Preek over Efeziërs 3:14-17a

2001-06-03 v.m.

Ds. A. van der Dussen

Geestelijk leven

Liturgie:

1.

Tegenover kinderen men het er nog wel eens over "dat de Here Jezus in je hart woont". Volwassen gelovigen voelen zich daar eerder wat ongemakkelijk bij; het klinkt hun wat te soft, te zoet. Maar we kunnen niet ontkennen dat het verrassend dicht komt bij wat Paulus in Efeziërs 3:17 zegt. Hij bidt erom "dat Christus door het geloof in uw harten woning make." De manier waarop hij zich uitdrukt duidt aan, dat hij denkt aan een langdurig verblijf. Het gaat erom dat Christus zich ´installeert´ in ons hart. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Dit: dat Christus de ´sfeer´ van ons innerlijk bepaalt, er zijn eigen ´orde´ en harmonie in aanbrengt, zó dat Hij zich in ons hart ´thuis´ kan voelen. Het woord ´innerlijk´ gebruik ik niet toevallig; het loopt weg uit die eerdere zin: in Efeziërs 3:16 bidt Paulus erom dat wij "met kracht gesterkt worden door zijn Geest in de inwendige mens". De ´inwendige mens´: ja, dat is dus ons innerlijk: ons gedachteleven, ons gevoelsleven, onze diepste intenties. Paulus bidt erom dat Christus zich dáárin zal installeren, zodat Hij zich erin thuis zal voelen.

2.

Is dat dan niet van nature het geval? Nee, bepaald niet. Het hart, het innerlijk van ons mensen is vaak van alles vervuld, behalve van Christus en van God. Je merkt het gauw genoeg aan mensen, ook aan christenen, of in hun innerlijk, hun hart de orde, de harmonie van Christus heerst. Helaas moet je ook van jezelf als christen vaak vaststellen dat je niet van Christus vervuld bent. Nietwaar: je kunt jezelf als christen zo tegenvallen. Er zijn van die dagen dat je niet vertrouwt op God, maar piekert en de boel zelf regelt. Jezus - Hij zegt je niet zoveel. Je hart is van precies dezelfde dingen vol als dat van mensen die niet in God geloven. Ook vol van zonden: wat kun je als christen soms ontevreden zijn, knorrig, jaloers, kortaangebonden, egoïstisch, egocentrisch. Niet bepaald een aantrekkelijke woning voor onze Heer. Voor je gevoel leef je dan ook niet dicht bij God, maar ver bij Hem vandaan.

3.

Als dat zo is, wat doe je daar dan mee? Maak je je daarvan bewust? Hindert het je? Leg je je erbij neer? Vind je het gewoon? Het frappante is dat Paulus voor de Efeziërs erom bidt dat in hún ´inwendige mens´ de Geest aan het werk gaat, opdat hún hart een fijne woning voor Christus wordt. Hij bidt erom. Kennelijk is hij van mening dat het zonder bidden niet gaat. Maar kennelijk heeft hij van dat gebed óók verwachtingen. Zie vs. 20: hij gaat ervan uit dat God bij machte is ´oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen´. Hoe serieus nemen wíj dit gebed? Augustinus heeft gezegd: "Bidden is verlangen." Is het ons verlangen, dat Christus in ons hart woont? En spreken wij dat verlangen uit ten overstaan van God? Het lijkt erop dat het aan deze aandacht voor ons innerlijk, ons hart, te veel ontbreekt. Aan het lichaam wordt in onze cultuur overweldigend veel aandacht geschonken. Aan de psyche ook: de wachtlijsten voor psychiaters en psychologen zijn nauwelijks korter dan die voor de chirurgen. Maar of ons innerlijk, ons hart een fijne woning voor Christus is - zijn wij daar ook mee bezig? Maken we daar een probleem van als dat nauwelijks het geval is? Verlangen we naar verandering op dát gebied? Is dat een diepe zorg die we aan God voorleggen?

4.

Het heeft in elk geval absoluut zin om dat te doen, want daarvoor is het nu Pinksteren geworden; daarvoor is de Geest op ons uitgestort. Hij wil met kracht aan het werk gaan in de inwendige mens. Dat is wat je van God mag verlangen en verwachten. Let op de uitdrukking ´met kracht gesterkt worden´ in de inwendige mens. Daar gaat het om, om sterkte, om kracht. Logisch, want er moet werk verzet worden. Het gaat niet vanzelf dat Christus ons hart tot een woning voor zichzelf maakt. De krachten van de zonde, die ons hart beheersen, zijn sterk. Denk maar aan wat in de preek over het tiende gebod gezegd is over de macht van de begeerte! Ons ontbreekt de kracht om ons innerlijk om te vormen tot een woning voor Christus. Maar de Geest ontplooit die kracht wél! Geloven in de Heilige Geest is heel concreet: van Hem de verwachting hebben dat Hij aan het werk wil in ons innerlijk. Vandaar dat wij het, als het hierover gaat dat ons hart een woning is voor Christus, over ´ons geestelijk leven´ hebben. De term lijkt verouderd te zijn. Jammer, want het is zo´n kernachtige uitdrukking. Ze verwijst naar het leven door de Geest, Geest met een hoofdletter g, en daar is het Nieuwe Testament vol van: dat je als christen vervuld bent van de Geest en door Hem wordt geleid. Paulus bidt erom dat Hij zijn kracht in ons innerlijk ontplooit. Is het ook ons gebed, ons verlangen?

5.

Nog één vraag: wat kunnen we zelf doen? Paulus legt er de nadruk op dat God werkt. Niet wíj vormen ons innerlijk om maar de Geest. Niet wíj maken ons hart tot een woning voor Christus - dat doet Hijzelf. Maar Paulus zegt er wel bij: Christus maakt woning in ons hart door het geloof. Dat wil zeggen: van ons wordt ontvankelijkheid verwacht. Openheid. Niets meer, maar ook niets minder. Eigenlijk is het al heel veel, als we open staan voor Christus. Dat heeft toch ook te maken met ontevredenheid over hoe het is, en met een besef dat het anders kan, en met verlangen, en met bereidheid om Christus zijn werk te laten doen in ons leven. En zo kun je tot je verrassing ontdekken, dat de Geest al begonnen is daar, waar een mens zijn armoede opmerkt en wil leren de deur open te zetten en ernaar verlangt dat de Here Jezus zich in zijn leven tot in eeuwigheid zal installeren.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.