Preek over Leviticus 26

2002-02-10 n.m.

Ds. M. de Jong

Belofte maakt schuld

Liturgie:

♪ Psalm 61: 1, 3, 5
♪ Psalm 141: 1, 2, 3
♪ Psalm 50: 7, 8, 10, 11
♪ Gezang 177: 1, 2, 4, 6, 7
♪ Psalm 116: 1, 3, 5, 6, 8
♪ Gezang 316

Inleiding

Zoals heel Leviticus als een prachtige spiegeling is opgebouwd, zo eindigt het ook. Het boek van roeping en toenadering laat nog eenmaal zien waarom het gaat.

De ontmoeting van God en mens, van de Here en zijn gemeente. Met een prachtig dubbelslot wordt het boek Leviticus afgerond. Het is een dubbelloopeinde, zoals de slotverzen van de twee hoofdstukken laten zien. Leviticus 26: 46: "Dit zijn de inzettingen en verordeningen en wetten, die de Here gegeven heeft tussen Zich en de Israëlieten op de berg Sinaï, door de dienst van Mozes." Leviticus 27: 34: "Dit zijn de geboden, die de Here Mozes gegeven heeft voor de Israëlieten op de berg Sinaï." Nog één keer komen God en mens naast elkaar te staan. Het verhaal van toenadering en roeping is daarmee afgelopen. Beide hoofdstukken hebben als thema "belofte maakt schuld". Leviticus 26 laat zien hoe de Here zich aan zijn belofte houdt. Leviticus 27 toont vervolgens wat de mens van zijn beloften waarmaakt.Thema: belofte maakt schuld- Gods trouw in zegen en vloek- Ontrouw van de mens in lossingGods trouw in zegen en vloekZegen en vloek. Leviticus 26 spreekt van Gods trouw aan zijn woord. God doet wat Hij beloofd heeft. Op God kun je rekenen. Op zijn woord mag je vertrouwen. Over die trouw van God spreken we graag en veel. En dat is goed. Wel moet gezegd dat onze kijk op Gods trouw wel wat eenzijdig lijkt. Want God doet wat hij beloofd heeft ten goede, maar ook ten kwade. En dat laatste wordt nog wel eens vergeten. God wordt dan de goedheid zelve. Hij kan niet eens boos worden. Zo wil men ons wel laten geloven. Maar dat is niet wat Leviticus 26 zegt. Daarin wordt de gemeente zegen en vloek voorgehouden. Wie ingaat op Gods roeping wordt gezegend. Vers 3: "als gij in mijn inzettingen wandelt...dan zal Ik..." Wie in Gods verbond leeft en blijft zal zegen ontvangen. Maar wat nu als iemand zich niet aan dat verbond houdt (vers 14 en volgende)? Wat gebeurt er wanneer mensen de roep van God negeren? Wie niet op de roeping van Godswege ingaat komt onder Gods vloek. Wie God niet horen wil die moet maar voelen, denken we dan. Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Wie tot hem komt mag bij Hem veilig wezen. Zo zingt psalm 32 het in oude en nieuwe berijming.Niet op één lijn. Het lijkt heel redelijk wat hier gezegd wordt. God zegent wie antwoordt op zijn roep. God treft met zijn vloek wie niet antwoordt op zijn roep. Niemand kan daar bezwaar tegen hebben. Zo gaat het overal en altijd. Wie goed doet, goed ontmoet. Ja zo gaat het altijd, maar niet bij God. Het mag voor veel mensen redelijk klinken, maar in deze redenering zit geen genade. Deze consequente gedachtegang klinkt als "boontje komt om zijn loontje". En zo heeft God nooit gedacht en gehandeld en zo denkt en handelt Hij niet. Dat past niet bij God. Voor God, zo blijkt uit hoofdstuk 26 staan zegen en vloek niet op één lijn. Over de zegen spreekt Leviticus 26 kort en krachtig. De Here wil van harte zegenen. Niks geen maren en mitsen. Hij is royaal met zijn zegen. En de zegen zelf is overvloedig. Zie o.a. vers 5 en 10.Zevenmaal. Hoe anders is dat bij de vloek. Daar heeft de Here veel woorden voor nodig. Er moet veel uitgelegd en toegelicht worden. En alles wijst erop dat de Here de vloek niet wil. Hij is daarmee heel erg terughoudend. Hij begint met kleine straffen. God geeft als het ware een waarschuwingssignaal. En nog één en nog één, zeven maal zeven maal zeven....