Preek over Leviticus 11

2001-10-21 n.m.

Ds. M. de Jong

Jezelf onbesmet van de wereld bewaren...

Liturgie:

Geliefden in onze Here Jezus Christus, God zoekt toenadering tot mensen als wij. Hij roept en nodigt ons om dichterbij te komen. En Hij zoekt die omgang niet alleen, Hij maakt die ook mogelijk. Dat laatste benadrukt het boek Leviticus. Want vanzelfsprekend is die omgang niet. Er blijft een wereld van verschil tussen God en mensen. Het is een verschil als dat tussen hemel en aarde. Maar, zoals gezegd, God zelf wil die omgang. En Hij doet er alles aan om die toenadering mogelijk te maken. Dat bewijzen ook de reinheidswetten uit de hoofdstukken elf tot vijftien. Het zijn voor ons westerse christenen geen gemakkelijke hoofdstukken. Ze passen in het beeld dat veel mensen van Leviticus hebben. Men ziet het als een boek met eindeloze, vaak saaie en eentonige lijsten. Een opeenstapeling ook van reeksen bijna gelijkluidende voorschriften. Hele hoofdstukken lijken sprekend op elkaar. Als iemand al de moed heeft eraan te beginnen dan haakt hij vaak al snel af. Het lezen of luisteren valt al zwaar, laat staan het begrijpen ervan. Bovendien hebben juist de reinheidswetten hun tijd gehad. Jezus heeft immers alles rein verklaard en de apostelen bevestigen dat. Alles is rein voor de reinen. Wat heeft het dan voor zin ze nog te lezen?! Nee daar beginnen we niet meer aan. Het is zonde van je tijd. Nu moet inderdaad gezegd, dat veel voorschriften voor ons niet meer gelden. We zijn niet meer gebonden aan allerlei regels ten aanzien van eten, drinken, enz. Wij hoeven geen onderscheid meer te maken tussen reine en onreine dieren. Ook is een vrouw na een bevalling niet meer veertig of tachtig dagen onrein. En onreinheid door melaatsheid is ook iets dat we nu niet meer kennen. De voorschriften voor rituele reinigingen golden voor Israël. De nieuwtestamentische gemeente is er niet meer aan gebonden. Blijft de vraag waarom we vanmorgen deze hoofdstukken hebben gelezen. Hier geldt wat de Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 25 leert. "Wij geloven, dat de ceremoniën en voorafbeeldingen van de wet met de komst van Christus hebben afgedaan en dat aan alle voorafschaduwingen een einde gekomen is, zodat het gebruik daarvan onder christenen moet komen te vervallen. Toch blijft voor ons de waarheid en inhoud ervan in Christus Jezus, in wie zij hun vervulling hebben." Met andere woorden: de vormen gelden niet meer, de inhoud blijft van betekenis. Dat blijkt ook op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament. We lezen daar dat Jezus melaatsen reinigt (Luc. 17), ja meer dan melaatsen alleen. Hij reinigt voor Zich een eigen volk, volijverig in goede werken (Titus 2: 14). Verder lezen we van de gemeente dat ze als een reine maagd voor Christus bedoeld is (2 Kor. 11: 2). Hieruit blijkt dat ook voor de gemeente van Jezus Christus reinheid van belang is. Na deze constatering gaan we weer terug naar de reinheidswetten in Leviticus. Om tot God te kunnen naderen moesten de Israëlieten rein zijn. Hoe de gemeente rein kon worden, vertellen de reinheidswetten. We beginnen bij de inhoud en betekenis van reinheid in de bijbel. Het woord lijkt tot de "tale Kanaäns" van de kerk te behoren. In het dagelijks spraakgebruik gebruiken we de woorden rein of reinheid niet of nauwelijks meer. Wel valt het hier in het zuiden nog hier en daar te beluisteren. Ook komen we het woord als deel van een groter woord tegen. Denk maar aan woorden als gemeentereiniging, verontreiniging en reinigingsmiddelen. Rein lijkt dan steeds verband te houden met zoiets als schoonmaak, bodemsanering en zuiveringsinstallaties. Onrein is heeft dan van doen met vervuiling en smerigheid. Nu past die verbinding ook wel bij het gebruik in de bijbel. Een aantal reinheidswetten bevorderen in Israël de hygiëne. Ze dragen bij aan gezondheid en een gezonde manier van leven. Toch is daarmee het belangrijkste over rein en onrein nog niet gezegd. De voorschriften staan immers in het kader van de ontmoeting met God. Voor die ontmoeting moet een mens rein zijn. Daarbij mag gedacht worden aan een goede douchebeurt en schone, (zondagse) kleren. Maar daarmee hebben we het volle gewicht van de gevraagde reinheid nog niet te pakken. Om achter dat "meer" te komen, zetten we de reinheidswetten nog eens op een rijtje. De eerste reinheidswet raakt de eetgewoonten (hoofdstuk elf). Er moet onderscheid gemaakt worden tussen reine en onreine dieren. De tweede wet gaat over de reiniging van een vrouw na een bevalling. Heel hoofdstuk twaalf is daaraan gewijd. De derde wet beschrijft de reinigingsrituelen bij de plaag van de melaatsheid. Die rituelen worden beschreven in hoofdstuk dertien en veertien. De vierde reinheidswet schrijft voor wat er moet gebeuren bij onreinheid door vloeiing of zaaduitstorting. Dat staat beschreven in hoofdstuk 15. Uit deze wetten blijkt, dat we voor reinheid dichtbij huis kunnen blijven. Reinheid raakt het leven van alle dag. Alle voorschriften zeggen iets over het leven in en rond ons huis. Het