Preek over Marcus 5:35-43 en Marcus 16:1-8

2003-04-20 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Wekken

Liturgie:

♪ Psalm 68:7
♪ Gezang 215
♪ Gezang 476

1. U zij de glorie, opgestane Heer

Ik hoor bij de mensen in de omgeving van Jaïrus, die Jezus uitlachten toen Hij zei dat het meisje sliep. Ik hoor ook bij de vrouwen die wegvluchtten van het graf en die door siddering en ontzetting waren bevangen, toen engelen kwamen zeggen dat Jezus was opgewekt. Want dood-zijn is zo anders dan slapen. Het hele verschil is dat je iemand die slaapt kunt wekken en iemand die dood is niet. Daarom is het onzin als je zegt dat een dood meisje slaapt, en dat de dode Jezus (op)gewekt is. Het is mooie beeldspraak, die 'dood zijn' met 'slapen' vergelijkt, maar het klopt niet. Ergens zou het gemakkelijker zijn als de Bijbel met een ander verhaal zou komen, bijvoorbeeld dat wie gestorven is niet echt helemaal dood is, maar dat die persoon in zeker opzicht voortleeft – voortleeft, niet hier, maar ergens anders; niet 'leeft' zoals wij, maar op een heel andere manier – niettemin: ergens, op een of andere manier toch nog leeft. Dan zou ik me misschien kunnen verzoenen met de dood. Maar wat moet ik met dat rare verhaal van 'wekken' uit de 'slaap'? Het raakt de werkelijkheid niet, de verdrietige werkelijkheid van de dood. Toch? Ja, maar met dat woord 'wekken' zijn we nog niet klaar. Waarom zet ik de wekker? Als ik bang ben dat ik uit mezelf niet wakker zal worden. Dat heb je soms. Dan zak je zo diep weg dat je niet meer bij machte bent om te ontwaken. Dan slaap je door alles heen: door onweer, door een harde stem, zelfs soms door de wekker. Dan is 'gewekt worden' typisch een kwestie waar er een ander aan te pas komt. Dat is het rare met slapen. Je hebt het niet in je macht om wakker te worden, net zo min als je het in je macht hebt om in slaap te vallen. Zou Jezus daarom soms zeggen dat dood-zijn hetzelfde is als slapen? Want dat is het griezelige van sterven: je hebt er geen macht over. Eenmaal moeten we ons allemaal overgeven aan de dood. En dan weten we zeker dat we niet de macht hebben om wakker te worden, nooit meer. Sterven is: onmachtig zijn, en blijven. Dat is inderdaad onze werkelijkheid. Wat een mysterie, de dood. Een nog groter het mysterie dan dat van de slaap. Maar we zijn nog steeds niet klaar met dat woord 'wekken'. 'Gewekt worden' is dus, dat er een ander aan te pas komt. En wat, als die ander nu God is? Misschien hebben we wel geen benul van wie God is, voor we ons ervan hebben laten overtuigen dat God iemand is die wekt. Zou dat kunnen? Ik sterf. Ik val in een slaap waaruit ik nooit meer wakker kan worden. Mijn lijf gaat tot ontbinding over. Ik weet niets meer. Op den duur word ik vergeten. En dan is er iemand die mij vindt, en die mij zachtjes, zoals een vader zijn baby, optilt, en mijn naam roept. En dan sla ik mijn ogen op en dan zie ik Hem in het gezicht. Zou dat kunnen? "Ja," zegt Jezus, "Ik maak het gestorven dochtertje van Jaïrus wakker!" En als dan Jezus zelf sterft om nooit meer wakker te worden, dan doet zijn Vader bij Hem hetzelfde. Dan ben je God, als je dat kunt. Dan ben je Vader, als je dat wilt. Paulus zegt: "Wij vestigen ons geloof op Hem, die Jezus onze Heer uit de doden opgewekt heeft." Eigenlijk geeft hij hiermee een definitie van God en dan ook een definitie van geloof. God is iemand, die zijn lieve Zoon wakker maakte, nadat Hij was gestorven. En geloven is, dat we ons in zijn handen werpen, in het vertrouwen dat ook wij om Christus' wil zijn lieve kinderen mogen zijn. Geloven: daarop komt het aan als er sterven is. Het is: onze volkomen onmacht accepteren om wakker te worden en wakker te maken, vanuit de overgave aan Hem, die ander, die als Enige overblijft als alles en iedereen sterft, omdat Hij de Eeuwige is, omdat Hij God is. Als er een God is, dan kan Hij het. En als er een Vader is, dan wil Hij het. De boodschap van Pasen is: wees gerust: Hij is er, God, de Vader. De Zoon is gewekt. Vertrouw erop dat Hij ook al zijn andere kinderen zal wekken.

Er was een kind, dat zwaar en diep
Voor iedereen verloren sliep,
Men zei: de Heer is haar vergeten.
Maar toen Hij kwam, heeft Hij geweten,
Waar Hij haar leven zoeken zou.
Al blijft Hij ver, Hij is ons trouw.

Er was een man in 't graf gelegd,
Drie dagen lang, heeft men gezegd,
Drie dagen ver van zijn beminden;
Hoe zoudt Ge, Heer, zijn spoor nog vinden?
Maar 't was, alsof Hij hem ontbood.
Die 't leven is, kent onze dood.

O Here Jezus, zie de mens:
Wij leven naar de laatste grens,
En er wordt niets van U vernomen.
Gij kent uw tijd, Gij zult wel komen,
Maar wij zijn bang en roepen zeer:
Kom haastig, o kom haastig, Heer!
(gezang 275)



Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.