Preek over 1 Korintiërs 14:34-36

2001-09-09 v.m.

Ds. M. de Jong

Het staat lelijk...

Liturgie:

Geliefden in onze Here Jezus Christus. In 1 Kor.12 begon Paulus over de uitingen van de Geest. Het begin was charismatisch, uitbundig, en veelzeggend. In 1 Kor.14 lijkt aan alle geestvervoering een einde gekomen. Orde en regelmaat zetten aan het slot de toon. Ja het lijkt erop dat de Geest tot zwijgen gebracht wordt. Het heeft voor ons gevoel iets van een anticlimax. Het kan toch niet waar zijn dat de Geest mensen het zwijgen oplegt. En toch is dat hier het geval. Het Geestelijke enthousiasme wordt in goede banen geleid. In de samenkomsten van de gemeente zal alles betamelijk en in goede orde geschieden. Daarbij moeten we niet vergeten dat de samenkomsten in die tijd een vrijer karakter hadden dan de onze. Ieder heeft wat..., zo lezen we in 1 Kor.14 vanaf vers 26. Maar niet alles hoeft altijd in de samenkomsten ingebracht te worden. Soms is het beter te zwijgen. Tot driemaal toe wordt dat hier gezegd. Gemeenteleden die in tongen spreken (klanktaal) moet soms zwijgen. Profeten moet soms het zwijgen worden opgelegd. En soms hebben ook vrouwelijke gemeenteleden te zwijgen. Om dit laatste zwijggebod is het ons nu te doen. Dit gebod raakt veel meer dan alleen het zwijgen. Het gaat om gemeente zijn in de wereld. Hoe geef je daaraan gestalte? De nadruk wordt dan vaak gelegd op het anders zijn. De tegenstelling (antithese) tussen gemeente en wereld wordt benadrukt. In dit zwijggebod gaat het echter juist om de andere kant. Niet wordt benadrukt, dat de gemeente niet van de wereld is. Het zwijggebod legt het accent op het in de wereld zijn van de gemeente. Onder het thema: Het staat lelijk...zoeken we naar de reikwijdte van dit gebod. We beginnen bij het zwijgen zelf. Hoe ver gaat dat? Moeten vrouwen in de gemeente zwijgen in "alle talen"? Of denk Paulus hier aan een bijzondere situatie? Vanuit het verband worden door tal van uitleggers verschillende suggesties aangereikt. We beginnen bij vers

