Preek over Leviticus 16

2001-11-25 n.m.

Ds. M. de Jong

Verzoening

Liturgie:

Geliefden,Verzoening en voldoening? "Ik kan mij niet voorstellen, hoe de dood van iemand in een ver verleden voor mij, die vele eeuwen later leeft, heil en redding kan betekenen. Die gedacht inspireert velen vandaag in het geheel niet meer, maar roept eerder weerstanden op. Ben ik dan niet verantwoordelijk voor de gevolgen van mijn eigen woorden en daden?" Zo schreef iemand onlangs in een boek. Het zijn opmerkingen en vragen die herkenbaar zijn. Misschien hadden het zelfs wel die van ons kunnen zijn.Het gebeuren op Golgotha blijft mensen bezig houden. Over verzoening is door de eeuwen heen veel te doen geweest Ook recent is er weer veel discussie rond dit thema geweest. Daarbij blijkt dat verzoening door genoegdoening of voldoening ´uit´ is. Men kan niet leven met een God die vanwege gerechtigheid bloed wil zien. Het kan toch niet waar zijn dat God de mens zijn zonde betaald zet. En dat Hij daarbij dan ook nog het onderste uit de kan wil hebben. Toch lijkt dat te zijn wat de bijbel zegt. Het onrecht, dat God door de mens is aangedaan, moet recht gezet worden. Verzoening krijgt zo het karakter van vergelding. Voor veel gelovigen gaat dat te ver of is dat te eenzijdig. Zij vinden ook andere betekenissen van verzoening in de bijbel. Verzoening heeft dan niet te maken met vergelding, maar is veeleer gericht op verandering. En daar zit ook best wat in. We zien dat ook terug in Leviticus zestien en zeventien. Maar hoe je het ook wendt of keert, er blijft ook iets van ´goed maken´ in zitten.Het midden. Het boek Leviticus vormt, we hebben het al vaker gezegd, het hart van de thora. De plaats wijst daarop, het is het middelste boek van de vijf boeken van Mozes. De inhoud, de toenadering tussen God en mens, bevestigt het nog eens. Leviticus zestien en zeventien vormen op hun beurt nu het hart van het boek Leviticus. En dit midden lijkt in dit boek bewust gecreëerd. Dat zie je aan de eerste verzen van hoofdstuk zestien. Die verzen sluiten naadloos aan bij hoofdstuk tien. De tussenliggende hoofdstukken lijken op die plaats ingevoegd. Heel de structuur van het boek komt daarmee in een perfecte balans. (Ik kom daar in een volgende preek nog op terug.) Hoofdstuk zestien en zeventien vormen het midden. Alles in de omgang tussen God en zijn gemeente draait om wat deze hoofdstukken beschrijven. Het zestiende hoofdstuk beschrijft het hoogtepunt van de toenadering. Hier staat een mens voor Gods troon. Bijna van aangezicht tot aangezicht. Niet meer dan een wolk hangt er nog tussen. Grote Verzoendag is het hoogtepunt van oude verbond. Niet om de uittocht, de bevrijding uit Egypte, hoe belangrijk ook, gaat het God. Evenmin om de bouw en ingebruikname van de tabernakel, hoe indrukwekkend ook. Wel om déze ontmoeting op Grote Verzoendag, is het de Here allemaal begonnen. Hij wil niet, dat wij op afstand blijven, of Hem uit de weg gaan, maar Hem ontmoeten. Wij, mensen, zijn welkom bij God. We worden uitgenodigd om toe te treden.God wil geen bloed zien! En de verzoening dan? Moet er niet het nodige opgeruimd worden? Hebben wij, mensen, niet iets goed te maken? En kunnen we het wel goed maken? Is onze zonde en schuld niet veel te groot? Opvallend is dan de soberheid rond de plechtigheid op verzoendag. Deze bijzondere dag wordt hier niet eens bij name genoemd. Pas in Leviticus drieëntwintig en vijfentwintig is dat het geval. Ook blijft het plechtige ritueel een zeldzaamheid. Niet elke dag, maar slechts eenmaal per jaar. Ook niet iedereen is welkom, alleen de hogepriester. Niet in vol ornaat zal die verschijnen, maar in een eenvoudig kleed. Hoe ingetogen de festiviteiten zijn, wordt ook duidelijk bij het bloedritueel. Bij het verzoeningsritueel wordt nauwelijks bloed gebruikt. Zevenmaal wordt het bloed gesprenkeld met een vinger(!!!!) Minimaler kan het haast niet. God wil alles behalve bloed zien. Voor verzoening is het minste al genoeg. Daarmee lijkt nog eens benadrukt te worden dat het God niet om vergelding te doen is. Wat we God geven is tot een minimum teruggebracht. Bij verzoening wil de Here niet het onderste uit de kan. God is er niet op uit ons betaald te zetten wat we verkeerd gedaan hebben. Sterker nog, juist God blijkt uit op verzoening. Hij zelf geeft het zoenmiddel. Hij heeft het bloed als zoenmiddel op het altaar gegeven. Hij geeft óók hier wat Hij vraagt. Eigenlijk is het God die het goed maakt. Hij neemt het initiatief. Wij hoeven God niet op andere gedachten te brengen. Hij hoeft niet verzoend te worden, Hij zelf zorgt voor het zoenmiddel.Verzoening in dienst van ontmoeting. De bijbel wijst helemaal niet in de richting van wat wel een "bloedtheologie" genoemd