Preek over Geloofsbelijdenis 1:c

2001-09-30 n.m.

Ds. M. de Jong

Schepper van hemel en aarde

Liturgie:

1. Geloven

Geliefden in onze Here Jezus Christus, Geloven is als het maken van een reis. Het is de reis van je leven, een ontdekkingsreis. Met open ogen en open oren ga je door de wereld. Wie gelooft, is op zoek naar tekens van Gods rijk. En al reizende zien we daarvan dan iets, …uit de verte (Hebr.11). We ontdekken hier en daar een stukje vervulling van Gods beloften. De twaalf artikelen kunnen daarbij dienen als een soort reisgids. Daarin laat de kerk horen wat ze van God gezien en gehoord heeft. Vandaag staan we stil bij de tweede etappe op de reis van het geloof. Het belijden van God als Schepper van hemel en aarde. Wat bedoelen we daarmee? Wat willen we met deze belijdenis zeggen? Wat betekent deze belijdenis voor u? Belangrijk is, om te beginnen, dat het Apostolicum een belijdenis is. We geven hier geen al dan niet wetenschappelijke verklaring van het ontstaan van de wereld. Met de belijdenis van God als Schepper zeggen we niet iets over de wereld, maar over God! We brengen daarmee onder woorden wat God met ons dagelijks leven van doen heeft. En daarmee zeg je als christen nog al wat. Want onze wereld lijkt eerder een product van menselijk dan van goddelijk handelen. Voor veel mensen staat God ver van ons dagelijks leven af. Misschien is Hij er ooit op betrokken geweest, maar nu staat Hij er helemaal buiten. Met de belijdenis van God als Schepper belijden wij het tegendeel. Over God kunnen we overigens alleen belijdend spreken. De bijbel geeft nergens wetenschappelijke verklaringen. Wel wordt daarin onze werkelijkheid tot op God geduid. Daarvoor hebben we soms veel woorden nodig. Soms lijken die woorden elkaar zelfs tegen te spreken. Je kunt blijkbaar van heel veel kanten naar dezelfde werkelijkheid kijken. En dat geldt niet alleen voor het belijdende duiden van de kerk. Ook natuurkundigen kunnen bij het licht alleen met twee woorden spreken. Licht blijkt tegelijkertijd golf en deeltje te kunnen zijn! Om recht te doen aan de werkelijkheid moet je zowel het een als het ander zeggen. Je krijgt niet alles op een rijtje. Ook niet op één noemer. We zullen iets soortgelijks ook ervaren bij deze belijdenis.

2. Schepper

We belijden niet de schepping maar de Schepper. Met het belijden van God als Schepper zeggen we iets wezenlijks van God. Daarmee zeggen we allereerst dat God boven deze, de ons bekende, wereld uitgaat. Hij is meer dan alles wat we om ons heen zien en ervaren. We zeggen dan dat God transcendent is. Hij is altijd meer dan wij van Hem weten of zeggen kunnen. Verder zeggen we met deze belijdenis iets over het hier en nu. We duiden daarmee ons leven en onze wereld. Schepping is niet iets uit een ver verleden. Onze werkelijkheid is schepping. God is als schepper op onze wereld betrokken. Met dit belijden karakteriseren we onze werkelijkheid. Vraag is dan hoe we die betrokkenheid van God als schepper zien. Als vanzelf wordt dan bijna altijd gedacht aan "bovennatuurlijke ingrepen". Ingrepen als in de dagen van Jozua, de tijd van de intocht. God die zon en maan, zeg maar de tijd even stil zet, om Israël aan de overwinning te helpen. Maar Gods scheppingswerk zit niet zozeer in de bijzondere ingrepen. Het werk heeft iets alledaags. Hij heeft iets met onze wereld. Voor alles schept Hij gewoon orde (zie Genesis 1 en Jesaja 45).

3. Hemel

De bijbel tekent ons God, als Schepper van hemel en aarde. Hier worden hemel en aarde genoemd en soms daarbij nog de zee en al wat daarin is. De bijbel met kanttekeningen merkt daarbij op, dat "hemel en aarde" hetzelfde is als wat wij het heelal noemen. Je zou dus net zo goed kunnen zeggen: ik geloof in God, de Schepper van het heelal. Maar dat is absoluut niet het geval. Het heelal is niet hetzelfde als hemel en aarde. Ik sluit mij hier aan bij wat Okke Jager daarover zegt. Wij moeten bij de schepping met twee woorden spreken. Allereerst over de hemel. Die gaat voorop. Waarvoor staat de hemel? Het woord wordt voor verschillende zaken gebruikt. We kunnen daarbij denken aan het wolkendek, de sterrenhemel, de woonplaats van God, en ook aan de verblijfplaats van gestorven gelovigen. We kennen op zijn minst zeven hemelen. Want de zevende hemel suggereert dat er op zijn minst nog zes zijn. En tenslotte: in Genesis 1 lezen we dat God het uitspansel hemel noemt. Maar zijn al die verschillende betekenissen van het woord hemel niet verwarrend? Zo kunnen wij de echte hemel en de blauwe hemel toch niet meer uit elkaar houden. Maar dat is, volgens Okke Jager nu precies de bedoeling. God schilderde de naam van zijn paleis op het dak van onze woning. Jesaja 45 laat die veelvoudige betekenis van de hemel ook duidelijk uitkomen. We zien daar de hemel niet alleen als iets boven ons, maar vooral als iets voor ons. Natuurlijk staat de hemel boven ons. God spant de hemel als tent over de aarde. De tent van God spant zich over de mensen. We weten wat ons boven het hoofd hangt. Daarmee is de hemel beeld van bescherming. Maar de hemel is er niet minder voor ons. De hemel buigt zich over de aarde. Christus komt voor ons uit de hemel. Wij ontvangen allerlei hemelse gaven. We worden overladen met zegen uit de hemel. We verwachten een hemelse erfenis, een hemelse stad, een hemels vaderland. De hemel komt met andere woorden naar ons toe. Ook blijft de geschapen werkelijkheid open voor hemelse verrassingen (bovennatuurlijke ingrepen). Er blijft ruimte voor het wonder, inbreng vanuit de hemel.

