Preek over Hebreeën 6:10

2000-01-16 v.m.

Ds. A. van der Dussen

God verheugt zich over goede werken

Liturgie:

1.

Vanmorgen gaat het erover, dat het bij God niet onopgemerkt blijft als je goede dingen doet. Hij is daar gevoelig voor. Het telt bij Hem. Het werpt gewicht in de schaal. Daar wil ik in deze preek nadrukkelijk uw aandacht voor vragen. Als reformatorische christenen hebben wij geleerd dat alles draait om Gods genade, en niet om onze verdienste. Dat ga ik ook niet relativeren. Het blijft overeind staan: wij worden niet door God aangenomen vanwege onze prestaties. Maar als we van de weeromstuit zouden denken dat het er vervolgens niet toe doet hoe wij leven - dan hebben we het toch niet goed begrepen. We zijn God echt lief als we de dingen doen die Hij wil. Dan gaat zijn hart als het ware sneller kloppen.

2.

Dat komt sterk naar voren in de twee geschiedenissen die wij in het boek Handelingen lezen: die van Tabitha en die van Cornelius. Twee heel verschillende geschiedenissen, met twee heel verschillende hoofdpersonen. Tabitha was een vrouw. Van haar wordt gezegd dat ze christen was, 'discipelin', 9:36. Haar naam wijst er mogelijk op dat ze mooie, heldere ogen had. Meer weten we van haar niet. Cornelius, een Romeinse militair, was geen christen op het moment dat hij in de bijbel opduikt, maar sympathisant van het Joodse geloof. De aanduiding dat hij een 'godvruchtig' man was wil meer zeggen dan dat hij in God geloofde: hij behoorde tot de 'Godvrezenden', de groep van niet-joden die zich inhoudelijk bij het Jodendom aansloten. Alleen: de beslissende stap, zich laten besnijden, die maakten zij niet en die heeft Cornelius ook niet gemaakt. Hij bleef een buitenstaander t.o.v. het Joodse volk. Vandaar, dat het als een wonder geldt dat Petrus bereid was bij hem thuis te komen, 10:29. Twee heel verschillende mensen in verschillende posities, de vrouw Tabitha en de man Cornelius. Maar wat zij gemeenschappelijk hebben, is dat zij beide niet zuinig waren met aalmoezen. Een aalmoes: wat is dat? In het leger heb je aalmoezeniers, maar die wetenschap helpt niet verder. Het woord 'aalmoes' betekent letterlijk 'barmhartigheid'. Het is niet een stuiver die je in handen drukt van een bedelaar, maar reële hulp aan mensen, hulp die wat voorstelt. Denk aan schenkingen, maar ook aan daadwerkelijke inzet. Tabitha blijkt een soort sociaal werk te doen door voor weduwen kleding te maken. Een kleinschalig project, maar wat zinvol! En dat verbindt haar met Cornelius: die is eveneens actief bezig met barmhartigheidswerk, naast het feit dat hij een intensief gebedsleven heeft - het uur dat hij een visioen kreeg was een van zijn vaste gebedsuren, 10:30. En wat krijgt hij nu voor boodschap? "Cornelius, uw gebeden en uw aalmoezen zijn voor God in gedachtenis gekomen." (10:4) Met andere woorden: het is de Here niet ontgaan, dat die man zo trouw was. Het blijkt een reden voor God te zijn om Petrus op hem af te sturen. Daarmee springt een tweede overeenkomst tussen beide geschiedenissen in het oog: Petrus was ook al ontboden bij de zo plotseling gestorven Tabitha. En ook daar wordt nadrukkelijk onder de aandacht gebracht dat ze zich zo had toegelegd op zorg voor behoeftigen, 9:39. Twee maal moet Petrus erop uit, beide keren naar mensen die opvielen door hun daadwerkelijk gelovig zijn, en verder door niks. Met andere woorden: deze geschiedenissen willen duidelijk maken dat dat écht belangrijk voor God is, dat het Hem niet ontgaat, dat mensen Hem lief zijn vanwege die instelling.

3.