wordt. Het bloed dat vloeit is minimaal. Niet alleen hier, maar ook op Golgotha. Israël moet met bloed juist zeer terughoudend zijn. Het mag door het volk van God niet gegeten worden. Ook mag het niet overal zomaar vloeien. Daaraan is heel hoofdstuk zeventien gewijd. Bloed mag voor Israël niet anders dan zoenmiddel zijn. En een beetje is dan al meer dan genoeg Het bloedritueel heeft tenslotte nog iets bijzonders. Je krijgt de indruk dat het meer om verzoening over het heiligdom dan van mensen gaat. (16: 16) De tent der samenkomst wordt gereinigd. De verzoening staat in dienst van de ontmoeting. De verzoening maakt de weg vrij voor de toenadering tussen God en mens. Er moet ruimte gemaakt worden, zodat God en mens elkaar kunnen blijven ontmoeten. En daarmee wordt verzoening gedaan voor heel Israël (16: 17)En onze zonden dan? Kunnen we ongestraft doorgaan? Moeten we niet op zijn minst schuld bekennen? Is dat niet de minimale voorwaarde voor de verzoening? Maar wie wil nu schuld belijden? Dat doe je niet gemakkelijk. Niet als je klein bent, ook niet als je groot bent. Je probeert altijd de schuld op een ander te schuiven. We ver-ont-schuld-igen ons. Dat lijkt er bij ons ingebakken. Adam en Eva doen het al. Adam schuift de schuld op Eva. Eva op haar beurt geeft de slang de schuld. Zo gaat het van den beginne en er is sindsdien weinig veranderd. We schuiven, als het even kan, de schuld door naar een ander. We doen dat, omdat we bang zijn voor de mogelijke gevolgen. Schuld is voor ons bijna automatisch verbonden met straf. En daarom zijn we in de regel niet royaal met schuldbelijdenissen. Zo verwacht je hier bij de schuldbelijdenis ook terughoudendheid. Maar dat blijkt absoluut niet het geval. Hier in Leviticus zestien gaat het anders. Aäron belijdt alle zonden van zich zelf en van het volk. Hoe kan dat? Is Aäron dan niet bang voor de gevolgen? Is hij samen met het volk niet bang voor de reactie van God? Nee, waarom zou hij?! Aäron weet beter. De Here heeft zelf voor verzoening gezorgd. Hij zelf heeft het zoenmiddel al gegeven. God komt geen verhaal halen, Hij is niet boos. De Heer is vastbesloten tot goedertierenheid. Zo zingen we met de berijming van Psalm 130. En daarom durft Aäron (uit naam van het volk) alles te zeggen. Hij legt zijn handen op de kop van de bok en belijdt alle zonden. En dan wordt de bok buiten de legerplaats gebracht. Zo ver mogelijk weg, de woestijn in, zodat de bok niet terug kan keren. De schuld/zonde worden zichtbaar weggedragen Zover het oosten is verwijderd van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons. Onze zonden gaan retour afzender, naar Azazel, de boze. Zo zijn de zonden van Israël verdwenen als sneeuw voor de zon. Zondebelijdenis blijkt geen voorwaarde voor, maar gevolg van verzoening. Juist de verzoening maakt ruimte voor belijdenis van zonde, niet omgekeerd. Ook dat zingen we, zij het met andere woorden, met Psalm 130. Maar Gij wilt ons vergeven, Gij scheldt de schulden kwijt, opdat(!) wij zouden vrezen uw goedertierenheid.Wat kwaad is, kwaad noemen. Verzoening schept niet alleen ruimte voor ontmoeting ook voor zondebelijdenis. Ik zou het zelfs nog iets scherper willen zeggen. De verzoening die God geeft, vraagt om schuldbelijdenis. De verzoening kan niet zonder. Wat verkeerd was en verkeerd is gedaan kan gezegd, ja moet ook gezegd worden. Anders wordt verzoening een doekje voor het bloeden. Verzoening leert ons niet te zwijgen over het kwaad. Verzoening vraagt ons juist het kwaad te benoemen. Geen zand erover, maar schuldbelijdenis. Zo maakt verzoening daadwerkelijke verandering mogelijk. Het is dan ook niet vreemd dat het ritueel van Grote Verzoendag eindigt met een brandoffer. Met een offer van hernieuwde toewijding sluit het verzoeningsritueel af. Zo neemt een mens de ruimte die God geeft.Eén is genoeg. We begonnen de preek met een citaat. "Ik kan me niet voorstellen, dat...." Nu ik kan me wel voorstellen dat de dood Jezus voor mij, die vele eeuwen later leeft, heil en redding kan betekenen. Voor verzoening blijk niet veel nodig. De dood van Eén blijkt daarvoor genoeg. Jezus is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld. Zo lezen we bij de apostel Johannes in zijn eerste brief, hoofdstuk twee, vers twee. Het is ongelooflijk, maar waar. Eén voor allen. Hij is zondebok voor heel de wereld. Hij is het Lam dat onze zonden wegdraagt. Door Hem krijgen wij de ruimte om het kwaad, dat wij gedaan, hebben te benoemen en aan te wijzen. Door Hem is voor ons een hernieuwde toewijding mogelijk. Zo leidt verzoening van God, de verzoening die God geeft, tot verandering bij mensen. We durven nu zelfs met onze zonden voor de dag te komen.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.