4. Aarde

Van de aarde valt niet minder te zeggen dan van de hemel. Je kunt de aarde zien als een nietig stipje stof in de eindeloosheid van ruimte en tijd. We ervaren dan vooral leegte, huiver ook. We voelen ons verloren in een onmetelijk, immens heelal. Hoe anders spreekt echter de Schrift. De aarde is van de Here en haar volheid. De aarde is geen baaierd, geen onleefbare woestenij, tohoe wabohoe. God heeft juist ruimte gemaakt voor plant, mens en dier. Daarom kunnen en mogen wij ons er in thuis voelen. De werkelijkheid, waarin wij leven is betrouwbaar. Onze wereld is geen spookhuis, we kunnen op haar aan. We leven in een geschapen wereld. Dat geeft aan onze wereld iets vertrouwds. Onze Vader in de hemel heeft haar gemaakt. Wij voelen ons niet als een kat in een vreemd pakhuis. God maakte de aarde leefbaar door zijn woord en Geest. Zo was het in de beginne: de Geest Gods zweefde over de wateren. En elke dag opnieuw neemt God het woord: "En God zei…" En nog steeds schept Hij orde door zijn woord en Geest. Tot op de dag van vandaag is Hij aan het scheppen.

5. Zes dagen

Dat vertellen ook de zes dagen. Daarin krijgen we geen beschrijving van het ontstaan van deze wereld. Het is een belijden van een Gods omzien naar onze bestaande wereld (zie ook Psalm 104). Genesis 1 zegt met andere woorden meer over het bestaan van onze wereld dan over het ontstaan ervan. Je zou de zes dagen kunnen zien als zes artikelen waarin God als Schepper wordt beleden. Genesis 1 is wat dat betreft net zo opgebouwd als de Apostolische Geloofsbelijdenis. De laatste belijdenis is opgebouwd uit twaalf artikelen, de eerste geloofsbelijdenis in zes. Binnen dit belijdende spreken van Genesis 1 blijven de dagen gewone alledaagse dagen. Genesis 1 houdt zich daarbij aan de oosterse dagindeling (het was avond geweest en morgen geweest...) Zo wordt tot in de vorm van de belijdenis vastgehouden dat scheppen Gods dagelijks werk is. Zijn werkweek bestaat tot op de dag vandaag uit scheppen en rusten. God heeft er nog steeds zijn handen aan vol. Betekent dat dan dat de schepping niet af is? En hoe zit het dan met het goede van de schepping?

6. Goed

Scheppen betekent zeker, zo hebben we in de bijbel gelezen, ook orde scheppen. In die zin blijft scheppen ook nodig, want de wereld blijkt alles behalve op orde. De schepping zucht, als in barensweeën. Zo schrijft Paulus (Romeinen 8). Wij belijden God dan ook niet als schepper van een hemel op aarde. Hij is voor ons Schepper van hemel en aarde. Gods relatie met onze wereld kunnen we niet met een woord duiden. We hebben daar meer woorden voor nodig. Zelfs als we over God als schepper spreken hebben we aan één woord niet genoeg. We belijden God als schepper van hemel en aarde. We geloven dat de wereld waarin we leven goed is. God staat immers scheppend aan het begin en einde. Tegelijk belijden we dat de wereld buiten haar wil om en tegen haar wil in aan zinloosheid is onderworpen (Romeinen 8). De aarde staat daarin echter niet tegenover de hemel. En de hemel al helemaal niet tegenover de aarde. Ook leven hemel en aarde niet langs elkaar heen. Ze raken elkaar in het uitspansel. Ze zijn op elkaar betrokken, nog niet met elkaar verweven. Wij geloven niet in God als schepper van een hemel op aarde. Ook niet in een God die de hemel schiep tegenover de aarde. Wel belijden wij God als Schepper van hemel én aarde. Dat geloof heeft iemand eens een motie van vertrouwen genoemd.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.