Preek over 1 Korintiërs 12:4 e.v.

2001-07-08 v.m.

Ds. M. de Jong

Oog voor elkaar

Liturgie:

Geliefden in onze Here Jezus Christus. We leven als mensen in allerlei relaties. Die relaties vullen we op allerlei manieren in. Ik noem de drie meest bekende vormen. o Je doet iets samen met een ander. De relatie heeft de vorm van samenwerking. Je werkt samen voor een bepaald doel. Dat doe je bijvoorbeeld binnen een bedrijf. o Een heel andere manier van met elkaar omgaan is die waarin je met iemand omgaat omdat je iets aan de ander hebt. De ander heeft iets voor jou, en jij iets voor de ander. Je plukt over en weer de voordelen van de relatie. Hierbij kunnen we denken aan de markt. o De derde relatie houdt in dat je er voor de ander bent. Het gaat niet om een gezamenlijk doel. Ook is het niet om gezamenlijk voordeel te doen. Nu gaat het om de ander zelf. Je wilt niet zonder die ander zijn.Hier komt, als het goed is, de kerk in beeld. Nu heeft het gemeenteleven iets van een bedrijf. We hebben gemeenschappelijk doel, wat wel genoemd wordt de Grote Opdracht. "Gaat dan heen maakt al de volken tot mijn discipelen."(Matth. 28) Ook zal het gemeenteleven iets van een markt hebben. Het heeft ook wederzijdse voordelen om samen gemeente te zijn. We kunnen bemoedigd worden door elkanders geloof (Rom. 1). Maar het gemeenteleven zal toch vooral iets van de kerk moeten hebben. En juist daar zit in de gemeente van Korinthe het probleem. In vers 25 gebruikt Paulus een woord dat hij al eerder in deze brief heeft gebruikt: schisma. Hier in 1 Kor.12 vertaald met verdeeldheid, maar in 1 Kor.1: 10, met scheuring. En schisma, scheuring, dreigt binnen de gemeente van Korinthe. Door de verscheidenheid binnen de gemeente lopen de spanningen hoog op. Er hebben zich inmiddels verschillende groepen gevormd. De onduidelijkheid over de uitingen van de Geest speelt daarbij zeker ook een rol. De verscheidenheid aan genadegaven dreigt de gemeente te verscheuren. De genadegaven gegeven tot welzijn van allen zijn een splijtzwam in de gemeente. In Korinthe ziet men door de leden de gemeente niet meer. De verscheidenheid dreigt op twee manieren de gemeenschap te breken. Aan de ene kant zijn er gemeenteleden die zeggen: "Ik hoor er niet bij". Aan andere kant hoor je er die tegen broeders en zuster zeggen: "Ik heb je niet nodig". We beginnen bij het gevoel verwoord in de zin "Ik hoor er niet bij". Daarover schrijft Paulus het een en ander in vers 15-16. Als de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, hoor ik niet bij het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam? En als het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het oor er daarom niet bij? Sommige gemeenteleden in Korinthe hebben duidelijk het gevoel er niet bij te horen. Het wordt vaak niet hardop gezegd, maar je merkt het wel. Je merkt dat aan het feit, dat er niet naar je wordt geluisterd. Anderen zien je niet staan, lopen aan je voorbij. Zelden of nooit wordt er een beroep op je gedaan. Gemeenteleden die er voor hun gevoel niet bijhoren, voelen zichzelf vaak ook minder dan anderen. En van het een komt het ander. Als vanzelf raken gemeenteleden dan minder betrokken op het gemeenteleven. Hun gedrag sluit aan op hun gevoel en ervaring. Ik hoor er niet bij, dan doe ik ook niet meer mee. Gemeenteleden die zo denken en doen, werken daardoor mee aan het schisma in de gemeente. Voor deze mensen heeft Paulus een boodschap in vers 17-20. Wat als het lichaam een en al oog was, waar bleef het gehoor... Wat heb je aan een gemeente die van alles ziet, maar geen handen heeft om ook daadwerkelijk te helpen? Wat heb je aan een gemeente die alles hoort, maar geen voeten heeft om in beweging te komen? Niemand kan gemist worden. Elk lid telt mee. Nu de andere kant. De gemeenteleden die zeggen: "Ik heb je niet nodig". Ook dat wordt niet altijd met zoveel woorden gezegd. Wel laten we het elkaar in de gemeente soms merken. En dat heeft lang niet altijd met gaven te maken. Ook leeftijd kan aanleiding zijn. Ouderen tellen niet meer mee. Jongeren nog niet. Voor deze gemeenteleden heeft Paulus een boodschap in vers 22-25. Hij legt de vinger bij een merkwaardig verschijnsel. Juist die leden welke het zwakst zijn schijnen noodzakelijk. De delen die we minder in ere houden, bekleden we meer eervol. De minder edele leden worden met groter eer behandeld. Waarop doelt Paulus met die zwakke en minder edelen leden? Ik zoek de verklaring in vers 23. Daar spreekt Paulus van bekleden. Denk daarbij aan de kleedgewoonten in die tijd. Men droeg een onderkleed en bovenkleed. Beiden bedekten heel het lichaam met uitzondering van het gezicht en de handen. De edele leden zijn de zintuigen, ogen, oren, neus, mond en handen. Die leden die het contact met de omgeving maken blijven vrij. Zo geeft God meer eer aan hetgeen misdeeld was. Dat doet Hij opdat de leden gelijkelijk voor elkaar zouden zorgen. Zo leren kleedgewoonten ons hoe we in de gemeente met elkaar mogen omgaan. Juist de minderbedeelden worden met meer zorg omringd. In de gemeente van Jezus Christus is er ruimte voor iedereen. Want de gemeente is niet in de eerste plaats bedrijf. Waar je alleen maar van waarde bent, als je kunt bijdragen aan het doel. Ook is de gemeente niet zozeer een markt. In de gemeente heb je ook oog voor elkaar als je daar geen voordeel bij hebt. Het gemeenteleven heeft het karakter van een kerkgemeenschap. Dat is een gemeenschap waar iedereen van waarde is en niemand gemist kan worden. Iedereen telt mee, niet om wat hij of zij kan, maar om wie hij of zij is als mens. Ja de (door de Geest) minder begaafden, de minder in het oog lopende leden, zouden meer in het zonnetje gezet moeten worden. Zij verdienen meer zorg en aandacht. Ze mogen best voorgetrokken worden. Zo zal een gemeente vooral kerk zijn (meer dan bedrijf en markt). Paulus noemt dat het lichaam onderscheiden. De Geest opent ons daarvoor het oog. De Geest zorgt ervoor dat we elkaar zien zitten. Ook daarin zien we iets van de uitingen van de Geest. Hoe meer oog voor elkaar, hoe meer werking van de Geest.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. de Jong een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.