Dat is een belangrijke constatering. Niet, om ons de kant op te duwen dat het een kwestie van 'verdienen' is in het leven met God, en dat alleen de mensen die het ernaar gemaakt hebben in aanmerking komen voor Gods liefde. Je hoeft alleen maar even eerder in Handelingen 9 te lezen om te zien dat dat niet waar is: ook voor een afschuwelijke geweldenaar als Saulus is plaats in het Koninkrijk van God. En om nog een voorbeeld te noemen: de afperser Zacheüs was Jezus niet te min. Hij was bereid met Zacheüs te dineren - de mensen spraken er schande van. Nee, God stelt zijn hart en zijn Koninkrijk gelukkig niet alleen open voor mensen die goede dingen doen. Maar draai het niet om, door eruit af te leiden dat het er niet toe doet, dat 'goede dingen doen'. Het is juist naar Gods hart, zoals Tabitha leeft en zoals Cornelius leeft. Het ontgaat Hem niet. Het wordt daarboven dankbaar vastgesteld. God is blij met zulke mensen. En in het geval van zowel Tabitha als Cornelius is het zelfs een reden voor Hem om Petrus heilbrengend op hen af te sturen. Tabitha wordt uit de dood opgewekt, en Cornelius wordt als niet-besnedene welkom geheten in Gods Koninkrijk nadat hij de Geest ontvangen heeft. En zo staat het nadrukkelijk ook in Hebreeën 6:10: denk niet dat God het over het hoofd ziet als u als christelijke gemeente Hem eert door uw naaste te gedenken. God is niet onrechtvaardig, dat Hij het vergeten zou. Net als bij Cornelius geldt dat Hij erop let en eraan denkt! Mooi is in deze tekst het verband tussen liefde voor God en liefde voor de naaste. De christenen aan wie de brief geschreven is, hebben liefde voor Gods naam getoond door hun naasten te dienen.

4.

Wat wil dat ons nu zeggen? In de eerste plaats dat we het belang van praktisch christen zijn niet moeten onderschatten. Hoe gauw is de rechte leer in de kerk niet belangrijker dan barmhartigheid. Dat vertaalt zich zelfs in de waardering van de ambtsdragers: een ouderling staat al gauw voor het gevoel van de mensen een treetje hoger dan een diaken. Mis! Praktisch gelovig zijn: daar heeft God in elk geval heel veel oog voor. Onderschat ze niet: de trouwe christenen die onopvallend hun weg gaan maar er wel zijn voor hun naaste. Het blijft vaak onopgemerkt. Maar bij God niet! Is dit een uitnodiging om met je 'aalmoezen' te koop te lopen, zoals de Farizeeën deden (Matth.6: 1)? Nee natuurlijk. Want het echte barmhartigheidswerk doe je niet voor de mensen. Dat doe je, gewoon, omdat je begrepen hebt dat het belangrijk is, dat God het wil. Zowel Tabitha als Cornelius wordt getekend als in zekere zin pretentieloos. Een onopvallende vrouw; een man die er niet echt bij hoorde. Maar God zegt: "Petrus, dáár moet jij op af met het heil van de Here Jezus!" Word er maar warm van, broeders en zusters, als u vanuit een gevoel van vanzelfsprekendheid uw christenplicht doet, met schenkingen en actieve zorg. De Here is er blij mee.

5.

En als het zo is dat God er blij mee is, dan is het dus ook een serieuze oproep: wees vooral een diaconale gemeente. God dienen - dat kan echt niet als je geen oog hebt voor je behoeftige naaste. In een samenleving die zo hard is als de onze wordt dat al gauw afgedaan als 'soft'. Jongeren wordt voorgehouden dat het 'in' is om veel te verdienen. Deze week hoorde ik voor Omroep Brabant, dat een onderzoek heeft uitgewezen dat de Nederlandse jongeren meer hebben te besteden dan de hele bevolking van het Afrikaanse land Mozambique - 18 miljoen mensen - bij elkaar. Jullie zijn rijk! Maar gebruik je dat ook om wat aan Redt een Kind te geven, bijvoorbeeld? Het klinkt soft. De banken zullen je daarin niet stimuleren. Ze nodigen je eerder uit om te beleggen. Misschien niet altijd een verkeerd idee. Maar als het daar oma gaat draaien in het leven... Weet goed: God kijkt anders naar mensen. Als Hij naar deze samenleving kijkt, wordt Hij warm als Hij mensen ziet die zich toeleggen op daadwerkelijke steun voor medemensen. Dat is de ware discipelin. Dat is de man bij wie Petrus naar binnen mag, al is hij honderd keer geen Jood. Dit zijn de dingen die voor God tellen. Hij vergeet het niet.

Amen

N.B. Indien U een preek anders dan voor uzelf wilt gebruiken, stelt ds. van der Dussen een e-mailbericht aan hem op prijs. Wil hem ook vermelden als bron van de preek.