gaat om eten en drinken, kleding en onderdak, leven en dood. Reinheid is een zaak van "huisje, boompje, beestje". Of anders gezegd: God verwacht een "huis-tuin-en-keuken-reinheid". Zo dichtbij komt de reinheid, waarvan de reinheidswetten spreken. Het raakt ons in onze dagelijkse bezigheden en beslommeringen. Je ziet het op tafel, je merkt het aan de kleding en de huizen. Soms ontdek je het aan mensen, aan hun terughoudendheid. Ze blijven op gepaste afstand of op de achtergrond. Er vinden rituele reinigingen, wassingen plaats. Met het onreine kom je dagelijks in aanraking. Je ziet en merkt het overal om je heen. En juist daarom is het zo belangrijk om verschil te maken. Maar dat blijkt alles behalve eenvoudig te zijn. Want je ontkomt bijna niet aan onreinheid. Het lijkt wel alsof het in de lucht zit. Wat je ook doet, je raakt erdoor besmet. Een aanraking kan al voldoende zijn om onrein te worden. Soms is zelfs een indirecte aanraking al genoeg. Je raakt iets aan dat aangeraakt is door iets dat onrein is. Zo kunnen onreine dieren een mens onrein maken. Ook een huidziekte, schimmel in huis, en een bevalling hebben consequenties. Zelfs een zaadlozing en menstruatie maken een mens onrein. U merkt het besmettingsgevaar is groot. Nu kun je zeggen dat deze onreinheid door besmetting en aanraking aan de buitenkant, aan de oppervlakte blijft. Het zit allemaal niet zo diep. Maar die kant willen de reinheidswetten niet op. Want rein en onrein raken niet alleen de buitenkant. Het begint vaak aan de buitenkant, maar tast soms ook de binnenkant aan. Het zit met die reinheid en onreinheid dieper. Als het alleen aan de oppervlakte blijft is het geen punt. Onrein ben je als de huidschimmel (melaatsheid) dieper blijkt te zitten. Dat valt bijvoorbeeld te lezen in hoofdstuk dertien, vers drie. Reinheid en onreinheid zitten ten diepste van binnen. Het gaat daarin uiteindelijk om je hart. Zalig de reinen van hart, zij zullen God zien. Met deze verdieping van de reinheid zijn we er nog niet. We moeten voor het eigen karakter van rein en onrein nog een stapje verder. Onreinheid, zo blijkt uit de voorschriften heeft te maken met de dood. Onreine dieren blijken bijvoorbeeld roofdieren, roofvogels en aaseters te zijn. Ze hebben iets van doen met de dood of wat daarmee verband houdt. Bij de huidschimmel, de ziekte van melaatsheid is dat niet anders. De aangetaste mens loopt rond als iemand die in de rouw is. Zo kunnen we lezen in hoofdstuk dertien, vers vijfenveertig. Bij bevalling en menstruatie gaat het om het bloed dat daarbij verloren gaat. Bloed als symbool van leven vloeit weg en daarmee het leven zelf. En datzelfde kun je zeggen van het zaad van een man bij een zaadlozing. Als begin van leven komt het niet tot leven, maar vloeit weg. Ook andere vloeiingen laten levenssappen verloren gaan. Alles wat een mens onrein maakt, staat aan de kant van de dood. En dat past niet bij het leven dat God aan Israël heeft gegeven. Uit Egypte, het land van de dood, heeft de Here Israël verlost. Nu verwacht God van de gemeente dat ze verschil weet en maakt tussen rein en onrein, leven en dood. Wie tot God nadert, nadert de levende God, de God van levenden en niet van doden. Van dat besef moet Israël dag in dag uit doordrongen zijn. Maar is het geen onmogelijke opgave om rein te zijn? Bijna alles wat een mens onrein maakt overkomt hem of haar. Daar kun je, als mens, niets tegen doen. We leven in een gebroken wereld. Ons leven is aangetast. We dragen de dood in ons. Geen mens houdt de handen schoon. Midden in het leven zijn we door de dood omvangen (Lied 272). In die zin is hier ook geen sprake van zonde of schuld. Daarin verschilt reinheid van heiligheid. Toch kan ook onreinheid tot zonde worden. Dat heeft te maken met hoe wij er mee omgaan. We kunnen ons erbij neerleggen. Of we doen er niks mee, omdat het ons niets uitmaakt. We kunnen ons er echter ook tegen verzetten en verschil blijven maken. We brengen scheiding aan tussen rein en onrein, dood en leven. In Israël maakte men het verschil bijvoorbeeld door wassingen en eetgewoonten. Wij kunnen het verschil maken door het ondergaan van de doop. Want Christus reinigt ons door het waterbad met het woord (Ef. 5:26). Ook kunnen we verschil maken door gehoorzaamheid aan het Woord. Hij reinigt ons door en met het Woord opdat wij veel vrucht dragen (Joh 15). Juist de veelvoudige vrucht, die daarvan het gevolg is, onderstreept het leven in ons. We maken verschil door overvloedig te zijn in het werk van de Here. We doen dat in het besef dat onze arbeid niet vergeefs is in de Here (1Kor. 15: 58). Daarin laten we uitkomen dat de dood niet het laatste woord heeft. Tenslotte kunnen we het verschil ook laten uitkomen in onze omgang met de dood. We zijn bedroefd, maar niet zoals de andere mensen die geen hoop hebben (1Thess. 4:13). We rouwen, maar treuren niet. Zo reinigen we ons, gelijk Hij rein is (1Joh.3:3). We blijven verschil maken. We kiezen het leven (met God). We volgen Jezus, hét Leven.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.