Preek over Geloofsbelijdenis 1:a

2001-09-02 n.m.

Ds. M. de Jong

Ik geloof

Liturgie:

Inleiding

Bij deze preek heb ik voor de kinderen het beeld van de verrekijker gebruikt en uiteraard een verrekijker meegenomen. Met dat beeld heb ik vooral aansluiting gezocht bij het thema van geloven als het maken van een reis en het zien vanuit de verte, waarvan Hebreeën 11 spreekt. Geloven betekent onderweg zijn en oog hebben voor(de vervulling van) Gods beloften.

1. Ik geloof

Geliefden in onze Here Jezus Christus. De psalmen die we zo juist hebben gezongen schetsen geen vrolijk beeld van geloven. In alle drie (Psalm 73, 27 en 42, in die volgorde hebben we ze gezongen) hoor je van worsteling en strijd. Geloven blijkt voor degenen die hier spreken alles behalve gemakkelijk. Het lijkt mensen zonder geloof ook goed te gaan. Voor gelovigen blijft het een zoeken en strijden. Je mag al blij zijn wanneer je als gelovige het hoofd boven water kunt houden. Dat is de teneur van deze psalmen. We zingen de woorden ervan, maar voor ons gevoel staan ze ver van ons af. Niet dat geloven voor ons altijd gemakkelijk is, maar zoveel strijd als in deze psalmen lijkt het ons toch niet te kosten. Geloven is voor velen binnen de gemeente nog steeds tamelijk vanzelfsprekend. Wel ervaren we steeds vaker dat ook onder ons geloven minder vanzelfsprekend wordt. De tijd van het ongetwijfeld geloof lijkt voorbij. De ongerijmdheden van het geloof stapelen zich op. De vragen bij het geloof, ook binnen de kerk, nemen toe. Hoe kan een God van liefde zoveel ruimte laten voor lijden? Is het nodig om nog steeds te geloven in een maagdelijke geboorte? Zou Jezus niet ook als gewoon mens gezien mogen worden? Moet je nu echt nog geloven in de voorzienigheid van God? Wat is de kern van ons belijden? Bestaat er eigenlijk wel zoiets? Moeten we alles geloven wat onze vaderen geloofd hebben? Is het voor een redelijk mens nog wel mogelijk te geloven? Of geloven zelfs gelovigen tegen beter weten in? Deze en andere vragen rond geloven dringen zich steeds nadrukkelijker aan ons op. In dat licht staan we de komende maanden stil bij het christelijk geloof. In deze preek concentreren we ons op de act van het geloof: het geloven zelf. Het gaat ons dus niet zozeer om een definitie van het begrip geloof, maar om beschrijving van het geloofsleven. Met andere woorden: geloven - hoe doe je dat? Of wel: wat bedoelen we als we zeggen: ik geloof? De tweede vraag is een vraag naar het begin. Waarmee begint geloven? Hoe kom je tot geloof?