35. In het licht van dat vers lijkt het zwijgen zich te bepe

het vragen om uitleg of opheldering. Anderen zien een verband met het voorgaande en denken dan vooral aan de beoordeling van de profetie, waarvan in vers 29 sprake is. Weer anderen houden op basis van vers 34 vast aan een absoluut zwijggebod. Het is vrouwen in de samenkomsten van de gemeente niet vergund te spreken. Vraag is echter of deze uitleggers 1 Kor.11: 2-16 wel voldoende in rekening brengen. Daar blijkt de apostel namelijk geen enkel bezwaar te hebben tegen het publieke bidden en profeteren van de vrouwen. Zijn bewaar geldt daar de manier waarop vrouwen dat doen, namelijk met ongedekt hoofd. Dat heeft geen pas, maar over hun bidden en profeteren op zich geen onvertogen woord. Persoonlijk zie ik in 1 Kor.14 vooral een verband tussen zwijggebod en de orde in de samenkomsten. Tot driemaal toe wordt hier een spreken dat de orde verstoort verboden. Het blijft dan echter opmerkelijk dat Paulus hier met name de vrouwen aanspreekt. Waarom wordt hier dan niet de gemeente als geheel het zwijgen opgelegd? Welke argumenten gebruikt Paulus voor het zwijggebod voor de vrouwelijke leden? Kern van de argumentatie achter het laatste zwijggebod is onderschikking. Vrouwen moeten ondergeschikt blijven. Dat "blijven" staat er in het Grieks niet, de "onderschikking" wel. Bij die onderschikking mag dan gedacht worden aan een zich voegen, invoegen. Ik zie hierbij iets voor me als het ritsen op de snelweg. De één maakt ruimte en de ander neemt die ruimte in. Dat is wat Paulus van de vrouwelijke helft van de gemeente verwacht. In ieder geval van de gehuwde vrouwen in de gemeente. Die kern van zeg maar "ritsen" wordt van drie kanten onderstreept. Eerst wordt verwezen naar andere kerken. Vervolgens wordt door Paulus de wet aan gehaald. En tenslotte spreekt hij van wat men toen en daar gewoon was. Het kerkverband komt ter sprake in de verzen 33b, 34a en 36. De gemeente van Korinthe moet zich realiseren dat ze niet de eerste gemeente is. Evenmin moet ze zich gedragen alsof ze de enige gemeente van Jezus Christus is. Wat in andere gemeenten is voorgeschreven geldt niet minder voor Korinthe. De gebruiken en gewoonten in andere gemeenten hebben ook betekenis voor de gemeente van Korinthe. Het argument van de wet vinden we terug in vers 34b. Met die wet verwijst Paulus naar de Schrift, de bijbel. In de wet, de bijbel zou al staan dat vrouwen ondergeschikt moeten blijven. Waar de wet dat zegt maakt hij echter niet duidelijk. Blijkbaar was dat algemeen bekend of niet belangrijk genoeg. Het laatste lijkt het geval te zijn, gezien het gebruik van het woordje "ook". Ook de wet zegt dat. De wet bevestigt wat men toen als normaal beschouwde. Het schriftuurlijke argument lijkt van bijkomend belang te zijn. De onderschikking van de vrouw blijkt niet in tegenspraak met de bijbel. De nadruk ligt in de door Paulus gebruikte redenering op de heersende zede (35b). Het staat lelijk voor een vrouw in de gemeente te spreken. Het ontsiert haar en is een vrouw onwaardig. Hoe zo lelijk? Het woord duidt op schaamte en verlegenheid. Het wordt zowel gebruikt in verband met uiterlijk (1 Kor.11), als ook met gedrag (1 Kor.14 en 1 Tim.2). Lelijk betekent dat het geen pas geeft, het hoort niet. Een dergelijk gedrag is misplaatst, staat haaks op de heersende zeden. Zwijgen staat niet lelijk. Daarvoor hoeft een vrouw zich in die tijd niet te schamen. Vraag is nu natuurlijk of het hier gaat om een wisselende zede of blijvende norm? Verwijst het woord lelijk naar de zede van die tijd of de norm van de bijbel? In het eerste geval zou het zwijgen van vrouwen iets zijn dat bij die tijd hoort. Gaat het om een bijbelse norm dan is het iets van alle tijden en plaatsen. Wie Paulus redenering volgt ontdekt dat het schriftuurlijk argument zeker niet het belangrijkste is. Het woordje "ook" daarbij laat dat duidelijk uitkomen. Ook het feit dat het op de tweede plaats en in een bijzin aan de orde komt is veelzeggend. Tenslotte is opmerkelijk dat de apostel daarna nog het argument van de heersende zede noemt. Wat is de waarde van die toevoeging? Het schriftuurlijke argument zou toch voldoende overtuigend moeten zijn?! Toch noemt Paulus het hier. Hij wil gezegd hebben dat het lelijk staat voor een vrouw om in het openbaar te spreken. De gemeente is met andere woorden geroepen om in deze wereld te staan. Daarmee zijn we bij de reikwijdte van dit zwijggebod. Nergens en nooit mag de gemeente zich zo van de wereld vervreemden, dat haar boodschap niet meer overkomt. Toen en daar in Korinthe zou het spreken van vrouwen in de samenkomsten een belemmering voor het evangelie zijn geweest, nu is dat juist omgekeerd. Nooit mag de gemeente (het gemeenteleven) een ergernis worden waarover men struikelt. Als men het evangelie niet aanneemt, moet dat zijn omdat men Christus niet wil aannemen. Zoals Paulus de Joden een Jood en de Grieken een Griek werd om slechts enigen voor Christus te winnen, zo zal de gemeente de wereld een wereld worden om de blijde boodschap van het evangelie niet in de weg te staan. Het stond toen lelijk voor vrouwen om in de gemeente te spreken. Het is uitwerking van de Geest van Jezus Christus. Het is nu geen gehoor als de vrouwelijke gemeenteleden zwijgen. Het is werk van diezelfde Geest. De gemeente van Jezus Christus is niet van deze wereld, maar staat er wel middenin. Juist om het evangelie ook vandaag te kunnen bemiddelen.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.