Preek over Leviticus 21

2001-12-31 v.m.

Ds. M. de Jong

Een gaaf mens

Liturgie:

♪ Gezang 457: 1, 3
♪ Psalm 145: 3, 4
♪ Psalm 30: 1, 2
♪ Gezang 169: 1, 2, 4, 6
♪ Psalm 67
♪ Gezang 115: 1, 2, 3

Inleiding

Geliefden in onze Here Jezus Christus
Ik begin vanmorgen bij de bijbeltekst. De vertalers hebben erboven gezet: heiligingswetten voor de priesters. Dat het hier over priesters gaat, merk je bij het lezen al snel. De priesters en de hogepriester worden genoemd. Ook dat het hier om heiliging gaat valt niet te ontkennen. Steeds weer duiken de woorden heiliging en heilig op. Als een refrein klinkt hier: Ik ben de Here die heilig...
Toch is er met die heiliging iets vreemds aan de hand. Want voor ons is heiliging verbonden met strijd tegen de zonde. Wie zijn leven heiligt, is bezig zonde weg te werken. Maar van zonde is hier niet of nauwelijks sprake. Bij de heiliging waarvan hier sprake is gaat het om iets anders. Waarin de heiliging van de priester dan wel uit bestaat, zullen we al lezend ontdekken. We zetten wat we hier gelezen hebben nog even op een rijtje. Maar voordat we dat gaan doen herinneren we nog even aan de vorige preek. Ook daarin ging het om heiliging. Geen Israëliet ontkwam eraan. Ook de priesters niet. Wat eerder al over heiliging gezegd is geldt ook de priesters. Zij mogen ook niet leven op de manier van inwoners van Kanaän en Egypte. Een priester zal net als elke andere Israëliet de zonde mijden. Maar voor de priesters komen daar nog een paar bijzondere voorschriften bij. Voor de priesters twee en voor de hogepriester zelfs drie. Priesters doen niet minder aan heiliging, maar meer.

Geen dood.

Het eerste voorschrift zegt dat priesters zich niet aan doden mogen verontreinigen. Dat houdt concreet in dat zij niet komen op plaatsen waar een dode is. Een priester mag niet betrokken zijn bij alle zaken rond een begrafenis. Voor priesters geldt op deze regel één uitzondering: de directe familiekring. Voor de hogepriester zijn er geen(!) uitzonderingen op de regel. Hij mag zelfs niet bij voorbereidingen op de begrafenis van zijn ouders betrokken zijn. En alsof dat al niet erg genoeg is, mogen de priesters ook nog niet zichtbaar rouwen. Ze mogen uiteraard niet rouwen zoals de inwoners van Kanaän dat doen. Die scheren het hoofd kaal, scheren de rand van de baard en/of maken insnijdingen. Deze rouwgebruiken waren voor heel Israël en dus ook voor de priesters verboden. De priesters mochten echter ook niet rouwen zoals men dat in Israël deed. Het scheuren van de kleren en het los laten hangen van de haren was hen niet toegestaan. De priesters in het algemeen en de hogepriester in het bijzonder moesten zich verre houden van de dood.

Geen zonde

Het tweede voorschrift, waaraan de priesters waren gehouden betrof hun huwelijk. Voor de priesters gold, dat ze niet mochten trouwen met een ontuchtige, onteerde of verstoten vrouw. Verder werden hen ten aanzien van het huwelijk geen beperkingen opgelegd. Voor de hogepriester werd de keuze van de huwelijkspartner nog meer beperkt. Alleen een maagd uit zijn volksgenoten was voor hem goed genoeg. (Heeft dat ons, in een tijd van seksuele vrijheid, misschien nog iets te zeggen?) Dit voorschrift zal ongetwijfeld verband houden met de zonde van die tijd. Een zonde waarvoor Israël in het voorgaande uitgebreid is gewaarschuwd. Elke schijn van hoererij, in die tijd zonde bij uitstek, moest vermeden worden. Zo moet de hogepriester door zijn huwelijk model staan voor het goede leven. Juist hij moest laten zien dat hij ver bleef van alle vormen van hoererij. Zou hij dat niet doen dan had dat vergaande consequenties voor zijn dienst aan God. Want elke vorm van onreinheid heeft gevolgen voor de omgang met de heilige gaven. Het komt er voor de priesters op aan dat ze hierin de puntjes op de i zetten. Juist zij moeten onderscheiden waarop het aankomt en voorkomen dat Gods naam ontheiligd wordt.

