van Davids onschuld. Zoals gezegd, daar wordt alle nadruk op gelegd. Eerst door Jonathan, in 19: 44, 5 ("Hij heeft zich aan u niet bezondigd"; "onschuldig bloed"), dan door David zelf, 20: 1 ("Wat heb ik gedaan?"), dan weer door Jonathan, 20: 32 ("Wat heeft hij gedaan?"). De feiten zijn inderdaad duidelijk: David heeft op geen enkele wijze geïntrigeerd, zodat Saul geen reden heeft om hem te doden. In een vlaag van helderheid erkent Saul dat zelf ook, 19: 6. Dit is belangrijk om twee redenen. Ten eerste wordt zo waarschuwend verwoestende kracht getoond van de irrationele krachten van wantrouwen en angst. Ten tweede wordt zo hoop gewekt: in zijn onschuld schept David ruimte voor de daden van de HEER.

2. De verwoestende kracht van het irrationele.

Waar Saul eenmaal in de ban is van wantrouwen en angst, gaat het van kwaad tot erger. Want hoe eindigt dit verhaal? Met de moordaanslag op zijn eigen zoon Jonathan! Vreselijk is dat. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? En hoe komt het dat dit zich duizendvoudig in de wereld herhaalt, en dat het zich ook op grote schaal afspeelt? Ja, ook op de grote schaal van de wereldgeschiedenis zie je het dat het gezond verstand het verliest van irrationele krachten. Hoe vaak is de geschiedenis niet het toneel geweest van pure waanzin. Kijk uit voor die irrationele krachten. Je weet soms goed hoe het moet, je neemt je dingen heilig voor, maar door verliefdheid of angst of jaloezie verknal je alles... Het resultaat is: veel lijden. Zo moet David nu echt definitief vluchten, en zit Jonathan hopeloos klem tussen hem en zijn vader.

3. Hoop.

Toch is het niet enkel duister, dit onschuldig lijden van David. Het biedt ook hoop, dat langs deze weg verlossing komt. Ik ga terug naar 20: 15, waar Jonathan erop zinspeelt dat de HEER alle vijanden van David van de aardbodem zal uitroeien. Dat heeft te maken met Jonathans bede dat de HEER met David zal zijn, 20: 13. Immanuël! Jonathan gelooft vast dat nu de HEER ook voor David zal opkomen. Zo durft hij te zeggen: "zodat gij in vrede kunt vertrekken." Wonderlijk: op de vlucht, weerloos het slachtoffers van Sauls moorddadigheid, en toch ´in vrede vertrekken´. Deze vrede en Davids onschuld horen bij elkaar. Nooit, maar dan ook nooit heeft David zélf geprobeerd zijn vijand Saul van de aardbodem uit te roeien. Zijn onschuld is geweest dat er van hem geen bedreiging uitging. Hij was geen intrigant die in ´t geniep bezig was de poten onder de stoel van Saul weg te zagen. De enige bedreiging die er van hem uitging was dat de HEER met hem was, en dat de HEER zo bezig was Davids ster te laten rijzen, ten koste van die van Saul. Davids weerloosheid in zijn lijden als onschuldige wijst zo indrukwekkend naar God toe: Híj zal daden stellen! Hoe anders was het met Saul, die in zijn ongeduld zélf daden stelde. Zo gezien is David een teken van hoop, juist in zijn absolute weigering om slim-tactisch tegen Saul te intrigeren. In dit onschuldige lijden schept David ruimte voor de HEER. Als zodanig wijst hij vooruit naar Jezus. Wat in 20: 32 gezegd wordt van David is ook van Jezus gezegd! Ziedaar onze hoop: dat onschuldige lijden schept ruimte voor Gods daden. De HEER is met Jezus, en belooft Hem de overwinning op al zijn vijanden, Hebreeën 10: 13. Daarom is het goed om net als Jonathan je te liëren met de Immanuël-figuur, die enkel en alleen groot is in zoverre de HEER met Hem is. Wees niet bang om met Hem mee te lijden. Waar wij met Hem teruggebracht worden tot niets, mogen wij vertrouwend uitzien naar Gods daden. Ga in vrede.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.