Preek over Psalmen 138

2002-12-31 n.m.

Ds. A. van der Dussen

Een hoopvol gebed

Liturgie:

♪ Psalm 4: 3
♪ Psalm 46: 1, 3
♪ Psalm 138
♪ Gezang 267: 2, 3
♪ Gezang 397

Inleiding

Deze tekst heb ik gekozen omdat we reden hebben om ons hart vast te houden voor 2003. Neem alleen maar de dreiging van een oorlog tegen Irak. Even afgezien van de vraag hoe gerechtvaardigd of zelfs noodzakelijk die al dan niet is: welke gevolgen zou zo'n oorlog hebben? Een journalist beschreef drie scenario's. Het ongunstigste luidt: oliebronnen in brand; 900.000 vluchtelingen; de wereldeconomie stort in; er breekt mondiale paniek uit waarin alles mogelijk is. (Hofland in NRC van 31 december 2002) Als je dat leest dan hoop en bid je dat het mee zal vallen. Welnu, daarom, met het oog op dat hopen en bidden, geef ik u vanavond de slotregel van psalm 138 mee. Want dit is een hoopvol gebed: "Laat niet varen de werken uwer handen!" Hoopvol is het omdat het deze wereld ziet als maaksel van God, en omdat het God kent als een

1. God die genadig en trouw is.

De werken van Gods handen: die uitdrukking wijst op de band die God heeft met de wereld. Denk eens aan mensen die aan de slag gaan met een bouwpakket en een modelvliegtuig bouwen, of – veel grootser nog – hun eigen huis van de grond af aan opbouwen. Met het resultaat hebben zij een band. Zo verhoudt God zich tot u, mensen (Job 10:3; 14:15), maar ook tot de vleermuizen en palmbomen (psalm 8:7). Als God dat alles ziet, ziet Hij de tijd terug die Hij erin geïnvesteerd heeft, de toewijding en de liefde die Hij eraan besteedde. Zo kijkt God naar Irak, dat land waarin God in de tijd van de aartsvaders en het Oude Israël zo bezig is geweest. Zo kijkt God ook naar u en jou: "Het werk van mijn handen!" Dat maakt alles anders. Deze wereld bestaat niet zomaar. Jij bestaat niet zomaar. God zit erachter, en dan niet zo als de Volkswagenfabrieken achter jouw oude Golfje zitten: een anonieme producent. Nee, Gods eigenhandige schepsel ben jij, is die palmboom, is die vleermuis, is het Mesopotamië dat nu Irak heet. Vandaar dit gebed: "Laat die werken niet varen!" Het doet een appèl op de band die God met de schepping heeft. Het zegt: "Het kan toch niet zo zijn, HEER, dat U die werken nu naar de haaien laat gaan?! U hebt deze schepping, die nu in zo groot gevaar is, toch eigenhandig opgebouwd?!" Dat appèl is nodig. Het spreekt niet vanzelf dat de HEER de werken van zijn handen beschermt. Wij lezen af en toe in de Bijbel over de teleurstelling en vervreemding die God ten opzichte van zijn werken ervaart. Bij de zondvloed neigt Hij ertoe de hele zaak op te ruimen (Genesis 6:7). Zijn profeet Jeremia brengt de boodschap dat Hij volken en koninkrijken gaat uitrukken, afbreken, verdelgen, verwoesten (Jeremia 1:10). Vgl. psalm 138: 6: de hoogmoedige kent Hij van verre. Dat wil zeggen: de hoogmoedige is de HEER vreemd geworden. Daarom spreekt het niet vanzelf dat de HEER de werken van zijn handen in bescherming neemt. En toch bidt psalm 138 er vrijmoedig om. De reden? Hier wordt de HEER gekend als een God wiens goedertierenheid is tot in eeuwigheid. God is onvoorstelbaar genadig en trouw aan zijn schepping. Deze geloofsbelijdenis wordt in het Nieuwe Testament bevestigd en verdiept. Dat gewaagt immers van Jezus Christus. In Hem daalt God dieper dan ooit in zijn schepping in, en biedt Hij verzoening aan. De band tussen de Schepper en de schepping wordt daarmee inniger dan ooit. De schepping, onze aarde, wordt woonplaats voor de Zoon van God. Dat gelovende bidden wij: "HEER, laat niet varen de werken uwer handen." Dat betekent: "Trek er uw handen niet vanaf; keer ze niet de rug toe; laat niet toe dat uw schepping terugvalt in de chaos." Op de kleine schaal van het persoonlijke leven betekent dat: "De HEER zal het voor mij voleindigen." Daar zit in: 'tot een einde brengen', in plaats van 'halverwege afbreken'. Hier wordt aan de dood gedacht, die grote vijand die het leven terugstoot in het niets. Psalm 138 ziet de HEER als een God die in het leven houdt, vers 7. Weer geldt, dat die geloofsbelijdenis in het Nieuwe testament bevestigd en verdiept wordt, als de belofte wordt gedaan dat God zijn kinderen in Christus over het graf heen wil tillen. Dat is voleindiging. Zo doet God met het werk van zijn handen: dat brengt Hij terecht. Hij laat het niet halverwege mislopen. Wat troostrijk om zo te geloven, op aansporen van het evangelie. Wij houden misschien ons hart vast voor 2003. Maar het evangelie zegt: daar kun je toch anders tegen aankijken. Ga deze wereld eerst eens zien als het werk van Gods handen. Zie in Christus hoe Hij trouw is, zo trouw, dat de HEER zelf in zijn schepping is komen wonen en zich met haar wil verzoenen. Hoor vervolgens de verkondiging van de apostelen, dat Hij het leven eens en voorgoed veilig stelt tegenover de dood, in Christus Jezus. De HEER maakt zijn werk af, persoonlijk, en wereldwijd! Ga van daaruit hopend en biddend de toekomst tegemoet.

De HEER is zo getrouw als sterk,
Hij zal zijn werk voor mij voleinden.
Verlaat niet wat uw hand begon,
O Levensbron, wil bijstand zenden.



Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.