Geen gebrek (ziekte)

Aan de derde bijzondere bepaling is alleen de hogepriester gebonden. Hij mag geen lichaamsgebrek hebben. Er worden er verschillende genoemd. Hij mag niet blind zijn of verlamd. Ook een bochel of mismaakt gezicht is uit de boze. Dat maakt iemand ongeschikt voor het hogepriesterschap. Een hogepriester moet helemaal gaaf zijn. Hij zelf en ook de offergaven waarmee hij komt. In het licht van de heiliging is vooral het laatste een vreemd verhaal. Een waarschuwing voor verontreiniging met de dood past bij heiliging. Ook een aansporing tot een modelhuwelijk kunnen we daarbij plaatsen. (zie het Amerikaanse verhaal van de "promisekeepers".) Maar wat hebben ziekte en gebrek met heiliging van doen? Waarom keert God zich hier tegen lichaamsgebreken bij de hogepriester?

Genadig en barmhartig

Hier blijkt dat heiliging veel verder gaat dan de strijd tegen zonde alleen. God keert zich niet alleen tegen de zonde zelf maar ook tegen de gevolgen ervan. God is genadig en barmhartig. Naast vergeving geeft God ook genezing. Ze staan niet op één lijn die twee. Vergeving gaat duidelijk voorop. Maar God wil niet bij vergeving blijven staan. God zoekt een gezond en gaaf mens. Hij creëert een nieuwe schepping. Zijn genade wil niet alleen een nieuw handelen, een andere manier van leven. God schept een nieuwe mens en de hogepriester staat daarvoor model. Zo wandelt de hogepriester te midden van Israël als een levende belofte van God. Daar gaat het naartoe met de mens, die door God bevrijd is en Hem nadert. En het zal worden: zo hogepriester, zo volk.

Jezus Christus

Nu geldt van de hogepriester dat hij dood, zonde en gebrek uit de weg moet gaan. Hij wordt apart gezet van dit drietal, want hij kan er niets tegen doen. Meer zit er op dat moment, in die fase van de heilsgeschiedenis nog niet in. Aäron en zijn zonen kunnen nog maar nauwelijks iets van de nieuwe mens laten zien. Maar die nieuwe schepping werpt hier al wel zijn schaduwen vooruit. In Jezus Christus wordt die nieuwe mens in volle glorie zichtbaar. Hij gaat een stap verder, nu ja, een stap. In Hem gaat de mens met sprongen vooruit. Hij gaat de dood niet uit de weg, maar gaat die te lijf. En Hij overwint de dood. Ook voor zonde loopt Hij niet weg. Hij gaat de confrontatie aan. Hij neemt de zonden op Zich en draagt ze weg. Ook voor ziekte gaat Hij niet op de loop. Hij herstelt ze door zieken te genezen. Hij is de mens die dood, zonde en ziekte de baas is. Hij is de nieuwe mens, die God voor ogen staat. En om zich heen richt Hij tekenen van het nieuwe leven op. Om die nieuwe schepping is het God begonnen. De hogepriester is de eerstgeborene van de nieuwe schepping. Hij was het voor Israël, de Here Jezus is dat voor heel de wereld. Hij is Gods belofte van de nieuwe mens aan u en mij. Geen fictie, fantasie, droom, of onbereikbaar ideaal, maar belofte van God. Zo zal het worden, ja zo is het soms al. Een gemeente zonder vlek en rimpel. Mensen die ongelooflijk gaaf zijn.

Uw tederheid genas, wat er bitter in mij was...
Uw liefde overwon, keerde al mijn boosheid om...
Uw heil neem ik aan, o Heer.
U maakt mij gaaf, want u bent gaaf!
Dat is pas echt gaaf!

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.