2. Wat is geloven?

Iedereen weet dat geloven meer is dan naar de kerk gaan. Ook ben je nog geen gelovige wanneer je grote bijbelkennis hebt. Je bent er niet met het aanvaarden van een aantal waarheden. Dat weten we allemaal. Maar wat is het dan wel? Een oud beeld kan hier veel verduidelijken. In dat beeld wordt geloven vergeleken met het maken van een reis. Dat beeld is bekend en vertrouwd in de bijbel. Uit het eerste deel van de bijbel kennen we bijvoorbeeld de reis van Abraham en Israël. Ook het tweede deel staat vol met reizen. De volgelingen van Jezus zit het reizen in het bloed. Wie gelooft komt in beweging, gaat op weg. Zo iemand kan niet blijven zitten of staan. God neemt ons op in zijn uittocht, zijn beweging. De slogan van een nieuwe omroep past daarom wel bij het christendom: Yorin - You're in the movement. Je bent opgenomen in de beweging. Het beeld van die reis zien we ook terug in Hebreeën 11. We horen van mensen die wandelen, onderweg zijn, in tenten wonen enz. - Ik ga nu even voorbij aan het beeld van de wedloop uit het vervolg, hoofdstuk 12. Al zou je zelfs een wedloop nog een soort reis kunnen noemen - . Goed, we kunnen ons geloven voorstellen als het maken van een reis. Daarbij moet echter niet gedacht worden aan een plezierreisje of schoolreisje. In de regel blijkt de weg die God met ons gaat alles behalve gemakkelijk. Het gaat door vuur en water, woestijn en zand, strijd en nederlaag. Het beeld van de wedloop past, achteraf, misschien wel beter in het reisplaatje dan we dachten. Hebreeën11:1 geeft precies aan waar we bij de reis van het geloof aan mogen denken. We lezen daar: "Geloof is de zekerheid der dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet". In één adem wordt hier gesproken van zekerheid en hoop, bewijs en niet zien. Voor ons gevoel vormen die woorden een onmogelijk combinatie. Ze passen niet bij elkaar. Sterker nog: ze sluiten elkaar uit. Je hebt zekerheid, je hebt iets in handen òf je hebt hoop en nog niets in handen. Je hebt bewijs en je ziet dus iets, of je ziet niets en hebt dus ook geen bewijs. Het is onmogelijk zeker te zijn van je zaak, als je nog niets in handen hebt. Van bewijs kun je niet spreken als er niet iets te zien valt. De onmogelijke combinatie van Hebreeën 11:1 laat zien dat het geloof ongerijmd is. Daarin komt samen wat niet samen kan. In het geloof zit een geweldige spanning. Een spanning die we niet kunnen opheffen. Soms ervaren we iets van die spanning. Alle pijn, strijd, worsteling en aanvechting van het geloof ligt daarin verborgen. We zien niet en toch hebben we bewijs. Je hebt iets, en tegelijkertijd zie je er nog niets van. Of je ziet er maar heel weinig van. Dat vertellen ook de levens van de geloofsgetuigen uit Hebreeën 11. In vers 13 valt dat heel duidelijk te lezen. In het geloof zijn zij allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben, slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet.. Ook aan het slot van het hoofdstuk wordt nog eens bevestigd, dat alle gelovigen het beloofde niet verkregen hebben. Deze kant van het geloof, de kant van hoop en niet zien, of slechts uit de verte zien, kennen we. Net als de geloofsgetuigen van Hebreeën 11 zien we nog maar weinig van de vervulling van Gods beloften. Maar waar is de andere kant? Welk bewijs en welke zekerheid hebben we nu eigenlijk? Hoop en niet zien hebben te maken hebben met de beperkte vervulling van Gods beloften. De zekerheid en het bewijs vinden hun grond in Gods beloften zelf. We hebben beloften en daarin ligt onze zekerheid en het bewijs. Want die beloften komen van God. Hij maakt zijn woorden waar. Wat Hij belooft doet Hij ook. Heel de geschiedenis van Israël is daarvan het bewijs. Net als Israël zien we van (de vervulling van) Gods beloften niets of slechts weinig. Maar er zijn er in Israël die van vervulling kunnen spreken. Zo kent waar geloof een soms bijna ondraaglijke spanning, maar het is nooit zonder verwachting. Waar geloof kan niet zonder belofte, leeft van de belofte. Wat het magnetisch veld van de noordpool is voor het kompas, dat is de kennis van Gods beloften voor ons leven. Zonder die kennis missen we het oriëntatiepunt in ons (geloofs)leven. De beloften van God geven richting aan ons leven en bepalen de koers ervan. Dat is heel mooi te zien aan het leven van de vader van alle gelovigen. De beloften van God zetten Abram in beweging en brengen hem in Kanaän. Zonder die beloften was hij waarschijnlijk nooit van zijn plaats gekomen. Geloven mag daarom gezien worden als een op-weg-gaan. Het gaan van een weg, in het vertrouwen dat er een weg zal zijn. De beloften van God houden ons daarbij op de weg. Als de rode en witte reflectoren langs onze onverlichte wegen.

3. Hoe kom je tot geloven?

Waarom zou je nog geloven? Soms lijkt er alle reden om niet meer te geloven. Ook als wereldverklaring valt het geloof voor velen door de mand. En wie dacht dat geloven houvast gaf komt ook bedrogen uit. Je moet wel gek zijn om nog te geloven. Voor al die verhalen lijkt wel iets te zeggen. Het bewijst in ieder geval nog weer eens dat geloven niet (meer) de gewoonste zaak van de wereld is. We laten ons niet zomaar in beweging zetten (verlossen). God moet soms hemel en aarde bewegen om ons in beweging te krijgen. En dat is nooit anders geweest. "Het licht is in de wereld gekomen en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht." (Johannes 3)Geloof heeft en houdt iets ongrijpbaars. Je hebt het of je hebt het niet. Of beter nog: het heeft jou. Je wordt er door geraakt. U bent er door gegrepen. Je komt er niet meer van los. God overkomt je… Hij wordt je te machtig? Dat is bijvoorbeeld Jeremia overkomen (Jer. 20). "Ik wil aan Hem niet denken en in Zijn naam niet meer spreken. …dan werd het in mijn hart als brandend vuur…ik matte mij af om het in te houden maar ik kon het niet…"En dat kan jou ook overkomen. Dat kan u ook gebeuren. Het vuur kan ook in ons gaan branden. Getuigen zijn daarvoor onmisbaar. Mensen, die vertellen wat ze van de vervulling van Gods beloften hebben gezien. Gemeenteleden die elkaar wijzen op wat God door zijn Geest in hun leven heeft gedaan. Veelal zijn het niet argumenten die mensen over de streep trekken, wel getuigenissen. Om te kunnen getuigen zullen we om te beginnen moeten weten wat God beloofd heeft. Want alleen dan kunnen we ook vertellen hoe God die beloften vervuld heeft. Misschien krijgen we niet veel te zien of slechts iets uit de verte. Maar laten we wat we te zien krijgen vooral aan elkaar doorgeven. Want daarmee wordt een basis gelegd voor geloof. We hebben misschien niet veel, maar laten we wat we hebben doorgeven aan elkaar. Want alleen zo zullen er ook in de toekomst zijn, die belijden: ik geloof.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.