Preek over Jesaja 47

2001-05-20 v.m.

Ds. A. van der Dussen

De testcase: barmhartigheid

Liturgie:

1.

In deze oordeelsprofetie over Babel is vooral de reden zo treffend die in vs 6 wordt opgegeven voor Gods besluit om deze wereldmacht te vernederen. Wat gooit de HERE de Babyloniërs voor de voeten? Niet dat zij Jeruzalem hebben verwoest. Niet dat zij de tempel met de grond gelijk hebben gemaakt. Niet dat zij de Israëlieten uit hun land hebben weggesleept. Nee, zijn verwijt is dat zij zijn volk geen barmhartigheid hebben bewezen. Voor al dat andere neemt Hij zelf de verantwoordelijkheid. Hij is het zelf, die tegen zijn volk toornig is geweest en het in de macht van Babel heeft overgegeven. Hij is het Zelf die zijn erfdeel ontwijd heeft, dat wil zeggen: er de hand in heeft gehad dat de tempel verwoest werd en zijn volk onder de voet werd gelopen door een goddeloos regime. Wat Babel heeft gedaan, kon het doen omdat God het ertoe in staat stelde. Dat is dan ook niet datgene waar Hij dat trotse volk hier op aanspreekt. Wat Hem zo tegen de borst stuit is dat Babel geen huiver gekend heeft toen het zijn oordeel aan Israël voltrok, maar met wellust het volk vertrapte. Dat nu kan God dit volk niet vergeven. Het mocht dan honderd keer een volk zijn dat gestraft moest worden - het bleef zijn volk. Het was gepast geweest als de Babyloniërs in zekere zin dat geplaagde volkje Juda de hand boven het hoofd hadden gehouden. Maar nee - zij deden er nog een schepje bovenop, op het oordeel van God. Wreed en meedogenloos hebben ze deze geteisterde mensen naar hun land gesleept. Zelfs de oude mensen werden niet ontzien. Dát is de reden voor de HERE om Babel van de aardbodem weg te vegen. Dát recht hadden ze niet. Dat Hij boos op zijn volk was gaf hun nog geen reden om zo meedogenloos op te treden!!

2.

De logica in deze overweging ontbreekt naar ons gevoel. Logisch was het geweest als God, die de macht had, ervoor gezorgd had dat het oordeel niet uit de hand liep. Logisch was het ook geweest als God de verantwoordelijkheid aanvaard had nu de Babyloniërs zo tekeer waren gegaan - "OK, Ik heb jullie aan een te ruw volk prijsgegeven. Mijn fout." Maar in die menselijke logica laat Gods relatie tot zijn volk zich niet vangen. Het is als met de overlevering van de Here Jezus aan de mensen die Hem zouden kruisigen. Mattheüs 26:24: "De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt." Aan de ene kant: Gods oordeel. Aan de andere kant: de volle verantwoordelijkheid van mensen. Voor ons zijn die twee onontwarbaar, maar God houdt ze uiteen. Aan de ene kant is Hij zo getergd over zijn volk dat Hij het prijsgeeft aan dat vreselijke Babel. Aan de andere kant is Hij zo gehecht aan zijn volk dat Hij het niet verdraagt dat Babel zich zo wreed uitleeft in dit oordeel. Wat zegt dit toch veel over de liefde van God tot ons. Hij heeft veel op ons aan te merken. Hij laat soms zeer grote afstand tot ons ontstaan. Maar als het erop aan komt is Hij aan ons gehecht, en neemt Hij het de boze machten in deze wereld zeer kwalijk dat ze ons zo toetakelen. Dat is: Gods oogappel zijn. Ook als God ons hard aanpakt aanvaardt Hij niet als het leven voor ons al te onbarmhartig wordt. Dan heeft Hij met de machten van deze wereld een appeltje te schillen. Houdt dat vast, broeders en zusters, als u het leven als onherbergzaam ervaart en niet snapt waarom God het zover kan laten komen. Te snappen is het vaak ook werkelijk niet. Maar geloof dit: dat de HERE niet samenvalt met alles wat u overkomt. Ook Hij kan kritiek hebben, zware kritiek, op de slagen die u worden toegebracht. Bij de grote eindafrekening zal dat blijken. Blijf daarom roepen. Uw levensloop legt niet bloot wat God met u wil. Gods hart ontsluit zich in woorden als deze. Wat een mededogen! Wat een onvoorwaardelijke liefde!

3.

Maar nu Babel. Het kende geen barmhartigheid. Het was niet vervuld van huiver voor de God die deze dingen liet gebeuren. Dat blijkt samen te hangen met Babels trots. Dit wereldrijk wordt getekend als een zeer hoogmoedige macht. "Ik ben het en niemand anders!" (vs 8,10) Dat zijn woorden die alleen de HERE toekomen, vgl. 45:5,21. Babel kent geen machthebber boven zich. Babel is zelf de Allerhoogste. Dat uit zich ook in Babels soevereine beheersing van het leven. Het denkt zijn zaken perfect voor elkaar te hebben, vs 11. Met de toenmalige wetenschap en techniek wist het zich heer en meester van zijn leven. Hoogmoed, vs 8; dat was Babels uitstraling. Het is een onthullende samenhang: die tussen Babels hoogmoed en zijn onbarmhartigheid. Dat gebeurt er dus als een macht niets meer boven zich weet, zichzelf niet gebonden weet aan hogere plannen en aanwijzingen. Dan kan men zich uitleven aan de machteloze. Dan is het gedaan met de huiver, het kloppend hart (preek over het zesde gebod).

4.

Dat ene detail, dat van de meedogenloze behandeling van oude mensen, is wel sprekend. Dat kan dus, dat een hightech samenleving wordt afgerekend op een onbarmhartig ouderenbeleid! We raken hier aan een kern van het evangelie: hoe zit het in de menselijke samenleving met de barmhartigheid? God test de wereld op deze manier: hoe gaan jullie om met mijn volk Israël, dat geplaagde volkje? Hoe gaan jullie om met mijn Zoon, de gekruisigde, en het armzalige volk dat Hij om zich heen verzamelt? Daarop worden we afgerekend straks: op de beker water voor de dorstige, op het bezoek aan de gevangenen, op brood voor de hongerige. "M¡j heb je toen gevoed en te drinken gegeven en in de gevangenis bezocht!" Als dat ontbreekt, is er geen redden meer aan. Onze wetenschap en techniek en hoge beschaving zullen ons niet redden, als wij niet barmhartig geweest zijn voor de gezanten die God heeft gezonden. Wonderlijk toch, dat dat beslist over onze ontmoeting met God: dat Hij ons confronteert met de behoeftigen rondom Jezus en ons test op onze barmhartigheid voor hen.

5.

Het kan vreemd lopen. Het wereldrijk van Babel is krakend ineengestort. Het nietige, geplaagde volkje Israël heeft zijn ballingschap overleefd en heeft in Jezus daarna nog zijn grootste Zoon voortgebracht. Laat het ons tot een teken zijn. Aardse macht is relatief. Heel de westerse cultuur met al haar macht en pracht en praal is bedrieglijk. Voor God tellen andere dingen. De toekomst is aan zijn oogappel, de Gekruisigde. Nu nog is Hij veracht, langzamerhand beschouwd als een verwaarloosbare factor. Maar vergis je niet. Gods oogappel heeft de toekomst. Laten wij beseffen dat Gods nederige volk rondom zijn nederige Messias bij het eindoordeel met heerlijkheid gekroond zal worden.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.