(zie Openbaring). Pas wanneer de gemeente de roep van God steeds heeft genegeerd, komt de vloek in het volle gewicht op haar af. Het is de vloek van de wegvoering uit het land: een ballingschap. Maar voordat het zover is moet de zonde van Israël zich tot in de hemel opgestapeld hebben. Bij de vloek gaat God zeker niet over één nacht ijs. Steeds weer krijgt de gemeente de kans om op de roep van God in te gaan. Steeds weer stuurt Hij zijn profeten en apostelen. God laat niet varen het werk dat zijn hand begon. En zelfs als de vloek de vorm van ballingschap heeft aangenomen, vergeet God niet genadig te zijn. Zie Leviticus 26: 44. Zelfs in de vloek ligt nog genade opgesloten. Het is de genadige inconsequentie van God.Het woord is betrouwbaar. Immers: indien we met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven; indien we volharden, zullen we ook met Hem als koningen heersen; indien we Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen; indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet. Dat staat in 2 Timotheüs 2:11-13. Van deze trouw spreekt Leviticus 26. God doet wat Hij beloofd heeft, als Hij maar genadig kan zijn. God roept genade. Belofte maakt schuld, zeggen wij. Belofte maakt heil, zegt God.Ontrouw van de mens in lossingGeloften. God houdt zich aan zijn woord, maar hoe is dat bij de mens? Leviticus 27 geeft op die vraag het antwoord. Het gaat daarover geloften. Dat zijn vrijwillige offers. Het zijn beloften van een mens aan God. We ontmoeten hier de mens die God zoekt. Hier wordt het menselijke antwoord op de roeping van God getekend. En we zien een mens die zich vrijwillig aan God geeft. Ook hier lijkt heel consequent geredeneerd te worden. Beloofd is beloofd. Je ontkomt er niet aan. Belofte maakt schuld. De Here neemt met minder geen genoegen.(Ver)lossing. Maar soms zegt een mens toch wel eens te veel?! Denk maar eens aan Jefta! Wat nu, als een mens niet kan waarmaken wat hij beloofd heeft? Wat nu, als hij in zijn enthousiasme te veel gezegd heeft? Dan mag hij niet met iets dat minder is, komen. Dat klinkt genadeloos consequent, maar blijkt vol heil. Want een mens mag dan niet met minder komen, wel met iets anders. Hij mag het beloofde vervangen. Het beloofde mag gelost worden. Voor Israël was dat een geldbedrag. Het volle pond plus twintig procent. Voor de gemeente van het NT is dat de trouw van de Here Jezus. Wat Hij gedaan heeft, is genoeg gedaan. Hij heeft voor ons waargemaakt wat wij beloven. Zelfs als we meer hebben beloofd dan we daadwerkelijk hebben kunnen geven. Het vrijwillige offer van Jezus komt in de plaats van de geloften en beloften, die wij niet konden waarmaken. (Niet kunnen is overigens wel iets anders dan niet willen!) Dat maakt voor ons de (ver)lossing van Jezus zo heilzaam. Want, zo leert Leviticus 27, de Here houdt ons aan ons woord. Belofte maakt schuld...ja, maar ook onze belofte vraagt verlossing.Jezus. Belofte maakt schuld. Voor God betekent dat voor alles heil, dat is Jezus Christus. Voor ons betekent het verlossing, dat is Jezus Christus. God roept ons naar Jezus. Wij kunnen niet zonder Hem. In Hem is alle heil. In Hem ontmoeten God en mens elkaar. Hij is de belofte. Van God en mensen. Belofte brengt Jezus.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.